zaterdag 27 juni 2020

Het lelijke jonge eendje kwam niet uit Polen

Een 'lelijk eendje' of eentje uit Polen? :)
Een beetje cryptische titel deze keer om de komst van de jonge zwaantjes aan te kondigen. Als kind werd je vast wel eens het verhaal van het lelijke jonge eendje voorgelezen, geschreven door Hans Christian Andersen. Uit een vreemd ei in een eendennest wordt een grijs eendje geboren dat er anders uitziet dan de rest. Het beestje wordt hiermee flink geplaagd en buitengesloten. Aan het eind van de zomer besluit het eendje alleen verder te gaan en na de winter ziet hij prachtige witte zwanen. Bang dat hij weer uitgescholden zal worden, buigt het eendje zijn kop en ziet in het water dat hij er net zo prachtig uitziet als de grote witte vogels. Het lelijke eendje is uitgegroeid tot één van de sierlijkste dieren. Helaas komt de achterliggende moraal nog maar al te vaak voor in onze maatschappij. Maar wat heeft dit nu met Polen te maken, zul je denken? Nou, in Polen werden zwanen gekweekt voor hun dons. Die zwaantjes zijn wit bij de geboorte en blijven wit. 'Onze' gewone knobbelzwaan krijgt grijze jonkies, die vervolgens naar bruin verkleuren en tenslotte hun witte verenkleed krijgen. Beide kleurvormen zijn bij de verwildering vermengd geraakt, waardoor je in één nest soms verschillende kleuren zwaantjes kunt zien. Lekker multiculti! De witte Poolse zwanen hebben roze poten, onze knobbelzwanen hebben een zwart/grijs onderstel.
Bekijk de witte en grijze zwaantjes uit het nest aan de rand van de polder door hier te klikken. Ze verblijven veilig onder moeders vleugels.


woensdag 24 juni 2020

De gele lis en zijn buitenlandse familieleden

Gele lis met honingmerk op de buitenste slippen
Daklis
Afbeelding: Johann Georg Sturm
(Painter: Jacob Sturm)
 wikimedia
Tegen de tijd dat de vogelzang begint te verstommen omdat de vogels in alle stilte hun nageslacht groot brengen, komen meer en meer planten in bloei. Dan verleg ik de focus van het vliegende naar het stilstaande spul. Voor de waarnemer is het feitelijk andersom: om vogels te spotten kun je het beste stilstaan, maar om verschillende planten te zien moet je lopen :). De gele lissen langs de waterkant stonden in bloei, altijd een momentje om te genieten van de schoonheid van deze zwavelgele bloem. De lissenfamilie is groot (tussen de 1500 en 2000 soorten wereldwijd), maar alleen de gele lis komt van oorsprong in ons land voor. Toch ben je waarschijnlijk wel bekend met de exotische familieleden van de gele lis: de krokus, de iris, gladiolen, de vroeger veel verkochte snijbloem freesia en als je tuiniert ken je wellicht de crocosmia/montbretia. Een aparte iris die vroeger in verwilderde vorm op Limburgse daken groeide is de daklis. Ik had er nog nooit van gehoord, dus daar heb ik een plaatje van wikimedia bij gezocht.

De leden van deze plantenfamilie overwinteren met behulp van een knol of wortelstok die in het voorjaar weer uitloopt. De bloem van zo'n gele lis zit nogal ingewikkeld in elkaar. De drie buitenste gele bladeren (kroonbladeren) zijn behoorlijk groot en zijn voorzien van een bruingekleurd honingmerk. Dat is een soort gemarkeerde landingsbaan voor de insecten die ze wijst waar de nectar te vinden is. Die is bij de gele lis diep weggestopt in de plant; alleen insecten met een zuigsnuit van meer dan een centimeter kunnen erbij, meestal hommels. Veel planten maken gebruik van ultraviolet licht om het honingmerk extra te accentueren, maar dat kunnen wij mensen niet zien.
De drie binnenste kroonbladeren staan omhoog en zijn smaller. De bloem is afhankelijk van kruisbestuiving. Om te zorgen dat dat gebeurt kent de bloem een mannelijke en vrouwelijke fase. In de eerste fase zijn de doorgangen in de bloem vrij breed: de hommels en andere bestuivers kunnen bij de nectar en nemen stuifmeel mee zonder daarbij de stempel (het vrouwelijke deel van de bloem) aan te raken. In de tweede fase vernauwt de buis zich. Hommels met stuifmeel van andere bloemen wurmen zich door de smalle buis en laten daarbij wel stuifmeel achter op de kleverige stempel. Snel daarna verwelken de bloemen en vormen zich glanzende groene zaaddozen die veel met kurk omlijste zaden dragen. Als de doos openbarst drijven de zaden weg naar een nieuwe plek om te kiemen. Als het kurkdeel vergaan is, zakken ze naar de bodem. Bekijk de gele lis, te samen met de broedende zwaan, opgroeiende meerkoeten en andere bloemen in het filmpje door hier te klikken. Aan het einde zie je trouwens nog parende bloesemboktorren, die vaak op hondsrozen zitten.


zaterdag 20 juni 2020

Een lesje over bloemrijk grasland

Margriet
De een houdt van een strakke grasmat; een golfveld of een biljartlaken zonder 'onkruid'. De ander ziet graag wat bloemetjes tussen het gras, met zoemende bijtjes, hommels en zweefvliegen. Het zal je niet verbazen dat ik tot die laatste categorie behoor :). En dan heb ik het nog maar over een tuintje van het formaat postzegel. De gouden regel is: variatie in beplanting leidt tot de komst van meer insecten en die leiden tot vogels die hun maag kunnen vullen met zaden of insecten (of beide). In de praktijk zijn grote delen van ons land in gebruik voor voedselproductie: direct, bijvoorbeeld een graanakker voor het maken van broodmeel of indirect een weiland waar koeien grazen, waarvan we de melk of het vlees consumeren. Boeren moeten dat zo efficiënt mogelijk doen, omdat ze vaak matig betaald worden voor hun producten. Dus worden de weilanden beplant met eiwitrijk raaigras dat flink bemest wordt zodat het snel groeit en dichte zoden vormt waardoor andere planten geen kans meer krijgen om te groeien. Het grondleven verandert ook: in zo'n groene woestijn zitten minder en kleinere ongewervelden in de bodem dan in gevarieerd bloemrijk grasland. In plaats van grote sprinkhanen, rupsen en kevers vind je tussen het raaigras kleine bladluizen en vliegjes.Vogels moeten dus harder werken om aan dezelfde portie eten te komen. Er zitten ook nog wel regenwormen in de grond, maar daar kunnen ze pas bij als er gemaaid is.
Fazanthen met kuikens
En de kleine snaveltjes van pasgeboren jongen reiken niet diep genoeg om daar überhaupt bij te kunnen. Door de snelle groei van het bemeste raaigras wordt er eerder gemaaid, waardoor de jonge vogels vaak nog niet kunnen vliegen als de machines langskomen, met alle gevolgen van dien. Kunnen we dit de boeren kwalijk nemen? In principe niet, als wij liever goedkoop eten, dan moeten ze wel kiezen voor efficiëntie op de vierkante meter. Gelukkig zijn er ook boeren die op een andere manier werken en wat meer geld voor hun producten vragen. Voor akkervogels maakt dat veel verschil. Hoe meer plantensoorten het grasland telt, hoe meer microstructuur er is door al die variaties in bladeren en stengels. Wat voor ons microstructuur is, is voor kleine dieren macrostructuur! Vergelijk het met een mens die door een woestijn of een bos loopt. Die structuurvariatie biedt op elk moment keuze tussen koele of juist warme plekjes, droge of juist vochtige, donkere of lichte enzovoort. Klein reliëf zorgt ook voor goede verstopplekjes, zelfs voor de meest opvallend gekleurde vogels zoals de zwart/witte scholekster. Meer soorten betekent ook meer waard- of nectarplanten voor meer soorten ongewervelden. Voor die plekjes zijn vogels meer en meer aangewezen op natuurgebieden. We namen onlangs een kijkje in de Bovenlanden bij Nieuwkoop waar dat soort bloemenweiden naast het agrarische gebied liggen. Tussen de kruiden slopen jonge tureluurs, grutto's en kieviten rond. Helaas kreeg ik ze niet op de film omdat de gaten in het kijkscherm erg klein waren en op zeer onhandige hoogte waren aangebracht. Dus ik moest het doen met verrekijkerwaarnemingen.
Maaischema's zijn afhankelijk van het doel van het gebied
Bron: Olivier Dochy, Natuur Oriolus
Langs het pad naar het kijkscherm kreeg ik wel een fazanthen met kuikens voor de lens, maar zij verdwenen snel in de hoge begroeiing. Ik vroeg me af òf en wanneer het gras in zo'n gebied gemaaid wordt. Dat blijkt af te hangen van het doel van zo'n gebied en is nog een hele puzzel. De agrariër zal, zoals gezegd, mikken op snelle groei en frequent maaien. Maar een natuurbeheerder maait op verschillende tijdstippen. Eind juni als het te doen is om botanische rijkdom (dat wil zeggen zo veel mogelijk verschillende planten). Wil hij veel jagende vogels op zijn terrein dat wacht hij tot het einde van juli, als de kruiden afsterven en zaad vormen dat gegeten wordt door kleine vogels. De natuurbeheerder die juist veel akkervogels wil aantrekken maait eerst vroeg in het seizoen (april) en verlengt zo het bloeiseizoen van de planten. Maar ook daarbij zit hij met allerlei dilemma's. Soorten als Patrijs, Kwartel, Fazant en Grauwe Gors starten pas eind april met de nestbouw. Ze houden van een wat ruigere vegetatie om het nest te verstoppen onder horsten (pollen) oud gras. Door het maaien is dat er niet meer. Maar op het moment van de tweede maaibeurt (eind juli) worden er dan tenminste geen nesten weggemaaid.
In de buurt zag ik nog een ingezaaide berm met typische akkerplanten die vroeger heel algemeen waren, maar die je tegenwoordig minder ziet. Ze wemelden van het leven en waren het levende bewijs van bovenstaand verhaal. Bekijk het in de film door hier te klikken.

 

woensdag 17 juni 2020

Hoeveel weegt een wolk

Het leek of ik een kijkje in de eeuwigheid kreeg
Na vele weken onafgebroken zon was er midden mei ineens een dipje in temperatuur. Dat had als voordeel dat de lucht nu eens niet strak blauw was, maar dat er mooie cumuluswolken aan de hemel verschenen. Ze zien er uit als grote wattenbollen en kunnen allerlei vormen aannemen. Liggend in het gras of vanuit een luie stoel kun je je fantasie op de vrije loop laten en vogels, vliegtuigen en olifanten in de vorm van de wolken zien. Daar is zelfs een officiële naam voor: pareidolie. Daar spreken we van als iemand iets herkenbaars ziet in een willekeurige waarneming. Afijn, terug naar de wolken. Een cumuluswolk kan wel een kubieke kilometer (1 km3) groot zijn. Dus één km breed, lang én hoog. Waterdamp die opstijgt koelt af en condenseert tot kleine waterdruppels. Er zitten meer dan 1 biljoen van die druppeltjes in een kubieke meter wolk. Alle waterdruppeltjes samen in zo'n cumuluswolk wegen ongeveer een miljoen kilogram. Erg fijn dus dat ze dankzij hun kleine individuele gewicht blijven zweven, want dat wil je niet op je kop krijgen :). Als de druppels groeien dan valt niet de hele wolk uit de lucht maar de losse druppels in de vorm van regen. Tegen die tijd is de wolk ook behoorlijk donker van kleur geworden; grote druppels in regenwolken weerkaatsen bijna al het zonlicht dat op de wolk schijnt, waardoor de zonnestralen niet meer door de wolk dringen. Die dag in mei begon met leuke witte wolkjes aan de hemel. De zon scheen er nog vrolijk tussendoor dus de temperatuur was aangenaam. De futen waren aan het broeden, net als de zwaan. De twee guitige eendjes uit deel 13 waren flink gegroeid. Alleen aan de vleugeltjes kon je nog zien dat ze niet lang geleden uit het ei waren gekomen. Aan het eind van de dag stond er een sterke, ijzig koude wind en boven de molen bij het park pakten donkere wolken zich samen. Zon en wolken streden om voorrang en toen deed zich een schouwspel voor dat ik niet graag had willen missen. Het leek alsof ik een blik in de eeuwigheid kreeg. Totaal verkleumd maar heel tevreden kwam ik thuis nadat de zon achter de horizon was gezakt. Beleef het mee in het filmpje door hier te klikken.






zaterdag 13 juni 2020

Beroering in en om een futennest

Invitatiehouding van de fuut
Het observeren van diergedrag vind ik één van de leukste dingen om te doen. In het plasje aan de rand van de polder wordt het steeds drukker, naast de broedende zwanen en één of twee meerkoetpaartjes heeft nu ook een stel futen er hun territorium gekozen. En dat allemaal in een klein stukje water. Burenruzies zijn daarom aan de orde van de dag. In de dampende mist kon ik soms nauwelijks zien wat er gebeurde, maar de meerkoet maakte zich druk over de futen en haalde naar ze uit. Na enig geharrewar keerde de rust terug. De futen bouwden aan hun nest van wier en takjes. De keuze voor de plek van zo'n nest wordt met wederzijdse instemming bepaald. Vaak neemt één van het stel het voortouw en doet een voorstel door plat op het water te gaan liggen met de hals gestrekt vooruit en de snavel wijzend in de richting van de potentiële nestplaats. De andere fuut 'antwoordt' hier op door wier op te duiken en dit op de betreffende plek te laten vallen. Kopschudden hoort ook bij dit ritueel en het plukje wier wordt vaak door de andere partner weer opgepakt om de bouwintentie te bevestigen. Het bouwen van een nest kan tussen de twee en acht dagen in beslag nemen. Als het platform klaar is en beide futen kan dragen, wordt door de meest gemotiveerde fuut (m/v) begonnen met uitnodigen tot de paring. Dit gebeurt door middel van de invitatiehouding en/of de bestijghouding.
Bestijghouding om te partner te verleiden tot paring
Bij de invitatiehouding ligt de fuut met de nek gestrekt en de kraag platgedrukt op het platform.  Bij een bestijghouding rijst de fuut juist op van het nest met het lichaam voorover gebogen. De kop is naar het platform gericht, terwijl de kraag is gespreid. In deze boogpositie wordt enige malen snel met de vleugels getrild, waardoor soms het wit op de binnenvleugel te zien is. Hiermee wil de fuut de andere partij naar het nest lokken en deze houding wordt dan ook aangenomen als de partner het nest nadert. Dat kun je - ondanks de mistflarden - in het filmpje goed zien. De reactie van de uitgenodigde fuut kan variëren van onverschilligheid tot het daadwerkelijke bestijgen. De partnerfuut had echter nog geen interesse en ging onverstoord verder met bouwen. Wanneer de paring te lang uitblijft laten de futen het nest vaak in de steek. Rond de tijd dat mijn maag begon te knorren voor een ontbijt was alles rustig op het plasje. Zowel de futen als de meerkoeten en zwanen lagen te soezen in de steeds hoger rijzende zon. Wat later op de dag was ik wederom getuige van een botsing tussen meerkoeten en een van de futen. Een meerkoetgezin zwom het territorium van de fuut binnen. De fuut voerde een torpedo-aanval uit. Dat is een schijnaanval waarbij de dreigende fuut onder water verdwijnt en de ander dreigt te torpederen. In plaats van naar de opponent toe te zwemmen komt hij op ongeveer dezelfde plaats weer boven. De meerkoeten vielen aan en namen het zekere voor het onzekere want deze vorm van dreigen kan gemakkelijk overgaan in een werkelijke aanval onder water. En een klein meerkoetje maakt weinig kans tegen zo'n vlijmscherpe dolk-snavel. De fuut wilde op zijn of haar beurt niet vluchten voor de koeten en nam de kathouding aan. Hierbij worden de vleugels vrijwel loodrecht op het lichaam gespreid. De kop met ingetrokken nek wordt laag boven het water gehouden en alle veren worden opgezet. Al met al een prachtig schouwspel dat je kunt meebeleven in het filmpje door hier te klikken.


woensdag 10 juni 2020

Bomen als vangnet voor fijnstof

Jonge beukenbladeren hebben haartjes langs de randen die later verdwijnen
Deze keer een parkfilmpje dat is gemaakt in de avonduren. De laagstaande zon belichtte de meerkoetkuikens uit het nest dat je hebt zien bouwen in deel 5. Hun gele nekhaartjes leken op een gouden boa terwijl vader ze op sleeptouw nam voor een voederronde. Als hij dook was de sloot voor de kleintjes een golfslagbad. Ik vervolgde mijn ronde door het park, waar de beukenbladeren uitgekomen waren. Die boom is er laat bij. Jonge beukenblaadjes hebben haartjes langs de randen die verdwijnen als het blad volgroeid is. Het zonlicht verlichtte ook een meidoorn in volle bloei en de zaadtrosjes van de esdoorn die als lampjes in de bomen hingen. Behalve voor zuurstof, dat eigenlijk een restproduct is van de fotosynthese die bomen en andere planten gebruiken voor hun voedselvoorziening, zijn bomen ook nuttig voor het afvangen van fijnstof uit onze omgeving.
Naaldbomen vangen meer fijnstof op dan loofbomen
Dat doen alle planten, maar door hun hoogte en omvang vangen bomen twee tot zestien keer zoveel fijnstof op als lage beplanting. Hoewel je misschien anders zou verwachten, zijn naaldbomen zoals fijnspar, grove en zwarte den of taxus effectiever daarin dan loofbomen omdat naaldbomen een groter totaal bladoppervlak hebben. De fijne naaldstructuur draagt ook bij aan dat efficiënte vangnet. En ze blijven natuurlijk het hele jaar groen, waardoor ze ook in de winter hun werk kunnen doen. Toch zijn er ook een drietal loofbomen die meer dan gemiddeld fijnstof opvangen: de gewone esdoorn, vogelkers en de zachte berk. Dat komt door hun harige bladoppervlak dat het fijnstof vasthoudt. Opvallend is dat bomen die in Nederland veel langs wegen worden aangeplant: de eik, populier en de es maar matig geschikt zijn voor het opvangen van fijnstof. Toch iets om over na te denken bij de groenaanplant. Behalve het soort boom is er nog een andere factor die een rol speelt bij de hoeveelheid fijnstof die bomen verwerken: de manier waarop de bomen en ander groen gegroepeerd zijn. Dat heeft te maken met luchtstromen die zorgen voor gelijkmatige vermenging van fijnstof met lucht en de manier waarop de wind over de bladeren kan stromen. TNO en Universiteit Wageningen hebben daar modellen op los gelaten. Het meest effectief is een lijnbeplanting (bijvoorbeeld een bomensingel) met ondergroei als die op zo'n 100-150 meter van de vervuilingsbron (bijvoorbeeld een weg) staat. Als de bomensingel direct langs de weg is aangeplant is het fijnstof onvoldoende vermengd met gewone lucht om goed opgenomen te worden door de bladeren. Dus zo'n groen lint langs de snelweg ziet er wel mooi uit, maar het helpt minder om fijnstof op te vangen. In feite zou zo'n singel beter dicht bij de woonwijk kunnen staan die last heeft van het fijnstof van die weg. Daar is het effect het grootst. Over de totale effecten van bomen in relatie tot fijnstof zijn niet zo veel studies bekend. In de West Midlands, een gebied van 900 km2 in het midden van Groot-Brittannië, is eind jaren ’90 een onderzoek gedaan naar de invloed van groen op de luchtkwaliteit in het gebied. De studie laat zien dat een verdubbeling van het aantal bomen in het gebied het aantal sterfgevallen door fijnstof kan verminderen met maximaal 400 per jaar. Afijn een zwaar verhaal misschien deze keer, maar toch keek ik weer met andere ogen naar de bomen. En aan het eind van het parkje scheen de zon op magische wijze door het gebladerte waardoor het landschap een feeërieke sfeer kreeg. Ik maakte een paar prachtige opnamen en bedacht: bomen zijn toch ook vooral heel mooi. Bekijk dit alles in het filmpje door hier te klikken.


zaterdag 6 juni 2020

Het jaar van de wilde eend: doe mee met de kuikenteller

Kuikens van de wilde eend
Mijn eerste blog van dit jaar was gewijd aan de vogel van 2020: de wilde eend. Ik meldde toen dat wilde eenden flink in aantal afnemen. Met het aantal uitgekomen eieren en volwassen eenden gaat het goed, maar ergens in de kuikenfase lijkt het flink mis te gaan. Inmiddels zijn we bijna halverwege het jaar van de wilde eend en heb ik met eigen ogen kunnen zien dat een sliert jonge eendjes per dag korter wordt. In en om het park heb ik drie moedereenden gezien. Twee daarvan hadden al snel nog maar twee van de zeven jongen over. Gelukkig zag ik een derde moeder met pas uitgekomen kroost - ook zeven stuks - rondzwemmen. Waardoor de eendenkuikens 'verdwenen' zag ik niet. Misschien waren het eksters of kauwtjes, misschien een reiger of kwam het gevaar van onder het wateroppervlak. Sovon vogelonderzoek is een zogenaamd citizen science project gestart, waarbij de hulp van 'gewone' mensen wordt ingeroepen om bij te dragen aan het wetenschappelijke onderzoek naar de kuikenfase. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen. Allereerst is er een kuikenstudie. Hiervoor wordt aan mensen gevraagd om zo'n eendengezinnetje (toompje) te bekijken en het aantal kuikens te tellen. Om de gegevens door te geven kun je de kuikenteller app downloaden. Verder wil Sovon via vogeltellers inzicht krijgen in de man/vrouwverhoudingen van wilde eenden, want er lijken meer mannetjes (woerden) te zijn dan vrouwtjes in ons land. Onderzoekers denken dat vrouwtjes gevoeliger zijn voor sterfte tijdens het broeden (ze kunnen dan gepakt worden door een vos bijvoorbeeld), mannetjes broeden niet en lopen daardoor minder gevaar. Ook vermoeden zij dat vrouwtjeseenden meer geschoten worden. Vrouwtjes overwinteren daarnaast zuidelijker dan mannetjes, wat ook weer extra risico's met zich meebrengt tijdens de trek. Uiteindelijk wil Sovon met deze en andere gegevens een populatiemodel bouwen om beter te begrijpen wat er aan de hand is.
Toompje wilde eenden

Intussen kun je in mijn filmpje genieten van twee wilde eendjes die al in de 'puberfase' zitten, ze stoeien met elkaar en apen het gedrag van mams na. Intussen blijft moeder alert op haar kroost. Vrouwtjes van wilde eenden lijken een saai bruin verenkleed te hebben. Niets is echter minder waar. Ze is gehuld in een verenkleed met goede schutkleuren (belangrijk als ze op het nest zit te broeden), maar de detailopname van haar staart laat zien hoeveel kleurschakeringen er zijn en hoe mooi de tekening van de verschillende soorten veren is. Geniet van de eendjes in de film en hopelijk tel je mee als je een toompje wilde eenden ziet. Klik hier om het filmpje te bekijken.





woensdag 3 juni 2020

De wedloop tussen de kleine karekiet en de koekoek

Kleine karekiet
Met Hemelvaart zijn we gaan 'dauwtrappen' bij de Reeuwijkse Plassen. In de Reeuwijkse Hout parelden de waterdruppels op de alom tegenwoordige grassen en mist steeg op uit de sloten. Overal om ons heen klonk vogelzang. Toen we wat meer in het open moerasgebied kwamen, hoorden we vooral de rietvogels: rietzanger, kleine karekiet en in een boomtop kraste de grasmus zijn lied. Bij ons tripje naar de Wijde Aa lukte het niet om de kleine karekieten in beeld te krijgen, maar op deze dag had ik geluk. In de wat bredere rietkragen lieten ze zich makkelijker spotten. Op twee plaatsen langs de plassen zong koekoeken. Die wilden aan hun vrouwtjes laten weten dat er hier genoeg karekietennestjes zijn om een ei in te leggen. De kleine karekiet is een belangrijke waardvogel voor deze broedparasiet. Koekoekvrouwtjes die in een karekietnestje ter wereld zijn gekomen zullen op hun beurt een ei in zo'n nestje leggen.
Eieren van koekoek (groot) en kleine karekiet
Bron: By Chiswick Chap - Own work, wikimedia
Hiervoor wacht het vrouwtje tot de karekiet enkele eieren heeft gelegd. Op het moment dat de karekieten even niet bij het nestje zijn (ze beginnen pas met broeden als het legsel compleet is), daalt ze neer op het nest, legt bliksemsnel een ei en eet één karekiet-ei op, zodat het aantal eieren in het nestje niet verandert. Het koekoeksei is iets groter dan dat van de karekiet maar lijkt er verder qua kleur en tekening veel op. Toch is het de vraag hoe het komt dat de karekieten een vreemd ei in hun nestje tolereren. Dat is het gevolg van een lange wedloop. Al meer dan een eeuw geleden werd vastgesteld dat slecht lijkende eieren door de karekieten werden afgestoten. Koekoeken die minder goed nagebootste eieren leggen sterven op die manier uit. Dat afstoten gebeurt op twee manieren: het vreemde ei wordt uit het nest gegooid, of het hele nest wordt verlaten. In dat laatste geval ontmantelen ze het nest om het op korte afstand weer op te bouwen òf ze bouwen een tweede nest bovenop het eerste. Het oude legsel wordt gewoonweg bedolven onder de bodem van het nieuwe. Door in hun territorium te blijven, en in het laatste geval dus op de exacte locatie, hopen de karekieten waarschijnlijk dat de koekoek blijft denken dat dit nestje al 'voorzien' is van een koekoeksei.
Koekoek (man)
Hoewel het lekker makkelijk lijkt om je kroost te laten opvoeden door anderen, hebben koekoekvrouwtjes heus niet altijd succes. Uit Engels onderzoek blijkt dat in ongeveer 5% van de karekietennestjes een koekoeksei wordt gelegd. Een aantal karekietnestjes is gewoonweg onvoldoende bereikbaar voor de koekoek. Want om in de gaten te houden wanneer een nestje voldoende eieren heeft om er een eigen ei in te leggen, moet de koekoek gebruik maken van een uitkijkpost, bijv. een hoge boom. Van de karekietnesten binnen een straal van 5 meter rond zo'n uitkijkpost 'ontvangt' één op de vijf een koekoeksei. Tussen de 5 en 10 meter is dat nog maar één op de tien en verder dan 20 meter van de boom wordt er maar in één op de honderd nesten een koekoeksei gelegd. De kleine karekiet kan dus het beste broeden in uitgestrekte rietvelden zonder bomen, daar is de kans op een cadeautje van de koekoek het kleinst. En als de koekoek er in slaagt om een ei te dumpen in zo'n nestje, is er altijd nog de kans dat de karekieten het door hebben en zich ontdoen van het ei. Bekijk en beluister veel verschillende vogels (onder andere ook een krooneend en Indische gans met kleintjes) en hun uitbundige zang in de film door hier te klikken.