Hoewel ik als tiener regelmatig uitsliep tot het eind van de ochtend, ben ik inmiddels een ochtendmens geworden. Vaak ben ik om zes uur al wakker en in de winter lig ik dan nog een tijdje in het donker te staren. In de lente is het een voordeel, want dan is het al licht en kan ik genieten van het ochtendgloren en de rust die er dan heerst. Ik rijd meestal de polder in, er is nog geen kip op de weg, maar rond de boerderijen is er wel al volop activiteit. Zo ook deze lentemorgen, waarbij ik de ochtenddauw en de vogelzang wilde vastleggen. Ik moest de camera af en toe even stopzetten wegens het geluid van een trekker of andere landbouwmachine. In het riet hoorde ik de kleine karekiet zingen, ze verstoppen zich altijd en zijn moeilijk in beeld te krijgen. Een zwanenpaar gleed statig door het water en in de bomen kweelde een zanglijster. Enkele waterplasjes verder was een klein stukje 'bos' en in de bermen zag ik drie kleuren dovenetels: wit, paars en geel. De eerste twee zie je op onderstaande tekening.
Paarse en witte dovenetel Bron: Carl Axel Magnus Lindman - «Bilder ur Nordens Flora» Stockholm, wikimedia |
Deze plant, die tot de lipbloemigen behoort wordt graag bezocht door insecten die op zoek zijn naar suikerrijke nectar, want dovenetels produceren daar veel van. Je kunt een bloemetje van de plant trekken en aan de achterkant uitzuigen om de nectar te proeven (doe dit niet op een plek met veel verkeer en/of plassende honden). Van gedroogde bloemen wordt wel thee gezet. Zelfs als de bloem is afgevallen perst ze er nog een laatste restje nectar uit. Verdund door dauw en regenwater op de grond is de nectar nog steeds zoet genoeg om mieren aan te trekken. Die halen ook de zaden (in de vorm van 'nootjes' met een vlezig, oliehoudend aanhangsel) uit de vruchtkelk en verslepen dat. Ze eten het mierenbroodje en het zaad heeft zo weer een nieuw terrein om te ontkiemen.
De witte dovenetel is een groen overwinterende plant, maar de veel kleinere paarse dovenetel is eenjarig. Toch zie je die ook regelmatig in de winter, maar dat zijn dan pas ontkiemde exemplaren. Van deze plant zijn resten gevonden die dateren uit de IJzertijd (700 voor Christus). In de meivakantie waren we in Limburg en daar zag ik 'grote' paarse dovenetels. Ik dacht dat dat kwam door de voedzame grond aldaar, maar nu ik dovenetels nog eens opzocht in de Nederlandse Oecologische Flora, zag ik dat dat een aparte soort betreft. Ik was zo stom om 'm niet te filmen (misschien staat-ie nog ergens toevallig in beeld, maar ik moet dat beeldmateriaal nog uitzoeken). Dus van deze 'gevlekte dovenetel' ook een botanische illustratie.
Gevlekte dovenetel, Bron: Fitschen, Jost; Schmeil, O. - https://www.flickr.com/photos/ biodivlibrary/6099379161, wikimedia |
Dan is er nog de gele dovenetel; daar zijn ook twee soorten van: de bontbladige (geel met witte vlekken), een cultuurplant die vaak verwilderd voorkomt in de natuur. Die zie je in het filmpje van deze week. Er is echter ook een nog een wilde variant, die in ons land beperkt te vinden is: alleen in Zuid-Limburg, een deel van de Achterhoek en Oost-Twente. Dat is een schaduwplant die veel in loofbossen voorkomt, op plaatsen waar de lichthoeveelheid maar een kwart is. Ik zag ze in Limburg overigens ook onder heggen langs holle wegen. Maar die variant zie je dus over een tijdje in de filmpjes uit Limburg.
Tenslotte nog de naam: de netel is 'doof' omdat hij niet prikt zoals de brandnetel. Bekijk in de film door hier te klikken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten