zaterdag 31 oktober 2020

Een voedzaam (beuken)nootje

Beukenbladeren, bloemen en zaden
By Brandt, Wilhelm; Gürke, M.; Köhler, F. E.; Pabst, G.;
Schellenberg, G.; Vogtherr, Max. -

https://www.biodiversitylibrary.org/pageimage/303628, wikimedia
Midden oktober zag ik steeds meer herfstsignalen in het park; een boompje bezweek bijna onder het gewicht van de sierappeltjes en bladeren begonnen te verkleuren. Gek genoeg niet overal; ik zag een beuk met gele bladeren en een aantal die nog erg groen waren. De beuken in het park zijn nog niet erg groot, dat komt omdat ze langzaam groeien. Ze worden meestal rond de 150 jaar, met uitschieters tot het dubbele, en pas vanaf hun 50ste maken ze zaden. Ook daarvoor nemen ze de tijd, ze bloei(d)en maar eens in de vijf tot acht jaar. De 'd' staat tussen haakjes omdat daar de laatste jaren verandering in is gekomen. Van 2013 tot 2019 leverden de beuken elk jaar bloemen en nootjes. Warmte had daarop meer invloed dan droogte: hoe warmer de winter en zomer, hoe meer beukennootjes er aan de takken bungelden. In het park zag ik nu alleen nog de lege napjes liggen. Er was geen beukennootje meer te bekennen. Die nootjes barsten van de eiwitten, koolhydraten, vetten en verschillende mineralen en zijn daarom populair bij veel dieren. Ongeveer één derde van het voedsel van wilde zwijnen bestaat uit beukennootjes. Een mannetjeszwijn weegt ergens tussen de 60 en 180 kilo en een beukennootje weegt tegenwoordig een schamele twee gram.  Overigens is dat ruim het dubbele vergeleken met de negentiger jaren van de vorige eeuw. Dit wordt allemaal uitgezocht door het Nederlands Instituut voor Ecologie, dat elk jaar een heuse beukennotenindex bepaalt. Al ruim 35 jaar lang worden beukennoten op het Nationaal Park de Hoge Veluwe verzameld om de oogst van beukennoten te bepalen. Hierbij worden elk jaar eenmalig in oktober ongeveer 30 bomen bezocht waar in vier vierkantjes van 25 bij 25 centimeter alle beukennoten worden opgeraapt om mee naar het lab te nemen. Het totale gewicht van de volle (bevruchte) noten bepaalt de beukennotenindex. Het instituut heeft ook uitgevogeld dat koolmezen het beter doen in een goed beukennotenjaar. Hiervoor houden ze al sinds 1955 de 'burgerlijke stand' bij van koolmezen. In vier gebieden in Nederland kijken de onderzoekers welk vogeltje wanneer waar wordt geboren, hoe zwaar hij is bij het uitvliegen en wie de ouders, broers en zussen zijn. En er blijkt dus een verband te zijn tussen goede beukennotenjaren en goede mezenjaren. 

Ook de eekhoorn leeft op van beukennootjes: ze brengen in een jaar met veel nootjes een extra nestje groot. Muizen zijn verzot op deze zaden en de boommarter profiteert op zijn/haar beurt weer van het grote muizenaanbod; hun broedsucces is in zulke jaren groter. Vorig jaar viel er 1 miljoen kilo beukennootjes uit de bomen op de Veluwe, dat zijn er zo'n 500 miljoen stuks :). En dan zijn er nog veel meer beukenbomen verspreid over Nederland. Klein maar fijn, dat lijkt me op deze voedselbron dus wel van toepassing. Overigens zijn de nootjes voor mensen ook eetbaar, maar eet ze liever niet rauw of in grote hoeveelheden. Er zit een zweempje blauwzuur in. Dat gif verdwijnt overigens bij het roosteren. Je kunt het filmpje van deze week bekijken door hier te klikken



zaterdag 24 oktober 2020

Wilde eenden in eclipskleed

Wilde eenden (v.l.n.r.): vrouw, man in eclipskleed en man in zomerkleed

Het is al weer een paar weken geleden dat ik het park in liep en een grote groep wilde eenden zag samenscholen. Het leek wel of alle eenden uit het park zich hier ophielden, want de andere sloten en de vijver waren leeg. Zo op het oog leken het voornamelijk vrouwtjes, maar dat is schijn. In de rui-tijd, in de tweede helft van september, dragen de mannetjes hun eclipskleed om niet te veel op te vallen. Ze raken tijdens de rui namelijk in één keer hun slagpennen kwijt zodat ze niet kunnen vliegen en zo'n mooie glanzende groene kop trekt alleen maar vijanden aan. Bij de eenden die voor het eerst naar hun mannelijke kleed ruien, zie je nog veertjes van het jeugdkleed (kijk maar op de foto), dat erg op dat van de vrouwtjes lijkt. Een goed herkenningspunt is altijd de snavel: bij de mannen groengeel en bij de vrouwtjes oranje met zwart. Dat verandert niet. 

Ondanks dat de mannen nog niet op hun paasbest gekleed waren, was hier toch al sprake van een huwelijksmarkt. Zoals op de kermis kwamen de mannen en vrouwen bijeen om te flaneren en elkaar de maat te nemen. Onder de mannen braken kleine vechtpartijen uit en de eerste stelletjes werden gevormd. Die trokken samen op en namen een drankje (slokje water) en een hapje (ze schepten algen uit het water).  

Bij nadere beschouwing viel me nog iets op: het merendeel van de eenden was mannelijk. Op basis van de filmbeelden heb ik eens  geteld en kwam uit op 4 vrouwtjes tegen 37 mannetjes. Die verhouding ligt wel erg scheef en dat zou betekenen dat de in het park geboren eenden vrijwel allemaal mannetjes waren (of alleen de mannetjes de eerste maanden overleefd hebben). Sovon gaf in het begin van het jaar van de wilde eend al aan (zie mijn eerste blog van dit jaar) dat de man/vrouw verhoudingen scheef liggen. De Nederlandse telresultaten over de eerste helft van 2020 komen uit op een verhouding van 60/40 man versus vrouw. Dat is nog iets anders dan 90/10. Ook een week later, toen de mannelijke koppies al beter op kleur waren (en de hormonen meer begonnen op te spelen), zwommen rond ieder vrouwtje een stuk of vier à vijf mannetjes. Afijn, ik blijf het in de gaten houden, in dit jaar van de wilde eend.

In het filmpje zie je natuurlijk volop de wilde eenden. Maar langs het water was het ook een drukte van belang: wespen en vlinders hadden een limonadebar ontdekt. Uit een boomwond stroomde sap, het was zo zoet dat ik het kon ruiken. Vers uitgevlogen atalanta's en wespen likten het borrelende sap op. Ook ander vliegend spul maakte gretig gebruik van de zoete lekkernij. Het viel me trouwens op hoe goed de schutkleur van opgeklapte atalantavleugels is; er is bijna geen verschil te zien met de schors. Klik hier om het filmpje te bekijken. 



zaterdag 17 oktober 2020

De innige relatie tussen waterzuring en de grote vuurvlinder

Waterzuring

Regendruppels parelden op de bladeren van riet en gele lis, die morgen in het park. De hoog opgeschoten stengels van de waterzuring boden een handig frame voor de webben van kruisspinnen. Ze glansden mooi in het ochtendlicht. De waterzuring had inmiddels zaden gemaakt, waarvan de binnenste bloemdekbladen vergroeid zijn met het nootje. Dat geeft ze die aparte driehoekige vorm. De bladeren van waterzuring zijn het grootst van alle zuringplanten, tot wel één meter hoog. Ze bevatten veel vitamine C en werden vroeger in alle natte delen van ons land om die reden geoogst. Nu toonden de bladeren tekenen van verval, maar de gele en roestbruine plekjes zagen er artistiek uit in het tegenlicht. Waterzuring leeft in of langs de rand van water, zoals de naam al doet vermoeden, met een worstelstok verankerd in de bodem. Een bijzondere vlinder heeft zijn lot verbonden aan deze plant. De alleen in Nederland voorkomende (en in 1915 pas ontdekte) grote vuurvlinder (Lycaena dispar batava) legt zijn eitjes op waterzuring omdat de rupsen alleen deze plant lusten. Het is de zogenaamde waardplant van deze rupsen. Waterzuring komt in ons land overal voor waar maar een beetje water te vinden is, dus je zou verwachten dat de grote vuurvlinder ons overal 'om de oren vliegt'. Niets is echter minder waar. Een grote vuurvlinder is behoorlijk kieskeurig op haar leefgebied en heeft behalve waterzuring ook uitgestrekte en soortenrijke rietvelden nodig met nectarplanten, bij voorkeur koninginnenkruid en kattenstaart. Hoewel die nectarplanten niet zeldzaam zijn, vinden we de vuurvlinder nog maar op enkele plaatsen: de Weerribben en Rottige Meente in het noorden van ons land. Eerder kwam de vlinder ook bij het Friese Brandemeer voor, maar in december 2017 werd de populatie grote vuurvlinders daar met naar schatting bijna 90 % verminderd door een beheerfout. Door het veel te rigoureus schonen van sloten zijn mogelijk alle in de oeverzone overwinterende rupsen van deze beschermde vlinder weg geschraapt. 

Kijk voor foto's van de Nederlandse
vuurvlinder op de site van de Vlinderstichting

In juli en augustus legt de vuurvlinder eitjes op waterzuringblad, die na een week uitkomen. De groene rupsjes gaan in september in rust, verkleuren naar bruinrood en krijgen haren. Ze zijn dan pas 4 mm groot en heel moeilijk te vinden. Eind april, als de waterzuring begint te groeien, komen ze te voorschijn; hun schutkleur is weer veranderd in groen. Ze vreten zich door de enorme zuringbladeren heen en als ze 2,5 centimeter zijn, verpoppen ze. Hoe we de grote vuurvlinder voor uitsterven kunnen behoeden is nog steeds niet helder in kaart gebracht. Er hebben onderzoeken plaatsgevonden naar waterpeilbeheer en maaibeheer. Ook wordt er modelmatig gekeken welke leefgebieden in de omgeving geschikt zouden zijn voor de 'batava'. Maar het ei van Columbus is nog niet gevonden. In het filmpje zie je dus wel waterzuring, maar geen grote vuurvlinder. Toch heeft zich in het park een explosie van nieuw leven voorgedaan. Een jonge blauwe reiger gaat op jacht; hij heeft nog geen witte kopvlek, zoals zijn ouders. Jonge houtduiven hebben ook een saai verenkleed vergeleken met de volwassen duiven, de witte nekvlek moet nog gevormd worden. Jonge boomkruipers (klik hier voor mijn eerdere blog over deze leuke vogels) werkten zich een weg omhoog langs de eikenstammen op zoek naar voedsel. In een regenplas waren jonge merels zich aan het wassen. Broerlief intimideerde de zussen om hen op afstand te houden. Toen dat jonge grut verdwenen was, nam een (volwassen) zanglijster tijd voor een bad. Klik hier om het filmpje te bekijken. 



zaterdag 10 oktober 2020

Dansende vedermuggen

Dansmuggen in het avondlicht

Het is duidelijk te merken dat de dagen korter worden. Om nog iets van de zonsondergang te zien in het park moet ik steeds vroeger weg, voor de zon achter de horizon zakt. Zo ook die avond in september; het gouden licht kleurde de bladeren en het riet groengeel. Twee vliegen streken neer op de achterkant van een blad en showden hun silhouet in de avondzon. Deze zomer viel het mij op dat er veel vliegen in de tuin waren, meer dan andere insecten zelfs. Ik heb er niet echt een verklaring voor gevonden. Zoals bij veel insecten is het reproductievermogen van (huis)vliegen enorm. Ze kunnen tot wel 15 generaties per jaar voortbrengen. Als alle vliegen zouden blijven leven, dan kunnen uit een enkel wijfje ruim 5,5 biljoen (!) nakomelingen ontstaan, met een biomassa van 80.000 kilo. Gelukkig zijn er insecteneters om daar een stokje voor te steken :). Iets verderop in het park dansten vedermuggen in de buurt van het water. 

Vedermug, foto: ©entomart
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=711739

Ook zij zagen er mooi uit in het tegenlicht. Mannelijke vedermuggen hebben twee veer-achtige uitsteeksels aan hun kop (vandaar de naam) waarmee ze vrouwelijke feromonen (geurstoffen) kunnen detecteren. In de paartijd dansen ze in grote groepen in de buurt van water. Ze worden daarom ook wel dansmuggen genoemd. Ze kunnen in grote wolken voorkomen, vooral in het voorjaar. Dat kan lastig zijn, maar ze steken niet. Als de dansmuggen gepaard hebben, zetten de vrouwtjes hun eipakketjes af op het wateroppervlak. De larven hebben een bloedrode kleur. In het eerste stadium zijn ze microscopisch klein en zwemmen ze vrij door het water. Als ze wat groter zijn graven ze zich in, in het slib om niet te veel op te vallen. Ze leven van klein organisch materiaal dat ze direct uit het water halen of via slib binnenkrijgen. Op zijn of haar beurt vormt de larve weer een zeer gewild voedsel voor vissen (vooral de bodemwoelende brasem is er dol op), maar ook steltlopers zoals grutto's eten graag rode muggenlarven in ondiepe poelen. Visdiefjes plukken de rode larven van het wateroppervlak. Hoe klein die muggenlarven ook zijn, ze vormen een belangrijke schakel in de voedselketen. Onder goede omstandigheden vormen ze voedsel voor 100-200 kg vis per hectare. 

De meeste vedermuggen brengen hun vierde en laatste larvenstadium door in de winterrust, die zo'n 80% van hun leven beslaat. In het popstadium leeft de vedermug op de grens van slib en water en wacht in het voorjaar op stijgende temperaturen. Als het water 11 graden is, komen de muggen uit de pop en vliegen ze binnen enkele weken massaal uit. Er wordt niet meer gegeten maar wel gedanst en gepaard. Zo herhaalt de cyclus zich en vliegt er in de loop van augustus en september een tweede generatie uit. Dat gaat meer verspreid in de tijd omdat er niet gewacht hoeft te worden op een goede watertemperatuur. Bekijk de dansende vedermuggen in het filmpje, samen met sfeerbeelden rond de vijver in het park door hier te klikken.  



woensdag 7 oktober 2020

85.000 spreeuwen duiken in het riet voor de nacht


Tussendoor even een extra editie van Natuurnotities. Eind september zijn we een kijkje gaan nemen bij een klein rietveld naast het Goudase IJsselpark. Hier verzamelen zich vanaf drie kwartier voor zonsondergang 85.000-90.000 spreeuwen om te overnachten. Ze komen in grote groepen aanvliegen en duiken meteen het riet in. Na de eerste aarzelende groepjes, worden de groepen groter en sneller en het riet ziet letterlijk zwart van de vogels. Terwijl het licht wegsterft neemt het volume uit de vogelkelen toe. Mocht je in de buurt zijn of wonen, dan is het de moeite waard om even te gaan kijken. Verwacht wordt dat de aantallen in oktober nog toenemen, omdat er dan wintergasten uit het noorden arriveren. In de ochtend vliegen ze bij zonsopkomst massaal op. Via waarneming.nl kun je bekijken of ze er nog zitten als je langs wilt gaan en waar het precies is (klik in de linkerkolom op de tijd van de waarneming voor meer details). Wees er (in ieder geval 's avonds) op tijd bij, want op de dijk stonden toen wij er waren behoorlijk wat toeschouwers. Je kunt het spektakel vast in het filmpje bekijken door hier te klikken, op een groot scherm zie je het 't best.  



zaterdag 3 oktober 2020

Hoe de putter aan zijn naam komt

In de nazomer wandelden we een rondje over het landgoed Ingendael, in de vroege ochtend, voordat het te warm zou worden. Veel planten waren al uitgebloeid en hadden zaad in de aanbieding waar putters gretig gebruik van maakten om hun maagjes te vullen. Ze buitelden aan de slappe stengels en een jonkie werd helemaal bedolven onder het vruchtpluis van een akkerdistel. 

Putter

Ik was blij dat ze hier in alle vrijheid rondvlogen, want helaas worden er ook putters in kooitjes gehouden en de zogenaamde putterkooien worden op marktplaats nog aangeboden. Al in de Romeinse tijd werden deze kleurrijke vogeltjes met hun welluidende zang achter tralies gezet. Ergens in de eerste helft van de 19e eeuw werd vermeld dat de putters vooral tijdens de trek werden gevangen onder slagnetten. Het feit dat erbij geschreven staat dat 'het vleesch goed van smaak is', doet vermoeden dat de beestjes niet alleen in kooitjes verdwenen maar ook in de pan. Maar waarom heten de vogels puttertjes? Dat heeft te maken met het gemak waarmee de vogels kunstjes kunnen leren. Ze moesten werken voor hun eten en drinken. En daar komen die puttenkooien in beeld. Aan de zijkant van de kooi was een uitbouw met een gat aan de onderkant. Naast het gat hing een klein emmertje of vingerhoedje aan een kettinkje, dat reikte tot in een waterreservoir. De putter moest zijn drinken met snavel en pootjes naar boven takelen met het kettinkje. Aan de andere kant was er een soortgelijke constructie met een hellingbaan, waarover het puttertje een wagentje/sleetje met voer zijn kant op kon trekken. Vooral de Nederlandse vogelhouders lieten de putters werken voor de kost. Veel putterkooien waren rijk versierd en duur, het bezit ervan duidde op een zekere welstand. In de duurste varianten waren het emmertje en sleetje van zilver gemaakt. 

Putterkooi, foto Henk van Rijswijk

Misschien hielp het om de verveling in de kooitjes te verdrijven, maar ik zie de putters liever in het vrije veld. Je kunt de rest van onze wandeling in het filmpje zien; langs de bosrand met de Geul en over de bloemenweide waar we nog een paartje roodborsttapuit tegenkwamen. Het zijn typische vogels van open, droge terreinen met veel planten en een enkele struik. Rond deze tijd trekken ze naar Zuid-Europa of Noord-Afrika om in februari weer terug te keren naar ons land. Klik hier om het filmpje te bekijken. Let op: ook deze keer is er een bonusfilmpje; wederom een verslag vanuit mijn stadsparkje, daarover hieronder meer. 



In het stadspark zag ik op een ochtend een volwassen blauwe reiger in prachtig licht. Hij stond te azen op een visje in de sloot. Ik zag niks anders dan de reflectie van huizen in het water, maar de reiger had toch een succesvolle jacht. Hoe dat kan, heb ik al eens uitgelegd in mijn blog van 14 maart van dit jaar. Bekijk het parkfilmpje door hier te klikken; door de rust van het kabbelende water en andere beweging is het een echt zenfilmpje geworden :).