maandag 31 oktober 2022

We zwammen nog even door

De laatste weken van oktober bleef het warm en vochtig, er is menig temperatuurrecord verbroken. De zwammen genoten van deze condities en toonden hun vruchtlichamen (die wij herkennen als de paddenstoelen) in alle soorten en maten. Tijdens een fietstocht in de Doornse bossen zagen we een flink aantal soorten. En dan is het altijd weer de vraag welke van de 5250 soorten die in Nederland voorkomen je voor de lens hebt. Het determineren van paddenstoelen vind ik, ondanks de vijf boeken die ik over dat onderwerp heb, erg lastig. Gelukkig levert de techniek tegenwoordig een oplossing met de app ObsIdentify. ObsIdentify is een gratis fotoherkenningsapp die wilde planten, dieren en paddenstoelen uit Nederland en België op naam kan brengen. Door middel van een database met gevalideerde referentiebeelden herkent de app meer dan 13.000 soorten. Met elke nieuwe herkenning wordt deze database verder uitgebreid en verbeterd. Hoe je deze gratis app kunt installeren lees je via deze link. Wij hebben een paar paddenstoelen die we tijdens onze fietstocht tegenkwamen met behulp van deze app geïdentificeerd. 

Onder een haagbeuk zagen we een heksenkring met deze paddenstoelen:


Op basis van deze foto geeft ObsIdentify aan dat het hoogst waarschijnlijk een panteramaniet is, maar er is enige twijfel of het misschien de grauwe amaniet is. 


Bij deze foto is de app echter 100% zeker van determinatie als panteramaniet:



Omdat de paddenstoelen allemaal rond dezelfde boom stonden, kunnen we er dus van uit gaan dat dit een panteramaniet is. De panteramaniet behoort tot de vijf giftigste paddenstoelen van Nederland, samen met de groene knolamaniet, de kleverige knolamaniet, de vliegenzwam en de carbol champignon. De panteramaniet is giftiger dan de vliegenzwam en inname ervan kan leiden tot het zogeheten pantherina-syndroom. Dat gaat gepaard met de volgende vergiftigingsverschijnselen: eerst is er een periode met euforie, woede, agitatie, verwardheid, delier en hallucinaties, dan volgt de fase van diepe slaap die resulteert in een comateuze toestand die maximaal een etmaal duurt. Maar soms is de afloop dodelijk. Er is geen antigif beschikbaar. Dit is dus typisch zo'n paddenstoel die je wel kunt bekijken maar er verder vooral niks mee moet doen. 

De tweede soort die we met de app hebben geïdentificeerd is de nevelzwam. Ik had deze soort al vrij vaak gezien, maar nooit geweten dat hij zo heette. 




De nevelzwam komt veel voor, vooral in dikke bladlagen onder loofbomen op relatief stikstofrijke bodem. Ik zakte inderdaad tot mijn enkels in de bladlaag toen ik deze soort fotografeerde. De paddenstoel leeft van de afbraak van dit dode plantenmateriaal. De soort groeit vaak in een heksenkring. De eetbaarheid van de nevelzwam is omstreden. In Frankrijk geldt de soort traditioneel als delicatesse. De zwam is eetbaar op voorwaarde dat hij wordt gekookt en het kookvocht niet gebruikt wordt, maar zelfs dit leidt bij veel mensen tot klachten. Bovendien kan deze soort makkelijk verward worden met de giftige satijnzwam. Dus ook hier geldt: kijken en niet eten!

Overigens constateerden we ook tijdens deze fietstocht weer dat de kleuring van de herfstbomen nog maar weinig op gang is gekomen, net zoals ik vorig jaar beschreef in deze blog uit Limburg. "Vol in blad en nog heel weinig herfstkleuren", zei bioloog Arnold van Vliet van de universiteit Wageningen afgelopen week in het NOS Radio 1 Journaal. "Zelfs de beuk, die eigenlijk rond deze tijd helemaal verkleurd zou moeten zijn. Je ziet wel wat kleuren, maar nog heel minimaal."

De reden voor de trage verkleuring van de bomen deze herfst komt door de warmte in september en oktober, zegt Van Vliet. "We zitten in de top-10 van de warmste september- en oktobermaanden. Doordat nachtvorst uitblijft, komt de bladverkleuring heel traag op gang."

Beukenlaan in de omgeving van Doorn op 28 oktober 2022

Tussen de groene beukenbladeren staken de wel verkleurde bladeren van de Amerikaanse eik mooi af.

dinsdag 18 oktober 2022

Tulpenboom op landgoed Duivenvoorde

Kasteel Duivenvoorde 

Afgelopen weekend bezochten we landgoed Duivenvoorde in Voorschoten met zijn mooie kasteeltje uit de 13e eeuw. Naast een rondleiding door het gebouw gingen we ook (en misschien vooral) om te wandelen over het landgoed in de hoop te genieten van fraaie herfstkleuren. Want hier in de polder is het bos dun gezaaid. Veel bomen waren nog groen, maar één sprong er uit: de tulpenboom, die van oorsprong uit Noord-Amerika komt. De rechtopgaande boom weerspiegelde goudgeel in de vrijwel rimpelloze vijver. 


De stam gaat eerst 15 meter de hoogte in voor de eerste zijtakken zich ontwikkelen. De native Amerikaanse volkeren maakten er dan ook graag kano's van. Uit één stam kan een 20-persoonskano worden gehakt. Het gelige hout is zacht en makkelijk te bewerken en krimpt niet na bewerking. Allemaal handige eigenschappen als je ermee aan de slag wilt. Piano's en orgels zijn een andere toepassing van het hout. De tulpenboom hoort bij de familie van de magnolia's maar vormt een apart geslacht van twee soorten tulpenbomen: één uit Noord-Amerika en een die je in Midden-China kunt vinden. De naam van de tulpenboom lijkt ontleend aan bloemen en het blad, dat met zijn aparte vorm wel wat wegheeft van een tulp
In het oosten van de VS is de boom één van de hoogste van het bos, hij groeit uit tot een hoogte van wel 50 meter. Dat haalt-ie in Nederland niet, hier is 30 meter wel zo'n beetje de grens. De boom kan ook flink oud worden. In Nederland komt de boom niet van nature voor, dus alle exemplaren hier zijn aangeplant, vaak op landgoederen zoals Duivenvoorde of hortussen. Hier kregen ze de ruimte en tijd om te groeien. Zo ontstonden in Nederland oeroude exemplaren van deze bomen. De oudste dateert van 1682 en staat in de hortus van Leiden. In de 19e eeuw zijn er een aantal aangeplant die inmiddels een flinke omvang hebben: bij Paleis 't Loo staat een kanjer uit 1806 met een omtrek van bijna zes meter. In een privétuin in Warnsveld staat een tulpenboom van 670 cm omtrek; die dateert waarschijnlijk uit 1850. Dit is de dikste tulpenboom van ons land. Om dat te bereiken moet de boom op landgoed Duivenvoorde nog even doorgroeien. Maar aandacht trok hij in ieder geval met zijn gouden herfstkleuren in het stralende oktoberlicht. 

Tulpenboom




zaterdag 8 oktober 2022

Er wordt weer flink gezwamd

Herfst in de Amsterdamse Waterleidingduinen

Temperatuur en vocht zijn heel bepalende factoren voor een (goed) paddenstoelenjaar. Vandaag waren we in de Amsterdamse Waterleidingduinen, waar de typische najaarsverschijnselen weer alom aanwezig waren: kleurende blaadjes, burlende herten en veel, heeeeeel veel paddenstoelen. We zagen niet zo veel verschillende soorten, maar wel veel exemplaren van één soort: de grote parasolzwam. Die doet zijn naam eer aan met een hoed van het formaat kinderpannenkoek. Een uitgegroeid exemplaar kan 40 centimeter hoog worden en de doorsnede van de hoed is maximaal 44 centimeter. 

Parasolzwammen groeien graag in duingraslanden met zandige bodem en weinig bemesting. Ook langs bosranden en lanen komen ze voor en ik zag ze ook wel eens in een keurig biljartlaken-gazon. In de open duinen kunnen ze grote heksenkringen vormen omdat het ondergrondse deel van de zwam, het mycelium, hier ongehinderd kan groeien. Er zijn weinig tot geen obstakels in de vorm van boomwortels. Zulke heksenkringen kunnen een doorsnede hebben van tientallen meters. Het mycelium, ook wel zwamvlok genoemd, breidt zich elk jaar uit vanuit een centraal punt en de paddenstoelen groeien aan het uiteinde van dit ondergrondse gevaarte in een cirkel: de zogenaamde heksenkring. Ik las op internet dat zo'n zwamvlok wel tot een halve meter per jaar kan groeien. Hoe groter de heksenkring, hoe ouder de zwamvlok dus is.... Er wordt vermoed dat er heksenkringen zijn van meer dan 100 jaar oud. 



Grote parasolzwammen in het duingrasland

Tijdens onze wandeling van 2,5 uur zagen we honderden van deze paddenstoelen met hun bruine schubben. Kenmerkend is ook de steel die er uit ziet als de bovenkant van tijgerbrood. De steelbekleding groeit niet mee als de steel zich uitstrekt, waardoor die bekleding in losse stukjes achterblijft. Als de hoed zich uitvouwt, scheurt deze los van de steel en laat een ring achter, die je omhoog en omlaag kunt bewegen. 
Met zoveel parasolzwammen zou je wellicht denken dat 2022 het jaar van de parasolzwam is. Dat is niet zo, die eer komt toe aan de vliegenzwam: die rode met witte stippen van kabouter Spillebeen. De meest bekende paddenstoel van ons land. Wij zagen er in de duinen maar één. Zie jij binnenkort vliegenzwammen en wil je mee doen aan de publieksinventarisatie? Klik dan hier voor meer informatie. 

Hier is-ie dan 'for the record':

De enige vliegenzwam die
we vandaag in de AWD zagen...




woensdag 28 september 2022

Natuur in de buurt: de 'making of' mijn nieuwe natuurfilm

 

Een nieuwe natuurfilm is voltooid

Tijdens de coronajaren werd mijn wekelijkse blog gevuld met filmpjes uit het park tegenover mijn huis, omdat onze bewegingsruimte gedurende die twee jaren flink (en soms helemaal) beperkt was. Ik noemde de filmpjes 'citypark' met het oog op mijn internationale YouTubepubliek, dat mijn blogs niet leest maar wel de filmpjes bekijkt. Ik begon met nummeren bij het tweede filmpje en als ik toen had geweten dat het 75 filmpjes zouden worden, had ik geen romeinse cijfers voor de nummering gebruikt. Ik moest namelijk regelmatig opzoeken hoe bepaalde cijfers ook al weer geschreven werden op zijn 'Romeins' :). Nou ja, dat was een goede oefening in tijden dat we vaak niet veel te doen hadden. Sommige YouTubevolgers begonnen al te speculeren over een volgende lange film, maar ik had net mijn film 'De fascinerende wereld van bomen' afgerond (de première was in februari 2020, net voor de pandemie in alle hevigheid losbarstte), en ik moest er niet aan denken nog eens zo'n enorme (computer)klus te klaren. Dus ik hield de boot af en liet hen weten dat ik dat echt niet van plan was. Afijn....

Sinds begin 2020 film ik in 4K

Vlak voor het begin van de pandemie had ik een nieuwe camera gekocht. Ik kon nu in 4K-kwaliteit filmen en ik beschikte over een zoombereik van 1200 mm. Dat was voldoende om niet al te schuwe kleine vogeltjes behoorlijk in beeld te krijgen. Daar kon ik in het park flink mee oefenen. De maanden regen zich aaneen en de filmpjes ook. Tot het uiteindelijke aantal van 75 dus. Toen had ik het gevoel dat ik elk blaadje in het park en de omgeving wel zo'n beetje had gefilmd. Na zo'n focus op een bepaald onderwerp of gebied moet ik altijd even afkicken en komt de camera wat minder vaak uit de tas. Wanneer ik precies het idee kreeg om er (toch weer) een lange film van te maken weet ik niet, maar in de krokusvakantie ben ik aan de die enorme klus begonnen. Alle filmpjes bij elkaar duurden 4 uur en 20 minuten (en daarvoor had dus al een schifting plaatsgevonden van het ruwe materiaal naar de korte filmpjes). Ik moest dus grofweg tweederde van mijn materiaal weggooien om op een film van anderhalf uur uit te komen. Eerst heb ik de korte filmpjes allemaal nog eens bekeken (halve werkdag dus). Ik moest beslissen welke dieren in de verhaallijn zouden komen. Ik koos voor vogels die ik in meerdere seizoenen had gefilmd, zodat je hun leven kunt volgen gedurende het jaar en typische seizoensdieren zoals insecten. Daarnaast keek ik welke landschapsbeelden ik van het park wilde laten zien in de verschillende jaargetijden. Dit proces duurde al vele weken (ter geruststelling: dit was niet full time :)). Vervolgens moesten de geselecteerde beelden tot een goede eenheid worden samengesmeed, met een duidelijke verhaallijn en genoeg afwisseling om de kijker te blijven boeien. De urenteller liep verder op. Toen dit proces af was, heb ik een aantal weken pauze gehouden.

Toen de beeldmontage in grote lijnen af was heb ik een paar weken pauze gehouden

Tot zover is het veel werk, maar wel leuk werk. Nu volgde de fase van het gepriegel zoals ik dat noem. Er is enorm veel tijd nodig voor het selecteren van de muziek en het afstemmen van het ritme van de beelden op de muziek (ik heb geen privécomponist tot mijn beschikking dus ik werk met bestaande muziek). Ook moest ik zorgen dat omgevingsgeluiden en muziek met elkaar in harmonie waren en elkaar niet stoorden of verdrongen. Deze fase is één van de meest tijdrovende en menige avond ging ik met 'vierkante oogjes' naar bed van het staren naar het computerscherm. Buiten zijn om te filmen geeft heel wat meer ontspanning dan deze fase....

Buiten filmen is het leukste deel van elk filmproject

Een nog langere pauze was nodig en in de zomervakantie werd het tijd voor de laatste fase: het schrijven, inspreken en monteren van het commentaar. Ook hier ben ik menig uurtje zoet mee geweest, maar in augustus was het dan zover, de film kon 'gerenderd' worden zoals dat heet, zodat-ie klaar was voor vertoning. 

Ik ben blij dat Parkvilla filmhuis in Alphen aan den Rijn mijn film weer wil vertonen, zodat je deze op bioscoopformaat kunt zien. Dat gaat gebeuren op 20 oktober (13.30 uur), 27 oktober (20.00 uur) en 30 oktober (15.30 uur). Op 27 en 30 oktober ben ik er zelf ook bij om een korte inleiding te geven over de film. De tickets kosten 7 Euro (en met de Parkvillavriendenpas 5 Euro) per persoon. Tickets kun je online kopen via deze link. In het venster 'kies een dag' kun je de datum selecteren.

Een voorproefje van de film kun je zien door hier te klikken (of op de site van Parkvilla). 






dinsdag 20 september 2022

Een cameraloze zomer en verdedigingsmechanismen van planten

Sinds februari 2016 heb ik inmiddels (inclusief deze) 475 blogs geschreven en is mijn site ruim 85.000 keer bekeken. Aan de lange lijst met zoekwoorden probeerde ik elke week een nieuw onderwerp toe te voegen en meestal lukte dat heel aardig. Dit klinkt misschien als: het is genoeg geweest. Maar dat is niet het geval. Ik ga door met het fotograferen, filmen en schrijven over de natuur, maar niet meer elke week en niet op vaste dagen. Ik geef mezelf de ruimte om iets te schrijven als ik er zin en tijd voor heb en laat het 'harnas' van wekelijkse blogs los. 
Deze zomer heb ik de camera tijdens mijn vakantie helemaal niet in stelling gebracht. Dat was eigenlijk om twee redenen; ik kreeg langzaam het gevoel dat ik alles al zo'n beetje heb gefilmd (dat is vast niet waar :)) en ik heb weer een groot filmproject afgerond. Van de 'citypark' filmpjes waarmee ik tijdens de coronajaren verslag van de natuur deed, heb ik een anderhalf uur durende documentaire gemaakt met de titel "Natuur in de buurt". Daarover meer in een volgende blog. Het monteren, inspreken van commentaar en het verzorgen van muziek en geluid bij de film is een zeer tijdrovende klus achter de computer. Als ik een film heb afgerond kan ik even geen opname meer zien....

Van de week begon het weer te kriebelen en heb ik materiaal dat ik in juli geschoten heb in mijn zomertuin verwerkt tot een filmpje. Ik filmde in close up en het viel me op hoeveel haartjes en stekels er aan sommige planten zaten, onder andere aan de courgette en bernagie in de moestuin. Planten hebben drie soorten afweermechanismen om zich te beschermen tegen vraat van dieren: mechanische afweer, chemische afweer en indirecte afweer.

De courgetteplant maakt gebruik van mechanische afweer

Mechanische afweer
Dit is afweer in de vorm van stekels, doornen en brandhaartjes. Zo'n puntig uitsteeksel eet toch wat minder lekker weg in je mond. Soms gebruiken planten hierbij een trucje: passiebloemen bijvoorbeeld maken kleine, ronde, gele bolletjes op hun stengels en bladeren aan. Deze bolletjes lijken sterk op de eitjes van de zebravlinder, die graag eieren afzet op deze plant. Dat leidt, als de rupsen uitkomen, tot heel wat vraatschade. Vlinders inspecteren altijd of er op een plant misschien al eitjes van concurrenten zitten, bij te veel rupsen kunnen hun eigen nakomelingen namelijk met een voedseltekort te maken krijgen. Of de eitjes worden door eerder uitgekomen rupsen opgegeten. Dus als de vlinder denkt dat er al eitjes op de bloem zitten, vliegen ze naar een andere plant. Zo is de passiebloem met zijn gele bolletjes de vlinder te slim af. 

Tabaksplant: nicotine is een vorm van chemische afweer
Foto: By Fpalli - Own work, CC BY-SA 3.0, wikimedia

Chemische afweer
Een andere manier om te voorkomen dat dieren lekker 'dooreten' van een plant is het aanmaken van bitterstoffen of gifstoffen. Een bekend voorbeeld is de productie van nicotine door de gewone tabaksplant. Nicotine is zeer giftig; weinig organismen zijn daar tegen resistent. Voor mensen bijvoorbeeld zijn enkele tientallen milligrammen nicotine al dodelijk. Ook de productie van cafeïne door de koffieplant is een vorm van chemische afweer. Deze stof verlamt bepaalde insecten die de plant aanvreten.
Bij veel vormen van chemische afweer is deze constant in de plant aanwezig. Maar vaak wordt een chemisch afweermechanisme in werking gezet door de aanwezigheid van een herbivoor. Zo gaat de tabaksplant pas nicotine produceren als deze wordt aangevreten.

Indirecte afweer
Wanneer planten worden aangevreten door bepaalde insecten, kunnen ze geurstoffen afgeven die de natuurlijke vijand van deze insecten aantrekken. Er is dan sprake van indirecte afweer. Een voorbeeld is de sperzieboon die wordt belaagd door de bonenspintmijt. Wanneer de plant wordt aangevreten, geeft deze geurstoffen af die een roofmijt aantrekt. Daarnaast blijken bonenplanten in de directe omgeving van aangevreten planten ook deze geurstoffen op te vangen. De naastliggende plant gaat hierop tevens deze geurstoffen produceren om de roofmijt aan te trekken.

Mijn bonenplanten staan er nog goed bij, dus wellicht heeft bovenstaand afweermechanisme daar aan bijgedragen. Sperziebonen zijn niet te zien in het filmpje bij deze blog, maar wel tal van ander moois uit de tuin. Klik hier om het filmpje te bekijken. 




woensdag 7 september 2022

Mijn bomenfilm wordt voor het eerst vertoond in Limburg

Goed nieuws voor mijn Limburgse lezers! Op donderdag 29 september, om 19.30 uur wordt mijn film 'De fascinerende wereld van bomen', vertoond bij IVN Beekdaelen - Schinnen. 

Kijk voor het adres en meer informatie op hun website door hier te klikken. Je kunt daar ook de trailer bekijken via een link.

Reacties van eerdere bezoekers en de pers staan op deze pagina van mijn blog






zaterdag 16 juli 2022

Fijne zomer

Koekoeksbloem

Met dit filmpje (klik hier) uit de tuin neem ik voor een aantal weken afscheid van jullie. Er ligt nog veel materiaal om te verwerken tot filmpjes en blogs, maar eerst ga ik net als jullie genieten van het mooie weer. In het najaar pak ik de draad weer op. Ik wens je een fijne zomer!


 

vrijdag 8 juli 2022

Een avond in de Texelse duinen

Met Pinksteren zijn we een weekend naar Texel geweest, met name om de meeuwen en sternenkolonies te bekijken, waar op dat moment gebroed werd. Daarover in een latere blog meer. We namen op vrijdag de boot aan het eind van de middag en waren dus vroeg genoeg op Texel om nog even op pad te gaan. De keus viel op de duinen, waar we de nachtegaal hoopten te horen. Het bleek later het zonnigste deel van het hele weekend te zijn. Het strijklicht zette de duinen in een oranje gloed. We liepen vanuit De Dennen de Westerslag af naar het strand en hoorden de nachtegaal, grasmus, merels en andere vogels. Na een drankje bij Paal 15 keerden we via dezelfde route terug. Op de grotendeels verlaten parkeerplaats bij het strand wachtte ons een verrassing: over het asfalt sprintten twee bontbekpleviertjes die nog niet zo lang geleden uit het ei waren gekropen. Van het bonte bekje (oranje met een zwarte punt) was nog niet veel te zien, maar je herkent het pluizenbolletje als zodanig omdat een jonkie een incomplete nekband heeft die niet over de borst loopt. Ze renden van hot naar her, ik filmde met mijn maximale 1200 mm om de vogels niet te verstoren en de wind was flink aangewakkerd, dus ik heb heel wat bibberbeelden gemaakt. Wat ik heb kunnen redden zie in het filmpje :). De bontbekplevier is een pionier van open, zandige en slikkige plaatsen waar ze broeden op open terrein. Het nest is een kuiltje in de grond, bekleed met wat steentjes, schelpjes of plantenmateriaal. Stranden en ander open gebied worden echter steeds meer gebruikt voor recreatie, dus er zijn nog maar weinig plekjes waar deze vogels in alle rust kunnen broeden. Het aantal broedgevallen is dan ook drastisch afgenomen in de laatste decennia. In 2020 werden er minder dan 400 broedparen geteld, met een relatief hoge concentratie op de Zeeuwse eilanden. 

Kuiken van een bontbekplevier
In het duinstruweel zagen we een paartje grasmussen op zoek naar eten voor hun kroost. De meidoorn leek veel voedsel te bieden, want elke keer dook een van de ouders op met een bruingrijzig rupsje. Grasmussen zijn ook pioniervogels, ze leven in de allereerste bosstadia, met opslag van struweel, in allerlei landschappen, soms ook in pure ruigte met alleen hoge kruiden. Ondanks zijn naam is de grasmus niet nauw verwant aan de huismus. Je herkent ze aan het opvallende witte keeltje, koperkleur op de vleugels en oranje pootjes.

Grasmus in meidoorn
Grasmussen overwinteren in Afrika (Westelijke Sahel). De mannetjes komen eerder terug dan de vrouwtjes en zingen vanaf april hun krassende lied. Het mannetje bouwt enkele nesten, waaruit het vrouwtje een keuze maakt. Bevalt geen van de nesten haar, dan bouwt ze alsnog haar eigen nest. Vaak wordt er twee keer gebroed, met legsels van 4-5 eieren, waarop zowel man als vrouw broedt gedurende 9-14 dagen. 10-12 dagen later zijn de jongen klaar om het nest uit te vliegen, maar worden ze nog wel 15-20 dagen gevoed door de ouders. Bij het tweede nest moet het vrouwtje alleen voor de jongen zorgen.

Verder zagen we nog een paartje kneuen en zoals gezegd, hoorden we de nachtegaal, maar die vogel laat zich extreem moeilijk zien. Hij kweelt zijn opvallende lied diep weg gekropen in het stuikgewas. Vanuit een uitkijkpunt bij het bos keken we uit over de duinen terwijl de zon onder ging. Je ziet het allemaal in het filmpje van deze week (klik hier). 






vrijdag 1 juli 2022

De idyllische Geleenbeek bij Ten Esschen

De tijd dat de Geleenbeek schuimend van de fosfaten zijn weg zocht door het Limburgse landschap ligt gelukkig ver achter ons. Het grootste deel van de vorige eeuw was dit water het afvalputje van de mijnen en de steden die langs de oever liggen. Het waterschap deed vooral zijn best om het zwaar vervuilde water snel af te voeren en kanaliseerde de Geleenbeek, het werd letterlijk in beton gegoten. Al met al was het een levenloos stroompje met weinig mooie oevers en een waterleven gelijk aan nul. Er wonen al meer dan 2000 jaar mensen langs de Geleenbeek en eeuwenlang gingen mens en natuur prima samen. In de 19e eeuw nog zwierf arts en botanicus August de Wever uit Nuth rond in de gebieden langs de beek en noteerde er bijzondere planten zoals orchideeën, wondklaver en echt bitterkruid. Helaas zag De Wever het landschap gedurende zijn leven (1874-1947) aftakelen. 

de Geleenbeek bij Ten Esschen

Begin deze eeuw kwam de kentering in het denken, en werd de Geleenbeek tussen Heerlen en Sittard flink aangepakt. Deze keer niet om de stroom in te dammen en te kanaliseren maar om het water weer zijn natuurlijke loop te laten nemen. Betonnen beddingen zijn verwijderd, kalkmoerassen werden opnieuw aangelegd en grindwinning in de monding van de Geleenbeek bij Stevensweert is beëindigd. Hoe de natuur er twintig jaar later voorstaat in en om de beek is opgetekend in een lijvig boekwerk van het natuurhistorisch genootschap Limburg: De Geleenbeek, beleef de natuur in verandering (2019). Het boek is overigens uitverkocht en er is nog geen zicht op een herdruk. Goed nieuws is dat de wandelkaartjes met routebeschrijvingen uit het boek, wel te downloaden zijn (klik hier). 

Jonge wilde eenden op het nest

We liepen in de meivakantie de noordelijke Terwormroute. Het beekje kabbelt nu door het bos en op het meer open terrein bloeien in juni honderden bloemen van de gevlekte orchis en de rietorchis, helaas waren we daarvoor net wat te vroeg. Op een nestje zaten jonge eenden op een kluitje te zonnen en te poetsen. In een ander stukje van de beek was een moedereend op pad met haar nog jonge kuikens. Ze waren druk in de weer met van alles om de beek te verkennen. Samen met de vogelzang was het zo een idyllisch plaatje. 

Bekijk het filmpje van deze week door hier te klikken



vrijdag 24 juni 2022

Dassenburchten in Mesch

Mesch is het meest zuidelijke kerkdorp van Nederland, dus zolang je op vaderlandse bodem bent kun je niet dieper zinken :). Dat klinkt een beetje onaardig voor zo'n idyllisch gehucht, met minder dan 400 zielen en een van de oudste kerkgebouwen in Nederland, waarvan delen nog stammen uit de tijd voor de Romeinen. Het was het eerste stukje Nederland dat door de Amerikanen werd bevrijd in de Tweede Wereldoorlog, in 1944 - toen het noorden van ons land nog een hongerwinter voor de boeg had. Wij gingen er naar toe voor de prachtige natuur en met name de dassenburchten, die hier groot en oud zijn. Mocht je in de buurt zijn, dan kun je via deze link de wandeling downloaden die we gemaakt hebben. Het was zeer de moeite waard. Natuurlijk heb ik er een filmverslagje van gemaakt dat je straks kunt bekijken. Maar eerst iets meer over dassenburchten. 

Das
Foto: kallerna - Own work, CC BY-SA 3.0, wikimedia

We beginnen bij de ingang: zoals je op de foto ziet is de das een vrij breed en niet zo'n hoog dier. De ingang van hun ondergrondse burcht is net zo gevormd: breder dan hoog. De gangen (pijpen genaamd) zijn rond de 30 centimeter breed, er is een zeer vertakt gangenstelsel dat naar vele kamers loopt en deze ruimtes met elkaar verbindt. De kamers hebben een doorsnede van ongeveer een halve meter en zijn voorzien van een bedje van gras, bladeren en mos. Hier brengen de dassen in groepjes van 2 of 3 al slapend en rustend de dag door. Het materiaal wordt regelmatig gelucht en ververst, dan zie je hoopjes droog gras voor de burcht liggen. Grappig genoeg schuifelen ze met hun 'beddengoed' tussen de armen geklemd achteruit door de gangen. Die gangen en kamers kunnen overigens wel tot 4 meter onder de grond liggen. 
De aarde die uit de gangen gewerkt wordt bij het uitgraven ligt meestal in een stortberg bij de ingang. Het gaat om enorm veel zand, tot wel 35 kuub. De holopeningen en stortbergen van dassenburchten zijn trechtervormig en zo geplaatst dat ze de burcht optimaal ventileren. Geuren van de vijanden van de das (mens, hond, wolf, beer) worden zo diep in de burcht naar de dassen gevoerd. Ze weten zo al, terwijl ze zelf nog onder de grond zijn, of de kust veilig is.

Burchten kunnen een enorme omvang bereiken. Op de site van Stichting Dassenwerkgroep Brabant las ik dat de grootte van een hoofdburcht in Brabant kan variëren van 1 hol tot meer dan 120. In Uden is een dassenburcht van meer dan 100 holen. Er is berekend dat hiervoor misschien wel 40.000 kilo aan grond moet zijn verplaatst. De oppervlakte van zo'n dassenburcht kan wel een hectare beslaan. Ook in Mesch is er zo'n enorme burcht. Aan beide kanten van het dorp zijn holle wegen met dassenpijpen en die zijn met elkaar verbonden, dus waarschijnlijk leven er onder het hele dorp dassen ;). De grootte van een dassenburcht wordt niet zozeer bepaald door het aantal dassen dat hierin woont, maar door de ouderdom, de graafbaarheid van de bodem en de ligging in het veld. Dassen graven heel graag en zijn dan ook altijd bezig hun burcht te vergroten. Dit biedt een aantal voordelen: er zijn meer openingen waardoor geurtjes naar binnen komen; bij onraad kunnen ze op meerdere plekken ongezien de burcht verlaten; als de hoeveelheid ongedierte (vlooien, teken en mijten) hen teveel wordt, verkassen ze gewoon naar een ander deel van de burcht. Dassenburchten kunnen honderden jaren oud zijn. Zo is er in Duitsland in de plaats Pisede, bij een zandafgraving, een oude dassenburcht zeer nauwkeurig onderzocht. Het bleek dat deze af en aan bewoond was sinds het einde van de IJstijden, zo'n 12.000 jaar geleden. In Rusland is de leeftijd van een nog bestaande burcht, met behulp van moderne dateringstechnieken, geschat op 8.000 jaar.
Of de dassenburchten van Mesch ook zo oud zijn weet ik niet, maar aan de bovenste Berneauerweg bevindt zich sedert mensenheugenis een goed bewoonde dassenburcht met vos en konijnen als onderhuurder. Deze dassen hebben verbindingen met de dassen uit de Voerstreek (over de grens in België). Bekijk het verslag van onze wandeling en de dassenburchten in het filmpje door hier te klikken





vrijdag 17 juni 2022

De bronnen van het Bunderbos

Daslook

Als kind vond ik het 't mooiste bos van Limburg: het Bunderbos. In de meivakantie zijn we er weer eens gaan wandelen en ik kan bevestigen dat het nog steeds (het) mooi(ste) is. De bosanemonen waren al uitgebloeid, maar daslook bloeide en geurde volop (naar knoflook). De witte stervormige bloemetjes vormden hele tapijten tussen de bomen. We kwamen boshyacinten tegen en ook andere voorjaarsbloeiers kleurden de randen langs de paden. We startten onze wandeling bij het kasteelpark van Elsloo en liepen langs de Hemelbeek het bos in richting Geulle. Onderweg zagen we nijlganzen en Canadese ganzen met kuikens en knaagsporen van bevers. Het Bunderbos staat bekend om zijn vele bronnen. Een bron is een plaats waar een geconcentreerde natuurlijke uitvloeiing van grondwater optreedt; ze vormen het overgangsmilieu van grondwater naar oppervlaktewater. Deze bronnen voeden de vele beekjes die door dit hellingbos stromen. 

Door wat voor soort bron zou dit beekje worden gevoed?

Hoe ontstaan bronnen eigenlijk? Als het regent, verdampt een deel van het water en een ander deel wordt door rioolsystemen afgevoerd. De zogenaamde 'nuttige neerslag' is de hoeveelheid die in de bodem zakt. Als de bodem bestaat uit doorlatende grond zoals zand of grind dan zakt het water weg. Er zijn echter plekken met ondoorlatende kleipakketten die het water 'dwingen' om weer aan de oppervlakte te komen. Toen ik informatie opzocht over de Limburgse bronnen, stuitte ik op een artikel van W. Hendrix. Hierin las ik er dat er verschillende soorten bronnen zijn: een dalbodembron ontstaat doordat het dal de grondwaterspiegel 'aansnijdt'. Dagzoombronnen ontstaan waar ondoorlatende (klei)lagen aan de oppervlakte komen langs hellingen (een dagzoom is de plek waar een gesteentelaag of andere geologische structuur aan het oppervlak ligt). Bij breukvlakbronnen komt het water aan de oppervlakte door een geologische breuk in het aardoppervlak. Soms komt het water op een ondoorlatende laag en kan het nergens heen, dan stuwt het zover op, dat het over die laag heen kan komen. Zo'n bron heet - je raadt het al - een stuwbron. Dan zijn er nog bronnen met een zeer moeilijke naam: artesische bronnen. Een artesische bron is een bron waaruit het water 'spontaan' naar boven komt door de hydrostatische druk op het water dat zich in een ondergronds bekken bevindt (de naam komt van de streek Artesië in Frankrijk waar dit soort bronnen veel voorkomen). Kortom; bronnen zijn er in veel soorten. Al wandelend maakten wij ons niet druk over stuwbronnen of artesische bronnen, maar we genoten van het kabbelende geluid van de beken, het frisse lentegroen de prachtige vogelzang.

Geniet mee in het filmpje van deze week door hier te klikken.



vrijdag 10 juni 2022

Zwarte sterns en ander moois in de Zouweboezem

De Lek bij Ameide

Het stond al heel lang op ons verlanglijstje: een bezoek aan de Zouweboezem bij Ameide in het broedseizoen. Daar broedt een vogel die we erg graag eens goed van dichtbij wilden bekijken: de zwarte stern. Trouwe lezers van mijn blog weten dat we in 2020 ook al eens op zoek zijn gegaan naar de zwarte stern, toen was dat in de Krimpenerwaard. Dat was eind juli en de vogels waren al weer bijna allemaal gevlogen. In mijn blog (klik hier) vertelde ik toen over de bijzondere plant waarop de zwarte stern van nature broedt: krabbenscheer. Deze keer waren we er wel op tijd bij en vertrokken op een zondag in alle vroegte naar Lexmond (onder Utrecht). We reden langs de Lek, met zijn prachtige uiterwaarden waar vogels zongen, vlinders fladderden en bloemen volop in bloei stonden. Zo arriveerden we bij de Zouweboezem; dit 118 hectare grote gebied diende ooit als opslag van overtollig polderwater. Op de rietpercelen groeide riet, dat gebruikt werd voor de daken van boerderijen. Nu zijn de uitgestrekte moerassen en rietvelden het domein van moerasvogels als zwarte stern, waterral, snor en bruine kiekendief. Al snel hoorden we het enigszins schrille krijsen dat zo typerend is voor sterns. De zwarte sterns broeden hier niet op krabbenscheer maar op kunstmatige nesten die door mensen zijn verzorgd: vlotjes met een hekje er om heen. De vogels maken er graag gebruik van. We waren er op 22 mei en we zagen zo'n beetje alle rituelen van de broedtijd; vogels die nestplek zochten, verleidingsrituelen: het showen met de witte stuit, het aanbieden van voedsel - zoals de oeverlibellen die deze dag uitgevlogen waren - een paring, en ook een nest waar het eerste ei al was gelegd. Zwarte sterns sluiten een seizoenshuwelijk en keren meestal terug naar de plek waar ze eerder gebroed hebben. Ze vliegen laag over de kunstnesten en een mannetje strijkt neer op een nestvlotje dat hem bevalt. Hij houdt zijn vleugels een paar seconden omhoog gestrekt zodat de witte onderkant goed te zien is. Zijn lokroep trekt het vrouwtje aan en zij is degene die de nestplek goedkeurt - of niet. Een plekje midden in de kolonie is aantrekkelijker dan één aan de rand. Na alle verlovingsrituelen vindt de paring plaats en het eerste ei verschijnt in het nest. Dan begint het broeden, maar nog niet continue, dat gebeurt pas als het broedsel compleet is (2-3 eieren). Tot het legsel compleet is, blijft het mannetje huwelijkscadeautjes aandragen in de vorm van visjes en insecten. 

Huwelijksrituelen op het nest: aanbieden van een libel

Nadat we de sterns een tijdje geobserveerd hadden, zijn we het gebied verder gaan verkennen. Overal klonk vogelzang; een rietzanger en blauwborst konden we goed bekijken. De weilanden zagen goudgeel van de boterbloemen en er stonden ook orchideeën tussen de begroeiing. Al met al een prachtige dag, die je mee kunt beleven in het filmpje door hier te klikken



vrijdag 3 juni 2022

Het Geuldal en de eikelmuis

In de meivakantie waren we weer eens in Limburg om te wandelen en te genieten van het mooie heuvelland. Het was nog fris maar meestal zonnig en er was niet veel wind: ideaal wandelweer. Bij aankomst is het traditie om te gaan lunchen bij Buitenlust in Camerig, waar we onder het genot van een rijk voorziene streekplank prachtig uitkijken over het Geuldal. Aansluitend liepen we via de Bellet hoogstamboomgaard (waar ik al eens een blog aan wijdde) naar de Geul. Zuid-Limburg herbergt een aantal zoogdieren die in de rest van Nederland niet voorkomen, zoals de hazelmuis en de eikelmuis, die hier aan de noordkant van hun verspreidingsgebied zitten, zoals je op onderstaand kaartje over de eikelmuis kunt zien.

Verspreidingsgebied van de eikelmuis (rode kleur: Eliomys quercinus)
By Carlosblh - Commons, CC BY-SA 3.0, wikimedia

De eikelmuis (fruitdiefje in de volksmond) komt uitsluitend in Zuid-Limburg voor in de omgeving van Maastricht. De eikelmuis is zeldzaam en met uitsterven bedreigd. Er leven nog slechts enkele tientallen dieren op de oostelijke Maasdalhelling in de hellingbossen bij Gronsveld en daarbuiten mogelijk verspreid nog enkele dieren in de omgeving van Maastricht en Valkenburg. De eikelmuis staat op de Nederlandse Rode Lijst als ernstig bedreigd. Het werd dus tijd voor een beschermingsplan. In 2018 is er een vijfjarenplan gemaakt (Feys S. & Nijs G. 2018) met als doel de kleine bestaande populatie te beschermen en het areaal geschikt leefgebied te vergroten onder andere richting het Geuldal. 

Eikelmuis
By Jctramasure - Own work, CC BY-SA 3.0, wikimedia

Eikelmuisjes zijn tussen 10–17 cm lang (mannetjes zijn meestal iets groter dan vrouwtjes) en hun staart voegt daar nog eens 15 cm aan toe. Die staart is dichtbehaard en eindigt in een zwart-witte pluim. Als een roofdier het muisje bij de staart pakt, stroopt deze af (net als bij hagedissen). De kale staart verdroogt en wordt afgebeten. Vanaf dat moment gaat de eikelmuis staartloos door het leven want de staart groeit niet meer aan. Hoewel eikelmuizen bekend staan als ‘fruitdiefjes’, vormt dierlijk voedsel het grootste deel van het menu van de soort. Huisjesslakken, wormen, spinnen, insecten en allerlei andere ongewervelden zijn dagelijkse kost, en ook jonge vogels, eieren, amfibieën en reptielen worden vermalen met hun kiesjes. 

De rugvacht is grijs- tot kaneelbruin, vaak enigszins rossig en de buik vuilwit. Het meest opvallende kenmerk is echter het zwarte oogmasker. Het muisje leeft vooral 's nachts, met grote ogen en oren staan deze zintuigen op scherp om in het donker te overleven. Samen met de hazelmuis behoort de eikelmuis tot de familie van de slaapmuizen. Die houden enkele maanden per jaar een winterslaap. In het najaar vetten ze op en in de winter teren ze in op die reserves. Een eikelmuis kan daarom variëren in gewicht van 45-140 gram. 

In Nederland wordt het voornaamste leefgebied gevormd door kleinschalig cultuurlandschap (hoogstamboomgaarden, hagen, graften en holle wegen) die verbonden zijn in een aaneengesloten netwerk met (structuurrijke) hellingbossen op kalkrijke bodem. In Nederland is het Savelsbos de enige locatie waar zowel historisch als tegenwoordig nog met zekerheid eikelmuizen voorkomen. Oude schuurtjes in combinatie met wilde overhoekjes, struweelbosjes en fruitbomen vormen ideale schuil- en foerageergelegenheid voor de eikelmuis.

De eikelmuizen zijn gebaat bij structuurrijk en gevarieerd bos en bosranden, met veel vruchtdragende bomen en struiken. Daarnaast wordt in het plan gepleit voor aanleg en goed beheren van hoogstamboomgaarden: "In het verleden was een groot deel van het Savelsbos omringd door hoogstamboomgaarden, waar de eikelmuizen terecht konden voor een aantal belangrijke aspecten in hun levenscyclus. In deze boomgaarden vinden ze niet alleen voedsel (fruit) in het najaar, maar ook schuil- en rustplaatsen in de vaak oudere bomen met holtes, en dit gedurende het hele jaar. Een groot deel van deze boomgaarden verdween echter en maakte plaats voor akkerland, waardoor het leefgebied van de eikelmuizen vermoedelijk sterk inkromp. Om deze trend te keren kan de aanleg en het eikelmuisvriendelijk beheer van hoogstamboomgaarden in of aansluitend aan het leefgebied van eikelmuizen een positief effect hebben op de soort."

Door het omringende landschap opnieuw ‘aan te kleden’ met hagen, heggen, vruchtdragende bomen en struiken, ontstaat ook buiten het bos aanvullend leefgebied voor de soort en worden op termijn geschikte foerageergebieden met elkaar verbonden. Zo kan de eikelmuis zich in de toekomst hopelijk verspreiden door het Geuldal en wellicht op termijn in de Bellet boomgaard een stekje vinden.

Nog zonder eikelmuizen maar met de laatste appelbloesem in bloei zie je de boomgaard en de rest van onze wandeling naar de Geul en weer omhoog naar Camerig in het filmpje van deze week (klik hier).


 


vrijdag 27 mei 2022

Vogeltje wat zing je vroeg

Fluitenkruid en vogelzang in het filmpje van deze week

We kunnen nog een paar weken genieten van die heerlijke vogelzang. Na de langste dag verstomt dit lentegeluid omdat vogels dan bezig zijn hun jongen groot te brengen. Dat doen ze liever in stilte om kuikenrovers niet op ideeën te brengen. Dank zij het windstille weer in de eerste drie weken van mei, heb ik veel kunnen filmen met het originele geluid erbij omdat er geen wind op de microfoon stond. Dus deze week een filmpje waarin fluitenkruid en zingende vogels centraal staan. Omdat er al veel blad aan de boom zit, zijn de vogels niet in beeld maar wel goed te horen. De melodieuze merel, de wat fellere en snellere zwartkop en de winterkoning met zijn typerende triller maken hun opwachting in de film. Ik was vroeg op, waardoor de menselijke geluiden ook minimaal zijn. Elke vogelsoort heeft trouwens zijn eigen starttijd voor de zang, gemeten voor of na zonsopgang. Mijn tante stuurde mij een artikel uit een Duits tijdschrift met informatie hierover. De gekraagde roodstaart is er als vroegste bij. Van april tot juli kun je hem horen vanaf 80 minuten voor zonsopgang. Daar moet je dus wel elke keer vroeger voor op :). De zwarte roodstaart volgt tien minuten later; vanaf 70 minuten voor zonsopgang kun je deze vogel horen. De roodstaarten hebben trouwens elk hun eigen voorkeuren qua landschap, de gekraagde prefereert oude parkachtige bossen en de zwarte warme en droge plaatsen, ook stedelijk gebied. Ze zullen dus niet 'tegen elkaar opzingen'. De boerenzwaluw kwettert vanaf een half uur voor de zon opkomt, al snel gevolgd door de zanglijster (55 min.), de koekoek en het roodborstje (allebei 50 minuten voor zonsopgang). De merel, zwartkop en geelgors starten 45 minuten voor de zon boven de horizon rijst. Als de winterkoning (40 min.), tjiftjaf en pimpelmees starten met hun zang (35 min.) begint het langzaam licht te worden. Daarna komt er elke paar minuten een soort bij: koolmees (30 min.), fitis (22 min.), putter (20 min.), groenling en spreeuw (15 minuten) en de vink maakt om 10 minuten voor de zon aan de hemel verschijnt het vogelkoor in en om de tuin compleet. 

Je zou denken dat de vogels die het eerste 'op' zijn, ook als eerste weer gaan slapen. Dat is echter niet het geval: de langslapers gaan juist als eerste te ruste. De vogels die vroeg zingen hebben lichtgevoeliger ogen, waardoor ze beter zien in het donker. Daarom kunnen ze langer actief zijn, met voedsel zoeken maar ook met zingen. Aan het eind van de dag wordt ook regelmatig nog gezongen door de vogels. Daarbij kun je bovenstaande lijst hanteren in omgekeerde volgorde. 

Klik hier om het filmpje van deze week te zien en de vogelgeluiden te beluisteren.



vrijdag 20 mei 2022

Driekleur van dovenetels

Hoewel ik als tiener regelmatig uitsliep tot het eind van de ochtend, ben ik inmiddels een ochtendmens geworden. Vaak ben ik om zes uur al wakker en in de winter lig ik dan nog een tijdje in het donker te staren. In de lente is het een voordeel, want dan is het al licht en kan ik genieten van het ochtendgloren en de rust die er dan heerst. Ik rijd meestal de polder in, er is nog geen kip op de weg, maar rond de boerderijen is er wel al volop activiteit. Zo ook deze lentemorgen, waarbij ik de ochtenddauw en de vogelzang wilde vastleggen. Ik moest de camera af en toe even stopzetten wegens het geluid van een trekker of andere landbouwmachine. In het riet hoorde ik de kleine karekiet zingen, ze verstoppen zich altijd en zijn moeilijk in beeld te krijgen. Een zwanenpaar gleed statig door het water en in de bomen kweelde een zanglijster. Enkele waterplasjes verder was een klein stukje 'bos' en in de bermen zag ik drie kleuren dovenetels: wit, paars en geel. De eerste twee zie je op onderstaande tekening. 

Paarse en witte dovenetel
Bron: Carl Axel Magnus Lindman -
«Bilder ur Nordens Flora» Stockholm,
wikimedia

Deze plant, die tot de lipbloemigen behoort wordt graag bezocht door insecten die op zoek zijn naar suikerrijke nectar, want dovenetels produceren daar veel van. Je kunt een bloemetje van de plant trekken en aan de achterkant uitzuigen om de nectar te proeven (doe dit niet op een plek met veel verkeer en/of plassende honden). Van gedroogde bloemen wordt wel thee gezet. Zelfs als de bloem is afgevallen perst ze er nog een laatste restje nectar uit. Verdund door dauw en regenwater op de grond is de nectar nog steeds zoet genoeg om mieren aan te trekken. Die halen ook de zaden (in de vorm van 'nootjes' met een vlezig, oliehoudend aanhangsel) uit de vruchtkelk en verslepen dat. Ze eten het mierenbroodje en het zaad heeft zo weer een nieuw terrein om te ontkiemen. 

De witte dovenetel is een groen overwinterende plant, maar de veel kleinere paarse dovenetel is eenjarig. Toch zie je die ook regelmatig in de winter, maar dat zijn dan pas ontkiemde exemplaren. Van deze plant zijn resten gevonden die dateren uit de IJzertijd (700 voor Christus). In de meivakantie waren we in Limburg en daar zag ik 'grote' paarse dovenetels. Ik dacht dat dat kwam door de voedzame grond aldaar, maar nu ik dovenetels nog eens opzocht in de Nederlandse Oecologische Flora, zag ik dat dat een aparte soort betreft. Ik was zo stom om 'm niet te filmen (misschien staat-ie nog ergens toevallig in beeld, maar ik moet dat beeldmateriaal nog uitzoeken). Dus van deze 'gevlekte dovenetel' ook een botanische illustratie.

Gevlekte dovenetel,
Bron: Fitschen, Jost; Schmeil, O. -
https://www.flickr.com/photos/
biodivlibrary/6099379161, wikimedia

Dan is er nog de gele dovenetel; daar zijn ook twee soorten van: de bontbladige (geel met witte vlekken), een cultuurplant die vaak verwilderd voorkomt in de natuur. Die zie je in het filmpje van deze week. Er is echter ook een nog een wilde variant, die in ons land beperkt te vinden is: alleen in Zuid-Limburg, een deel van de Achterhoek en Oost-Twente. Dat is een schaduwplant die veel in loofbossen voorkomt, op plaatsen waar de lichthoeveelheid maar een kwart is. Ik zag ze in Limburg overigens ook onder heggen langs holle wegen. Maar die variant zie je dus over een tijdje in de filmpjes uit Limburg. 

Tenslotte nog de naam: de netel is 'doof' omdat hij niet prikt zoals de brandnetel. Bekijk in de film door hier te klikken.



vrijdag 13 mei 2022

Een romantische ochtend in het zwanenmeer

Voorspel voor de paring

Na mijn middagbezoek aan het zwanenmeer (zie vorige blog) besloot ik een keer in alle vroegte te gaan filmen. De zon komt namelijk achter het plasje op, dus ik bedacht dat dat mooie tegenlichtopnamen kon opleveren. Na enkele bewolkte ochtenden, was er een heldere zonsopgang voorspeld. In het donker reed ik naar het vogelplasje met de kijkhut. Het aantal zwanen was niet zo groot als tijdens mijn eerste bezoek. In de verte dreven enkele vogels. Maar al snel deden de aantallen er niet meer toe, want een paartje begon elkaar het hof te maken. Nu eens om en om en dan weer volledig synchroon dipten ze hun snavels in het water, met sierlijke bewegingen. Uiteindelijk paarden ze, waarna ze hun band bevestigden door uit het water op te rijzen en knus tegen elkaar aan te vlijen. Daarna was het tijd om te rusten, badderen en de veren te poetsen. Inmiddels was nog een flinke groep jongelingen aan komen vliegen, dus ook met de aantallen kwam het goed.

Ik hoef er deze keer niet veel woorden aan te wijden, je moet er vooral zelf naar kijken.

Klik hier om het filmpje te zien.  



vrijdag 6 mei 2022

Een zwanenmeer - met zijn allen op een kluitje

In de plas bij de vogelhut in het Spookverlaat houdt zich momenteel een flinke groep knobbelzwanen op. Zo veel dat je met recht kunt spreken van een zwanenmeer. Knobbelzwanen staan bekend als zeer territoriale broedvogels maar in hun eerste levensjaren, tijdens de rui en in de winter houden zij er vaak een meer sociale levenswijze op na. Nadat jonge knobbelzwanen in september vliegvlug zijn geworden blijven ze vaak nog enige tijd bij de ouders in het territorium. In de loop van de winter worden ze door de ouders verjaagd. De jongen verzamelen zich dan in groepen, samen met knobbelzwanen die nog geen territorium bezitten, zoals sub-adulte vogels. Jonge zwanen herken je aan de laatste vegen grijs in het verenkleed en een roze snavel. Zo'n groep kreeg ik voor de lens op een zonnige lentedag. Toch werd er hier en daar geflirt, een teken dat er ook zwanen in de groep zwommen die al uit zijn op een serieuze verbintenis, daarover de volgende keer meer. Knobbelzwanen hebben door hun omvang weinig natuurlijke vijanden. Als ze als jonkie niet gepakt worden door een snoek of ander roofdier, dan vormt een strenge winter met dichtgevroren wateren hun voornaamste levensbedreiging. Daar komt nog een ander aspect bij. Sinds de jaren 90 is bekend dat knobbelzwanen hun legdatum en legselgrootte laten afhangen van de gemiddelde temperatuur in de winter voorafgaand aan het broedseizoen. Na een koude winter leggen veel vrouwtjes later of zelfs helemaal niet. Aangezien we al lang geen strenge winters meer hebben gehad, zie ik de knobbelzwanenstand hier in de polders elk jaar toenemen. 

Het zwanenmeer

De meeste Nederlandse knobbelzwanen komen voor in de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland. Dit heeft twee oorzaken: de voorkeur van de vogels voor veenweidegebieden en de zwanendriften uit het verleden. Vroeger werden in het boerenland geleewiekte (leewieken = kortwieken van de vleugels waardoor de vogels niet meer kunnen vliegen) knobbelzwanen gehouden voor de handel en productie van vlees en veren. Toen het fokken van zwanen steeds minder lucratief werd, werden de jongen niet meer gevangen of geleewiekt. Ze vestigden zich in de buurt en vormden daarmee de basis voor de nu vrij levende populaties. Tot en met mei kunnen grote groepen onvolwassen knobbelzwanen (tot 5 jaar) rondzwerven en foerageren op graslanden, percelen met wintergraan en koolzaadvelden. Hierbij kunnen ze belangrijke schade veroorzaken door vraat, vertrapping en bevuiling. De omvang van de fouragerende groepen varieert van enkele zwanen tot meerdere tientallen, tot 90 aan toe. In de zomer  vertrekken ze naar groot, open water om vervolgens in het najaar, als de waterplanten niet meer groeien, terug te keren naar de binnenlanden. 

Behalve knobbelzwanen verbleef er op het eilandje in de plas een stelletje nijlganzen met jongen. Flink wat grauwe ganzen maakten er toilet. Eén paartje maakte daarbij vlak na elkaar een soort koprol in het water, gedrag dat ik nooit eerder had gezien, maar dat er heel vermakelijk uit zag. Let er maar eens op in het filmpje!  

Klik hier om het filmpje van deze week te bekijken.   


In mijn volgende blog: een romantische ochtend in het zwanenmeer.