Posts tonen met het label beuk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label beuk. Alle posts tonen

vrijdag 3 december 2021

Kleurende beuken: van iele stammen tot woudreuzen

Beukenlaan bij Nunspeet (Gelderland)

Nederland heeft 365.000 hectare bos, waarvan het meeste te vinden is in het oosten van het land. Gelderland is de koploper met bijna 100.000 ha, gevolgd door Noord-Brabant (rond de 75.000 ha). Limburg, Overijssel en Drenthe delen de derde plaats met ieder tussen de 35.000 en 37.000 ha bos. In 'mijn' provincie Zuid-Holland moet ik het doen met ongeveer 10.000 ha (nog niet eens de laagste score trouwens: Zeeland heeft maar ongeveer 4500 ha). Dat is erg jammer voor een bomenliefhebber zoals ik :). Midden november kleurden de beuken erg mooi goudgeel en koperbruin; een rondje door het Zegerslootgebied tijdens een zonnige middag was een mooi uitje om die herfsttinten te bewonderen. Beuken maken ongeveer 5% uit van alle bomen in Nederland. Meer details over de bossen en bomencijfers vind je op de site van Staatsbosbeheer.

Beukenblad

Beukenbossen worden nogal eens beschouwd als soortenarme bossen. Ze zien er vaak monotoon uit, donker, met weinig ondergroei, zoals je ook in het filmpje van deze week kunt zien. Toch blijkt uit onderzoek dat beukenbomen en beukenbossen -zeker de oudere bomen en opstanden met veel (zwaar) dood hout en monumentale bomen- wel veel soorten kunnen herbergen en minstens even soortenrijk kunnen zijn als andere bossen op dezelfde bodem. Een groep onderzoekers (K. Vandekerkhove, M. Vanhellemont, A. Leyman, P. Van de Kerckhove en M. Esprit) heeft dat uitgevogeld. Zij bestudeerden beuken in het Zoniënwoud bij Brussel. Beuken zijn al zo'n 5000 jaar in de Benelux aanwezig en rond het begin van de jaartelling was de beuk een vrij dominante soort in de bossen. Door ingrijpen van de mens veranderde dat: bomen werden gekapt om landbouwgrond te ontginnen of om hakhout te verzamelen. De mens spaarde om die laatste reden eerder de eiken dan de beuken. 

Het Zoniënwoud in 1816
Door: William Mudford, George Cruikshank,
James Rouse, C. C. Hamilton, wikimedia

In het Zoniënwoud golden echter al in de dertiende eeuw strenge voorschriften om overmatige kap te voorkomen. Slechts kleine stukken van 5-10 ha werden eens in de 80-100 jaar gekapt, maar een stuk of 15-20 eiken en beuken op zo'n kapvlakte mochten doorgroeien. In de middeleeuwen werd het woud een jachtreservaat waar kappen verboden was. Vanaf de 19e eeuw werd het bos belangrijk als weekend-uitje voor de rijke Brusselaren. Zij verzetten zich succesvol tegen het kappen van bomen en zo konden zich daar 10.000 beuken ontwikkelen met een doorsnede van meer dan een meter. De grootste beuk in het reservaat heeft een diameter van 159 cm en is meer dan 45 meter hoog. Het Zoniënwoud staat nu op de Unesco werelderfgoedlijst, dus hopelijk wordt er ook in de komende eeuwen goed voor gezorgd. 

Afijn, dit is de korte geschiedenis van het studieobject van bovengenoemde onderzoekers. Zij troffen er een indrukwekkende lijst van meer of minder zeldzame planten en dieren aan: 400 soorten planten, waaronder de zeldzame witte rapunzel en het vogelnestje. Meer dan 1000 paddenstoelen hebben ze er ontdekt, zoals de bloedplaatgordijnzwam en de grote knoflooktaailing. Ook 300 soorten doodhoutkevers (o.a. het vliegend hert) konden aan de lijst worden toegevoegd, evenals vele mossen en korstmossen. Het zijn uiteindelijk de minder in het oog springende soorten die zo'n beukenbos bevolken, waardoor je beter uit je ogen moet kijken eer je de conclusie trekt dat er niks te zien valt :).

Behalve het feit dat het bos lange tijd ongemoeid is gelaten en zich daardoor op een natuurlijke manier kon ontwikkelen zijn er nog andere redenen waarom het bos zoveel soorten en monumentale bomen herbergt. Het klimaat is gunstig: de winters zijn niet streng, er is zelden droogtestress in de zomer en het groeiseizoen is lang. Ook de bodem is zeer geschikt voor beuk. Een dik löss-pakket combineert een goede drainage met een groot waterbergend vermogen. Dat betekent dat deze bodem een grote hoeveelheid water kan vasthouden, zonder dat de zuurstofvoorziening in het gedrang komt. De goede waterbeschikbaarheid in de bodem in combinatie met een gesloten kronendak dat zorgt voor een koel microklimaat, maakt het bos beter bestand tegen droogte en temperatuurextremen in het groeiseizoen. 

Wandelend door het minibosje van het Zegerslootgebied kon ik alleen maar dromen hoe zo'n bos er over honderden jaar uit zou zien als de beuken voldoende ruimte en tijd zouden krijgen om door te groeien. De mooie herfstkleuren waren er niet minder om. Geniet mee in het filmpje door hier te klikken



zaterdag 31 oktober 2020

Een voedzaam (beuken)nootje

Beukenbladeren, bloemen en zaden
By Brandt, Wilhelm; Gürke, M.; Köhler, F. E.; Pabst, G.;
Schellenberg, G.; Vogtherr, Max. -

https://www.biodiversitylibrary.org/pageimage/303628, wikimedia
Midden oktober zag ik steeds meer herfstsignalen in het park; een boompje bezweek bijna onder het gewicht van de sierappeltjes en bladeren begonnen te verkleuren. Gek genoeg niet overal; ik zag een beuk met gele bladeren en een aantal die nog erg groen waren. De beuken in het park zijn nog niet erg groot, dat komt omdat ze langzaam groeien. Ze worden meestal rond de 150 jaar, met uitschieters tot het dubbele, en pas vanaf hun 50ste maken ze zaden. Ook daarvoor nemen ze de tijd, ze bloei(d)en maar eens in de vijf tot acht jaar. De 'd' staat tussen haakjes omdat daar de laatste jaren verandering in is gekomen. Van 2013 tot 2019 leverden de beuken elk jaar bloemen en nootjes. Warmte had daarop meer invloed dan droogte: hoe warmer de winter en zomer, hoe meer beukennootjes er aan de takken bungelden. In het park zag ik nu alleen nog de lege napjes liggen. Er was geen beukennootje meer te bekennen. Die nootjes barsten van de eiwitten, koolhydraten, vetten en verschillende mineralen en zijn daarom populair bij veel dieren. Ongeveer één derde van het voedsel van wilde zwijnen bestaat uit beukennootjes. Een mannetjeszwijn weegt ergens tussen de 60 en 180 kilo en een beukennootje weegt tegenwoordig een schamele twee gram.  Overigens is dat ruim het dubbele vergeleken met de negentiger jaren van de vorige eeuw. Dit wordt allemaal uitgezocht door het Nederlands Instituut voor Ecologie, dat elk jaar een heuse beukennotenindex bepaalt. Al ruim 35 jaar lang worden beukennoten op het Nationaal Park de Hoge Veluwe verzameld om de oogst van beukennoten te bepalen. Hierbij worden elk jaar eenmalig in oktober ongeveer 30 bomen bezocht waar in vier vierkantjes van 25 bij 25 centimeter alle beukennoten worden opgeraapt om mee naar het lab te nemen. Het totale gewicht van de volle (bevruchte) noten bepaalt de beukennotenindex. Het instituut heeft ook uitgevogeld dat koolmezen het beter doen in een goed beukennotenjaar. Hiervoor houden ze al sinds 1955 de 'burgerlijke stand' bij van koolmezen. In vier gebieden in Nederland kijken de onderzoekers welk vogeltje wanneer waar wordt geboren, hoe zwaar hij is bij het uitvliegen en wie de ouders, broers en zussen zijn. En er blijkt dus een verband te zijn tussen goede beukennotenjaren en goede mezenjaren. 

Ook de eekhoorn leeft op van beukennootjes: ze brengen in een jaar met veel nootjes een extra nestje groot. Muizen zijn verzot op deze zaden en de boommarter profiteert op zijn/haar beurt weer van het grote muizenaanbod; hun broedsucces is in zulke jaren groter. Vorig jaar viel er 1 miljoen kilo beukennootjes uit de bomen op de Veluwe, dat zijn er zo'n 500 miljoen stuks :). En dan zijn er nog veel meer beukenbomen verspreid over Nederland. Klein maar fijn, dat lijkt me op deze voedselbron dus wel van toepassing. Overigens zijn de nootjes voor mensen ook eetbaar, maar eet ze liever niet rauw of in grote hoeveelheden. Er zit een zweempje blauwzuur in. Dat gif verdwijnt overigens bij het roosteren. Je kunt het filmpje van deze week bekijken door hier te klikken



woensdag 10 juni 2020

Bomen als vangnet voor fijnstof

Jonge beukenbladeren hebben haartjes langs de randen die later verdwijnen
Deze keer een parkfilmpje dat is gemaakt in de avonduren. De laagstaande zon belichtte de meerkoetkuikens uit het nest dat je hebt zien bouwen in deel 5. Hun gele nekhaartjes leken op een gouden boa terwijl vader ze op sleeptouw nam voor een voederronde. Als hij dook was de sloot voor de kleintjes een golfslagbad. Ik vervolgde mijn ronde door het park, waar de beukenbladeren uitgekomen waren. Die boom is er laat bij. Jonge beukenblaadjes hebben haartjes langs de randen die verdwijnen als het blad volgroeid is. Het zonlicht verlichtte ook een meidoorn in volle bloei en de zaadtrosjes van de esdoorn die als lampjes in de bomen hingen. Behalve voor zuurstof, dat eigenlijk een restproduct is van de fotosynthese die bomen en andere planten gebruiken voor hun voedselvoorziening, zijn bomen ook nuttig voor het afvangen van fijnstof uit onze omgeving.
Naaldbomen vangen meer fijnstof op dan loofbomen
Dat doen alle planten, maar door hun hoogte en omvang vangen bomen twee tot zestien keer zoveel fijnstof op als lage beplanting. Hoewel je misschien anders zou verwachten, zijn naaldbomen zoals fijnspar, grove en zwarte den of taxus effectiever daarin dan loofbomen omdat naaldbomen een groter totaal bladoppervlak hebben. De fijne naaldstructuur draagt ook bij aan dat efficiënte vangnet. En ze blijven natuurlijk het hele jaar groen, waardoor ze ook in de winter hun werk kunnen doen. Toch zijn er ook een drietal loofbomen die meer dan gemiddeld fijnstof opvangen: de gewone esdoorn, vogelkers en de zachte berk. Dat komt door hun harige bladoppervlak dat het fijnstof vasthoudt. Opvallend is dat bomen die in Nederland veel langs wegen worden aangeplant: de eik, populier en de es maar matig geschikt zijn voor het opvangen van fijnstof. Toch iets om over na te denken bij de groenaanplant. Behalve het soort boom is er nog een andere factor die een rol speelt bij de hoeveelheid fijnstof die bomen verwerken: de manier waarop de bomen en ander groen gegroepeerd zijn. Dat heeft te maken met luchtstromen die zorgen voor gelijkmatige vermenging van fijnstof met lucht en de manier waarop de wind over de bladeren kan stromen. TNO en Universiteit Wageningen hebben daar modellen op los gelaten. Het meest effectief is een lijnbeplanting (bijvoorbeeld een bomensingel) met ondergroei als die op zo'n 100-150 meter van de vervuilingsbron (bijvoorbeeld een weg) staat. Als de bomensingel direct langs de weg is aangeplant is het fijnstof onvoldoende vermengd met gewone lucht om goed opgenomen te worden door de bladeren. Dus zo'n groen lint langs de snelweg ziet er wel mooi uit, maar het helpt minder om fijnstof op te vangen. In feite zou zo'n singel beter dicht bij de woonwijk kunnen staan die last heeft van het fijnstof van die weg. Daar is het effect het grootst. Over de totale effecten van bomen in relatie tot fijnstof zijn niet zo veel studies bekend. In de West Midlands, een gebied van 900 km2 in het midden van Groot-Brittannië, is eind jaren ’90 een onderzoek gedaan naar de invloed van groen op de luchtkwaliteit in het gebied. De studie laat zien dat een verdubbeling van het aantal bomen in het gebied het aantal sterfgevallen door fijnstof kan verminderen met maximaal 400 per jaar. Afijn een zwaar verhaal misschien deze keer, maar toch keek ik weer met andere ogen naar de bomen. En aan het eind van het parkje scheen de zon op magische wijze door het gebladerte waardoor het landschap een feeërieke sfeer kreeg. Ik maakte een paar prachtige opnamen en bedacht: bomen zijn toch ook vooral heel mooi. Bekijk dit alles in het filmpje door hier te klikken.


woensdag 18 mei 2016

Pollentelling

Gisteren meldde ik dat er de afgelopen tijd hoge pollenconcentraties in de lucht zaten door de massale bloei van bomen, met name eik, beuk en den. Wat ik niet wist, is dat het LUMC er een heuse pollentelling op nahoudt. Op basis van luchtmonsters stellen ze het aantal en soort pollen per dag vast. Dit doen ze met behulp van een soort stofzuiger op het dak van het ziekenhuis. Via een opening wordt continue een bepaalde hoeveelheid lucht binnengezogen; de pollen blijven kleven op een strip die rond een trommel is vastgemaakt. De trommel maakt precies één rondje per week. De vastgeplakte pollen worden geanalyseerd en een overzicht verwerkt. Bekijk het overzicht van de afgelopen week via deze link. Op basis van deze informatie wordt de hooikoortsvoorspelling afgegeven.


In onderstaande grafiek (ook van het Leids Universitair Medisch Centrum) zijn de pollenconcentraties vergeleken met andere jaren. Het is duidelijk dat de afgelopen weken de pollenconcentratie hoger is dan de voorgaande jaren. Maar 2006 was een uitschieter die we nog niet evenaren.



dinsdag 17 mei 2016

Pollenstorm

Na een mooie en warmere week heeft de koude noordenwind weer de overhand en het weer is de afgelopen dagen onstuimig geweest. De oostenwind bracht vorige week een onverwacht 'cadeautje' mee: miljoenen stuifmeelkorrels van bomen die uitbundig bloeiden. Tuintafels, auto's en stoepen waren bedekt met een geel laagje  stuifmeel. Pollen ofwel stuifmeel zijn de mannelijke sporen van zaadplanten. Met name planten die afhankelijk zijn van windbestuiving, zoals bomen, produceren veel stuifmeel. De wind is immers een minder betrouwbare bestuivingspartner dan bijen of andere insecten die 'netjes' van bloem naar bloem vliegen. Eén hazelaar kan naar schatting 600 miljoen stuifmeelkorrels produceren. Per vierkante centimeter landoppervlak dalen in ons land enkele duizenden stuifmeelkorrels neer. Niet elk jaar produceert een boom even veel stuifmeel; er zijn zogenaamde mastjaren waarin bomen meer bloemen en zaden produceren. Dit jaar lijkt zo'n mastjaar te worden. In de Amsterdamse Waterleidingduinen was de grond bezaaid met uitgebloeide mannelijke bloemen van de beuk, zoals je op de foto's kunt zien. In het filmpje zie je dat de den ook heel wat pollen produceert.



zaterdag 27 februari 2016

Boomschuim

In de Veluwse bossen kwamen wij voor het eerst het fenomeen 'boomschuim' tegen. We zagen flinke hoopjes schuim aan de voet van bomen, veel meer dan je in de zomer wel eens langs een plantenstengel ziet en dat veroorzaakt wordt door de schuimcicade.


Toevallig leverde de site van Vroege Vogels een paar dagen later een verklaring voor dit verschijnsel: "Het schuim borrelt met redelijk hoge snelheid op uit de bast. Het stroomt naar beneden waar het zich ophoopt tot een hoopje sop. Het is een soort chemische reactie. Wanneer het ’s nachts vriest maar overdag de temperatuur boven nul komt, ontstaan er kleine spleten in de boom. Uit deze spleten komt sap vrij. De stoffen in dit sap bevatten eiwitten. Die reageren weer met het regenwater waardoor het schuim ontstaat", aldus de site van VV. Wij zagen het bij dennenbomen, berken en zoals op de foto, bij beuken. Leuke waarneming tijdens een verder vrij natte wandeling.