vrijdag 24 juni 2022

Dassenburchten in Mesch

Mesch is het meest zuidelijke kerkdorp van Nederland, dus zolang je op vaderlandse bodem bent kun je niet dieper zinken :). Dat klinkt een beetje onaardig voor zo'n idyllisch gehucht, met minder dan 400 zielen en een van de oudste kerkgebouwen in Nederland, waarvan delen nog stammen uit de tijd voor de Romeinen. Het was het eerste stukje Nederland dat door de Amerikanen werd bevrijd in de Tweede Wereldoorlog, in 1944 - toen het noorden van ons land nog een hongerwinter voor de boeg had. Wij gingen er naar toe voor de prachtige natuur en met name de dassenburchten, die hier groot en oud zijn. Mocht je in de buurt zijn, dan kun je via deze link de wandeling downloaden die we gemaakt hebben. Het was zeer de moeite waard. Natuurlijk heb ik er een filmverslagje van gemaakt dat je straks kunt bekijken. Maar eerst iets meer over dassenburchten. 

Das
Foto: kallerna - Own work, CC BY-SA 3.0, wikimedia

We beginnen bij de ingang: zoals je op de foto ziet is de das een vrij breed en niet zo'n hoog dier. De ingang van hun ondergrondse burcht is net zo gevormd: breder dan hoog. De gangen (pijpen genaamd) zijn rond de 30 centimeter breed, er is een zeer vertakt gangenstelsel dat naar vele kamers loopt en deze ruimtes met elkaar verbindt. De kamers hebben een doorsnede van ongeveer een halve meter en zijn voorzien van een bedje van gras, bladeren en mos. Hier brengen de dassen in groepjes van 2 of 3 al slapend en rustend de dag door. Het materiaal wordt regelmatig gelucht en ververst, dan zie je hoopjes droog gras voor de burcht liggen. Grappig genoeg schuifelen ze met hun 'beddengoed' tussen de armen geklemd achteruit door de gangen. Die gangen en kamers kunnen overigens wel tot 4 meter onder de grond liggen. 
De aarde die uit de gangen gewerkt wordt bij het uitgraven ligt meestal in een stortberg bij de ingang. Het gaat om enorm veel zand, tot wel 35 kuub. De holopeningen en stortbergen van dassenburchten zijn trechtervormig en zo geplaatst dat ze de burcht optimaal ventileren. Geuren van de vijanden van de das (mens, hond, wolf, beer) worden zo diep in de burcht naar de dassen gevoerd. Ze weten zo al, terwijl ze zelf nog onder de grond zijn, of de kust veilig is.

Burchten kunnen een enorme omvang bereiken. Op de site van Stichting Dassenwerkgroep Brabant las ik dat de grootte van een hoofdburcht in Brabant kan variëren van 1 hol tot meer dan 120. In Uden is een dassenburcht van meer dan 100 holen. Er is berekend dat hiervoor misschien wel 40.000 kilo aan grond moet zijn verplaatst. De oppervlakte van zo'n dassenburcht kan wel een hectare beslaan. Ook in Mesch is er zo'n enorme burcht. Aan beide kanten van het dorp zijn holle wegen met dassenpijpen en die zijn met elkaar verbonden, dus waarschijnlijk leven er onder het hele dorp dassen ;). De grootte van een dassenburcht wordt niet zozeer bepaald door het aantal dassen dat hierin woont, maar door de ouderdom, de graafbaarheid van de bodem en de ligging in het veld. Dassen graven heel graag en zijn dan ook altijd bezig hun burcht te vergroten. Dit biedt een aantal voordelen: er zijn meer openingen waardoor geurtjes naar binnen komen; bij onraad kunnen ze op meerdere plekken ongezien de burcht verlaten; als de hoeveelheid ongedierte (vlooien, teken en mijten) hen teveel wordt, verkassen ze gewoon naar een ander deel van de burcht. Dassenburchten kunnen honderden jaren oud zijn. Zo is er in Duitsland in de plaats Pisede, bij een zandafgraving, een oude dassenburcht zeer nauwkeurig onderzocht. Het bleek dat deze af en aan bewoond was sinds het einde van de IJstijden, zo'n 12.000 jaar geleden. In Rusland is de leeftijd van een nog bestaande burcht, met behulp van moderne dateringstechnieken, geschat op 8.000 jaar.
Of de dassenburchten van Mesch ook zo oud zijn weet ik niet, maar aan de bovenste Berneauerweg bevindt zich sedert mensenheugenis een goed bewoonde dassenburcht met vos en konijnen als onderhuurder. Deze dassen hebben verbindingen met de dassen uit de Voerstreek (over de grens in België). Bekijk het verslag van onze wandeling en de dassenburchten in het filmpje door hier te klikken





vrijdag 17 juni 2022

De bronnen van het Bunderbos

Daslook

Als kind vond ik het 't mooiste bos van Limburg: het Bunderbos. In de meivakantie zijn we er weer eens gaan wandelen en ik kan bevestigen dat het nog steeds (het) mooi(ste) is. De bosanemonen waren al uitgebloeid, maar daslook bloeide en geurde volop (naar knoflook). De witte stervormige bloemetjes vormden hele tapijten tussen de bomen. We kwamen boshyacinten tegen en ook andere voorjaarsbloeiers kleurden de randen langs de paden. We startten onze wandeling bij het kasteelpark van Elsloo en liepen langs de Hemelbeek het bos in richting Geulle. Onderweg zagen we nijlganzen en Canadese ganzen met kuikens en knaagsporen van bevers. Het Bunderbos staat bekend om zijn vele bronnen. Een bron is een plaats waar een geconcentreerde natuurlijke uitvloeiing van grondwater optreedt; ze vormen het overgangsmilieu van grondwater naar oppervlaktewater. Deze bronnen voeden de vele beekjes die door dit hellingbos stromen. 

Door wat voor soort bron zou dit beekje worden gevoed?

Hoe ontstaan bronnen eigenlijk? Als het regent, verdampt een deel van het water en een ander deel wordt door rioolsystemen afgevoerd. De zogenaamde 'nuttige neerslag' is de hoeveelheid die in de bodem zakt. Als de bodem bestaat uit doorlatende grond zoals zand of grind dan zakt het water weg. Er zijn echter plekken met ondoorlatende kleipakketten die het water 'dwingen' om weer aan de oppervlakte te komen. Toen ik informatie opzocht over de Limburgse bronnen, stuitte ik op een artikel van W. Hendrix. Hierin las ik er dat er verschillende soorten bronnen zijn: een dalbodembron ontstaat doordat het dal de grondwaterspiegel 'aansnijdt'. Dagzoombronnen ontstaan waar ondoorlatende (klei)lagen aan de oppervlakte komen langs hellingen (een dagzoom is de plek waar een gesteentelaag of andere geologische structuur aan het oppervlak ligt). Bij breukvlakbronnen komt het water aan de oppervlakte door een geologische breuk in het aardoppervlak. Soms komt het water op een ondoorlatende laag en kan het nergens heen, dan stuwt het zover op, dat het over die laag heen kan komen. Zo'n bron heet - je raadt het al - een stuwbron. Dan zijn er nog bronnen met een zeer moeilijke naam: artesische bronnen. Een artesische bron is een bron waaruit het water 'spontaan' naar boven komt door de hydrostatische druk op het water dat zich in een ondergronds bekken bevindt (de naam komt van de streek Artesië in Frankrijk waar dit soort bronnen veel voorkomen). Kortom; bronnen zijn er in veel soorten. Al wandelend maakten wij ons niet druk over stuwbronnen of artesische bronnen, maar we genoten van het kabbelende geluid van de beken, het frisse lentegroen de prachtige vogelzang.

Geniet mee in het filmpje van deze week door hier te klikken.



vrijdag 10 juni 2022

Zwarte sterns en ander moois in de Zouweboezem

De Lek bij Ameide

Het stond al heel lang op ons verlanglijstje: een bezoek aan de Zouweboezem bij Ameide in het broedseizoen. Daar broedt een vogel die we erg graag eens goed van dichtbij wilden bekijken: de zwarte stern. Trouwe lezers van mijn blog weten dat we in 2020 ook al eens op zoek zijn gegaan naar de zwarte stern, toen was dat in de Krimpenerwaard. Dat was eind juli en de vogels waren al weer bijna allemaal gevlogen. In mijn blog (klik hier) vertelde ik toen over de bijzondere plant waarop de zwarte stern van nature broedt: krabbenscheer. Deze keer waren we er wel op tijd bij en vertrokken op een zondag in alle vroegte naar Lexmond (onder Utrecht). We reden langs de Lek, met zijn prachtige uiterwaarden waar vogels zongen, vlinders fladderden en bloemen volop in bloei stonden. Zo arriveerden we bij de Zouweboezem; dit 118 hectare grote gebied diende ooit als opslag van overtollig polderwater. Op de rietpercelen groeide riet, dat gebruikt werd voor de daken van boerderijen. Nu zijn de uitgestrekte moerassen en rietvelden het domein van moerasvogels als zwarte stern, waterral, snor en bruine kiekendief. Al snel hoorden we het enigszins schrille krijsen dat zo typerend is voor sterns. De zwarte sterns broeden hier niet op krabbenscheer maar op kunstmatige nesten die door mensen zijn verzorgd: vlotjes met een hekje er om heen. De vogels maken er graag gebruik van. We waren er op 22 mei en we zagen zo'n beetje alle rituelen van de broedtijd; vogels die nestplek zochten, verleidingsrituelen: het showen met de witte stuit, het aanbieden van voedsel - zoals de oeverlibellen die deze dag uitgevlogen waren - een paring, en ook een nest waar het eerste ei al was gelegd. Zwarte sterns sluiten een seizoenshuwelijk en keren meestal terug naar de plek waar ze eerder gebroed hebben. Ze vliegen laag over de kunstnesten en een mannetje strijkt neer op een nestvlotje dat hem bevalt. Hij houdt zijn vleugels een paar seconden omhoog gestrekt zodat de witte onderkant goed te zien is. Zijn lokroep trekt het vrouwtje aan en zij is degene die de nestplek goedkeurt - of niet. Een plekje midden in de kolonie is aantrekkelijker dan één aan de rand. Na alle verlovingsrituelen vindt de paring plaats en het eerste ei verschijnt in het nest. Dan begint het broeden, maar nog niet continue, dat gebeurt pas als het broedsel compleet is (2-3 eieren). Tot het legsel compleet is, blijft het mannetje huwelijkscadeautjes aandragen in de vorm van visjes en insecten. 

Huwelijksrituelen op het nest: aanbieden van een libel

Nadat we de sterns een tijdje geobserveerd hadden, zijn we het gebied verder gaan verkennen. Overal klonk vogelzang; een rietzanger en blauwborst konden we goed bekijken. De weilanden zagen goudgeel van de boterbloemen en er stonden ook orchideeën tussen de begroeiing. Al met al een prachtige dag, die je mee kunt beleven in het filmpje door hier te klikken



vrijdag 3 juni 2022

Het Geuldal en de eikelmuis

In de meivakantie waren we weer eens in Limburg om te wandelen en te genieten van het mooie heuvelland. Het was nog fris maar meestal zonnig en er was niet veel wind: ideaal wandelweer. Bij aankomst is het traditie om te gaan lunchen bij Buitenlust in Camerig, waar we onder het genot van een rijk voorziene streekplank prachtig uitkijken over het Geuldal. Aansluitend liepen we via de Bellet hoogstamboomgaard (waar ik al eens een blog aan wijdde) naar de Geul. Zuid-Limburg herbergt een aantal zoogdieren die in de rest van Nederland niet voorkomen, zoals de hazelmuis en de eikelmuis, die hier aan de noordkant van hun verspreidingsgebied zitten, zoals je op onderstaand kaartje over de eikelmuis kunt zien.

Verspreidingsgebied van de eikelmuis (rode kleur: Eliomys quercinus)
By Carlosblh - Commons, CC BY-SA 3.0, wikimedia

De eikelmuis (fruitdiefje in de volksmond) komt uitsluitend in Zuid-Limburg voor in de omgeving van Maastricht. De eikelmuis is zeldzaam en met uitsterven bedreigd. Er leven nog slechts enkele tientallen dieren op de oostelijke Maasdalhelling in de hellingbossen bij Gronsveld en daarbuiten mogelijk verspreid nog enkele dieren in de omgeving van Maastricht en Valkenburg. De eikelmuis staat op de Nederlandse Rode Lijst als ernstig bedreigd. Het werd dus tijd voor een beschermingsplan. In 2018 is er een vijfjarenplan gemaakt (Feys S. & Nijs G. 2018) met als doel de kleine bestaande populatie te beschermen en het areaal geschikt leefgebied te vergroten onder andere richting het Geuldal. 

Eikelmuis
By Jctramasure - Own work, CC BY-SA 3.0, wikimedia

Eikelmuisjes zijn tussen 10–17 cm lang (mannetjes zijn meestal iets groter dan vrouwtjes) en hun staart voegt daar nog eens 15 cm aan toe. Die staart is dichtbehaard en eindigt in een zwart-witte pluim. Als een roofdier het muisje bij de staart pakt, stroopt deze af (net als bij hagedissen). De kale staart verdroogt en wordt afgebeten. Vanaf dat moment gaat de eikelmuis staartloos door het leven want de staart groeit niet meer aan. Hoewel eikelmuizen bekend staan als ‘fruitdiefjes’, vormt dierlijk voedsel het grootste deel van het menu van de soort. Huisjesslakken, wormen, spinnen, insecten en allerlei andere ongewervelden zijn dagelijkse kost, en ook jonge vogels, eieren, amfibieën en reptielen worden vermalen met hun kiesjes. 

De rugvacht is grijs- tot kaneelbruin, vaak enigszins rossig en de buik vuilwit. Het meest opvallende kenmerk is echter het zwarte oogmasker. Het muisje leeft vooral 's nachts, met grote ogen en oren staan deze zintuigen op scherp om in het donker te overleven. Samen met de hazelmuis behoort de eikelmuis tot de familie van de slaapmuizen. Die houden enkele maanden per jaar een winterslaap. In het najaar vetten ze op en in de winter teren ze in op die reserves. Een eikelmuis kan daarom variëren in gewicht van 45-140 gram. 

In Nederland wordt het voornaamste leefgebied gevormd door kleinschalig cultuurlandschap (hoogstamboomgaarden, hagen, graften en holle wegen) die verbonden zijn in een aaneengesloten netwerk met (structuurrijke) hellingbossen op kalkrijke bodem. In Nederland is het Savelsbos de enige locatie waar zowel historisch als tegenwoordig nog met zekerheid eikelmuizen voorkomen. Oude schuurtjes in combinatie met wilde overhoekjes, struweelbosjes en fruitbomen vormen ideale schuil- en foerageergelegenheid voor de eikelmuis.

De eikelmuizen zijn gebaat bij structuurrijk en gevarieerd bos en bosranden, met veel vruchtdragende bomen en struiken. Daarnaast wordt in het plan gepleit voor aanleg en goed beheren van hoogstamboomgaarden: "In het verleden was een groot deel van het Savelsbos omringd door hoogstamboomgaarden, waar de eikelmuizen terecht konden voor een aantal belangrijke aspecten in hun levenscyclus. In deze boomgaarden vinden ze niet alleen voedsel (fruit) in het najaar, maar ook schuil- en rustplaatsen in de vaak oudere bomen met holtes, en dit gedurende het hele jaar. Een groot deel van deze boomgaarden verdween echter en maakte plaats voor akkerland, waardoor het leefgebied van de eikelmuizen vermoedelijk sterk inkromp. Om deze trend te keren kan de aanleg en het eikelmuisvriendelijk beheer van hoogstamboomgaarden in of aansluitend aan het leefgebied van eikelmuizen een positief effect hebben op de soort."

Door het omringende landschap opnieuw ‘aan te kleden’ met hagen, heggen, vruchtdragende bomen en struiken, ontstaat ook buiten het bos aanvullend leefgebied voor de soort en worden op termijn geschikte foerageergebieden met elkaar verbonden. Zo kan de eikelmuis zich in de toekomst hopelijk verspreiden door het Geuldal en wellicht op termijn in de Bellet boomgaard een stekje vinden.

Nog zonder eikelmuizen maar met de laatste appelbloesem in bloei zie je de boomgaard en de rest van onze wandeling naar de Geul en weer omhoog naar Camerig in het filmpje van deze week (klik hier).