zaterdag 23 februari 2019

IJstijden en de hazelaar

Bloeiende hazelaar met mannelijke katjes
en roze vrouwelijke bloempjes
De afgelopen weken hebben we diverse ijstijden beleefd. Een paar nachten flinke vorst en de eerste ijstijd van deze winter was een feit. Er kon nog net een marathon op natuurijs worden geschaatst en toen zette de dooi al weer in. Niet lang daarna was er sprake van een andere ijstijd: de temperaturen waren met een graad of 16-17 C een record voor midden februari. De terrasjes zaten vol en er werd menig ijsje geconsumeerd. Intussen bloeide de hazelaar met zijn gele katjes en piepkleine roze bloempjes tussen het verder nog kale hout. Een taaie rakker is die hazelaar, die soms al met kerstmis bloeit, vorst en ijs lijken de struik niet te deren.
Een kleine 50 miljoen jaar geleden waren de eerste hazelaars al op de wereld te vinden, in de VS en Canada. Dat weten we omdat er fossiele resten van de bloemen gevonden zijn. In Nederland doken de eerste exemplaren zo'n 30 miljoen jaar geleden op. De aarde warmde op en koelde af tijdens vele ijstijden. In het Midden-Pleistoceen (126.000 - 781.000 jaar geleden) trad gemiddeld elke 100.000 jaar een ijstijd op. Het klimaat in de perioden tussen de ijstijden leek op het klimaat van nu. Ons landje had ook al ongeveer dezelfde kustlijn als tegenwoordig, hoewel de gletsjers in de ijstijden ons land tot de Veluwe en Utrecht bedekten. In de tussentijden (interglacialen) ontstonden bossen met eik en hazelaar. De fauna was van een heel andere aard: ons land werd bevolkt door bosolifanten, nijlpaarden en neushoorns, maar ook dieren die momenteel nog in Nederland voorkomen zoals herten en everzwijnen waren er te vinden. De eerste mensen, de homo erectus, struinden hier rond. Van de hazelaar zijn grote hoeveelheden fossiele pollenkorrels in ons land gevonden. Nou produceert de hazelaar er ook behoorlijk wat: zo'n 600 miljoen stuifmeelkorrels per struik. En ze blijven ook lang goed als ze zuurstofarm worden opgeborgen, bijvoorbeeld in afzettingen op de bodem van meren.
Hazelnoten, aangevreten door verschillende dieren
Niet alleen pollen maar ook hazelnoten uit het Pleistoceen zijn teruggevonden; in kleilagen in Limburgse rivieren. Daaraan konden wetenschappers zien dat de hazelnoten honderdduizenden jaren geleden ongeveer even groot waren als nu.
Wanneer het klimaat veranderende door een ijstijd, verdween de hazelaar tijdelijk uit ons land, in die tijden beheersten naaldbomen zoals den en spar het bosgebied. In kleine gebieden in de bergen van Zuid-Europa waren de omstandigheden goed genoeg voor de hazelaars, waar ze wisten te overleven. Zo'n 7000 jaar geleden was de laatste ijstijd achter de rug en met het warmer wordende klimaat, keerde de hazelaar voorgoed terug. Hoe het kwam dat de hazelaar dat behoorlijk snel kon doen, is nog niet precies vastgesteld. Wellicht hebben dieren de hazelnoten verspreid, maar het kan ook zijn dat de noten over het water naar ons land zijn gedreven. In ieder geval kunnen wij iedere winter genieten van bloeiende hazelaars, en in het najaar staan de noten op het menu van veel soorten vogels en de eekhoorn.

Het filmpje van deze week is gemaakt tijdens onze eigen 'mini-ijstijd' :) rond 20 januari. De hazelaar stond er toen al mooi bij. Volgende week de andere 'ijstijd', een filmpje met volop lentesignalen.
E-mailabonnees kunnen het filmpje 'below zero' bekijken door hier te klikken.


zaterdag 16 februari 2019

Medicijnen op de bosbodem

Geweizwam
Deze week laat ik jullie nog een filmpje zien dat ik maakte tijdens ons tripje naar de Veluwezoom in het begin van dit jaar. Je ziet hierin allerlei paddenstoelen opduiken, samen met een paar andere waarnemingen op of net boven de bosbodem. In paddenstoelennamen ben ik niet erg goed, dus die staan er niet bij. Ik las op NatureToday dat zelfs ervaren mycologen (paddenstoelendeskundigen) tegenwoordig knettergek worden van de veranderingen in de wetenschappelijke benamingen van al die zwammen. Want door DNA-onderzoek blijkt dat sommige schimmelsoorten meer of minder verwantschap hebben met andere dan vroeger werd gedacht. Dus worden de wetenschappelijke namen om de haverklap aangepast. Afijn, in onze tijd weten we in ieder geval wat paddenstoelen zijn: geen plant (want geen bladgroen) en geen dier (ze bewegen niet), maar een eigen categorie van schimmels. Vòòr onze jaartelling begreep men er helemaal niks van: gisteren was er nog niks te zien en ineens stond daar een paddenstoel. Homerus (800 v Chr.) verklaarde het als 'een samenkomst van hemel en aarde'. Plinius de Oudere dacht, samen met enkele andere geleerden, in de eerste eeuw na Christus dat paddenstoelen ontstaan bij blikseminslag. Bij gebrek aan andere verklaringen, geloofde men deze theorie tot in de 18e eeuw. Inmiddels weten we wel beter: het geheim van paddenstoelen zit onder de grond, waar een wijd vertakt mycelium af en toe 'bloeit' met paddenstoelen.

Elfenbankje

De wetenschap staat niet stil
Niet alleen hebben wetenschappers het ontstaan en de voortplanting van paddenstoelen ontrafeld, er is ook onderzoek gedaan naar hun medicinale kwaliteiten. In het Verre Oosten doet men dat trouwens al eeuwenlang. Inmiddels is er ontdekt dat veel paddenstoelen een rol kunnen spelen bij het behandelen van kanker. Sommige soorten worden ingezet in aanvulling op chemotherapie en bestraling omdat ze bijeffecten van die behandelingen (misselijkheid en bloedarmoede) tegen kunnen gaan. Andere paddenstoelensoorten hebben kankerremmende eigenschappen. Onder die soorten zitten voor ons hele gewone en algemene soorten zoals elfenbankjes en tonderzwammen, maar ook champignons,  russula's en de geschubde inktzwam. Meer hierover kun je lezen op NatureToday.
In het filmpje van deze week zie je verder nog wat vogels scharrelen tussen de bladeren, op zoek naar beukennootjes, en een vuurgoudhaantje, die door de witte oogstreep is te onderscheiden van zijn familielid het goudhaantje, waarover ik eerder een blog schreef. Ook over het boomschuim schreef ik al eerder.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 9 februari 2019

Kramsvogel op strooptocht

Kramsvogels leven in groepen
Foto: Jerzystrzelecki
Een paar sneeuwdagen zorgden de afgelopen twee weken voor wat lichte toetsen in het grauwe winterweer. De tuin was voller met vogels dan anders, ze maakten gretig gebruik van de feeders en toonden voor het eerst interesse in de sierappeltjes die met honderden in het boompje bungelden. Het valt me op dat de appeltjes altijd blijven hangen tot de vorst er over heen is geweest. Dan worden ze blijkbaar smakelijker, of zachter (of allebei). Naast de gebruikelijke mussen, merels en vinken, dook ook een heggenmus op. Twee dagen eerder had ik zijn zang al gehoord, een teken dat de lente er aan komt, al kan dan nog even duren. Deze keer hadden we een bijzondere gast: een kramsvogel deed zich te goed aan de sierappeltjes. Waar vier merels elkaars aanwezigheid duldden (dat is lang niet altijd het geval), was de kramsvogel gedecideerd in zijn gedrag: dit was zijn/haar plek en de merels moesten hun heil maar elders zoeken. De merels deden dat, een teken dat de kramsvogel toch hoger in de hiërarchie staat, hoewel beide lijstersoorten ongeveer even groot zijn.
Sierappeltjes
Voor mij was het een mooie gelegenheid om de kramsvogel eens van dichtbij te bekijken en te filmen, want meestal zijn deze vogels schuw en snel verstoord. In Salland filmde ik ze al eens op afstand, maar toen ik dichterbij kwam waren de vogels gevlogen. In het Sallandse filmpje zie je dat ze met een groep zijn, dat is typerend voor kramsvogels in vergelijking met andere lijsters zoals merels en zanglijsters. Vorig jaar februari zag een waarnemer in Drenthe een groep van maar liefst 20.000 vogels! 's Zomers eten kramsvogels vooral dierlijk voedsel zoals slakken, wormen, insecten en spinnen. In de herfst en winter staan lijsterbessen en vruchten van meidoorn, vuurdoorn, hulst en hondsroos op het menu. Als die op zijn eten ze in de late winter ook wel appels, koolrapen, graan en zaden. In zeer barre tijden zoeken ze zelfs weekdieren langs de kust of in moerassen.
Kramsvogel in onze tuin

Limburgse appels: niet voor de Russen maar voor de kramsvogels
Een mooi verhaal over appeletende kramsvogels las ik op de site van Sovon vogelonderzoek. In januari 2015 kwamen meer dan 10.000 kramsvogels af op de appels in Zuid-Limburg die vanwege de Russische boycot niet geoogst waren. De Russen boycotten destijds Nederlands fruit als reactie op westerse boycotmaatregelen richting Rusland wegens spanningen in de Oekraïne. Veel fruittelers in plaatsen als Valkenburg, Sibbe, Eys en Margraten konden hun appels niet meer verkopen en lieten ze in de boomgaard achter. Die gift werd in dank aanvaard door de kramsvogels, die overigens waarschijnlijk vanuit Rusland naar ons land waren gekomen om te overwinteren. Dus misschien aten Russische vogels de appels die voor Russische consumenten bedoeld waren.
In mijn tuin zaten geen 10.000 kramsvogels, ik moest het doen met één exemplaar. Een geringde vogel, maar helaas kon ik de ringgegevens niet aflezen. Ik zal dus nooit weten of dit (ook) een Russische toerist was. In ieder geval is de sierappelboom inmiddels volledig kaal gegeten, dus voorlopig geen gasten meer voor de appeltjes.....
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te bekijken.


zaterdag 2 februari 2019

70.000 smienten en 1 geoorde fuut

Smient vrouw en man,
foto: Alpsdake via wikimedia.org
Wanneer het flink vriest en veel oppervlaktewater is bevroren, is het onze traditie om een rondje Reeuwijkse Plassen te lopen. Plas Broekvelden (in de volksmond: de surfplas) bij Reeuwijk is relatief diep ten opzichte van het water er omheen en blijft dus lang open. Tienduizenden vogels verzamelen zich dan hier op het water voor rust en voedsel. En deze dag waren dat er nòg meer dan anders. Vogelliefhebbers spraken ons aan en raakten niet uitgepraat waardoor ons rondje nog trager verliep dan anders en we het laatste stuk in het donker moesten afleggen. Vogelteller Kees gaf op waarneming.nl voor deze dag het fenomenale aantal van 70.000 smienten en wij denken dat het totale aantal vogels die dag de 100.000 wel eens kon naderen. Smienten zijn kleurige eenden (vooral de mannetjes dan) die nauwelijks in Nederland broeden, maar in de winter massaal ons land bezoeken, er zijn er dan ongeveer 1 miljoen. Dat is meer dan de helft van de Noordwest Europese populatie. De broedsuccessen van de soort in het hoge noorden lijken af te nemen, daarom staat de smient op de rode lijst als gevoelig. Dan is bescherming nodig. Maar aan de andere kant eten de smienten in de winter veel gras van de boeren. Tot het begin van deze eeuw werden om die reden jaarlijks 50.000 smienten afgeschoten. Inmiddels wordt dat gelukkig anders opgelost. Er zijn maar liefst 44 smientenopvanggebieden aangewezen in Nederland. En aan boeren wordt jaarlijks voor 600.000 euro aan landbouwschade uitgekeerd. Behalve door hun kleuren (de goudgele band op de kastanjekleurige kop van het mannetje is erg mooi), vallen ze ook op door hun fluitende geluid. Ze worden daarom ook wel fluiteenden genoemd.

Geoorde futen,
By Richard Crossley - The Crossley ID Guide Britain and Ireland,
CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org
Tussen die tienduizenden smienten zijn we ook op zoek gegaan naar bijzonderheden. We zagen een vrouwtje van de brilduiker, die in het Engels heel treffend 'goldeneye' (gouden oog) worden genoemd. Er volgt nog een blog met meer informatie over deze soort. Ook een dodaars is een mooie waarneming, maar erg blij werden we van een geoorde fuut. In de winter zie je dat 'geoorde' er niet zo aan af, maar in de zomer heeft-ie prachtige gouden pluimen rond zijn knalrode oog. Het winterkleed is zwart/wit en tamelijk onopvallend. De soort is vrij schuw en moeilijk waar te nemen. In de zomer hebben we wel eens een paartje door de telescoop gezien in de Groene Jonker, een plas/dras gebied bij Nieuwkoop/Noorden. Dat is precies het soort water waar de geoorde fuut van houdt: ondiep met veel dekking om een drijfnest te bouwen op een verborgen plekje. Die voorzieningen worden in oostelijk Europa, waar de meeste geoorde futen leven, steeds minder, waardoor de geoorde futen 'onze' kant op komen. Er zijn nu in Nederland rond de 500 broedparen en de winterpopulatie wordt geschat op 1000-1500 geoorde fuutjes. Zelf voor fanatieke vogelaars is deze soort er één voor op het verlanglijstje. Op internet vond ik een lijst van 'de 400-topvogelaars-die-de-geoorde-fuut-in-Nederland-hebben-gezien'. Op bijgaande compositiefoto zie je de geoorde fuut in verschillende 'kleden'.

In de film van deze week, de tienduizenden vogels op de Reeuwijkse Plassen, en ook een paar korte shots van de geoorde fuut in winterkleed. E-mailabonnees, klik hier om het filmpje te bekijken.