woensdag 24 april 2024

Een bijzondere vondst op het strand

Afgelopen zondag wandelde ik met mijn schoonfamilie door het duingebied Meijendel bij Wassenaar. We hadden geluk, het bleef die dag droog en het was zonnig. Er stond een straffe, gure wind en de temperatuur haalde de 10 graden niet. Maar dat drukte de pret niet, want ik had een warme jas en trui aangetrokken.

Straffe wind op het strand bij Meijendel

Struinend door de duinen kon ik weer een aantal plantjes bijschrijven in mijn stoepplantjesalbum. Ongelooflijk hoeveel ik er al ontdekt heb sinds ik beter speur naar dat kleine spul. Maar vandaag staat een andere vondst centraal in mijn blog. Op het strand vonden we tientallen hoefijzervormige 'flubberdingen' in een grijze zandkleur met lichte vlekjes erin. Ik was al flink in de weer geweest met de app Obsidentify voor mijn stoepplantjes, dus ook nu pakte ik de telefoon erbij om dit raadsel op te lossen.

Rara wat is dit?

De app gaf aan dat het om een tepelhoren ging. Huh? Dat is een slak met een huisje dat op een tepel lijkt. Hoe moesten we van dit flapje een slak maken? Was hij doormidden gezaagd en uit elkaar gevallen? Dat is al heel uitzonderlijk, leek ons, dus hoezo lagen er dan tientallen? Een levende tepelhoren krijgen we zelden te zien. Ze verblijven in dieper zeewater, tot honderd meter onder zeeniveau. Daar omklemmen ze schelpen met  hun voet en boren er met hun rasptong perfect ronde gaatjes in om het vlees in de schelp te verorberen. Dat zagen kan uren duren. Soms spoelen lege schelpen aan, maar dit was duidelijk iets anders. 

Thuis ging ik nog eens verder zoeken. Het bleek dat we niet de enigen waren die voor een raadsel stonden. In 2021 waren er ook al eens tientallen 'kraagjes' op het strand gevonden en ook toen werden er aan natuurinstanties zoals Ecomare vele vragen gesteld over dit fenomeen. Het bleek te gaan om ei-pakketjes van de grote tepelhoren. Terwijl de tepelhoren eitjes legt, maakt ze met een kleverig mengsel van slijm en kleine zandkorrels een eiermatje. Met het gelatineachtige materiaal plakt ze de eitjes aan elkaar in steeds kleiner wordende cirkels. Dit stapeltje staat dan als een vulkaantje op de zeebodem, deels in het zand verankerd. Maar door storm kunnen de ei-kapsels losgewoeld worden en op het strand terecht komen. 

De eikapsels staan als vulkaantjes op de zeebodem
(hier opgeraapt met een paar Amerikaanse zwaardschedes).
Het is niet zeker of tepelhorens deze ook eten.
Zwaardschedes zijn namelijk aan de boven- en onderkant open.
Er zitten dus geen raspgaatjes in omdat de tepelhorens er zo bij kunnen.

De lichte puntjes zijn de eitjes van de slak. Er zitten zowel bevruchte als onbevruchte eitjes in het kapsel. De eieren komen 1-2 maanden na de leg uit. Op dat moment dienen de onbevruchte eitjes als voedsel voor de pas uitgekomen slakjes. 
Mede door het slechte weer van de afgelopen tijd is ons dus een blik gegund in de anders onzichtbare wondere wereld der onderwaternatuur. 


dinsdag 16 april 2024

Tuinbroeders van een eeuw geleden

Groenling

"Het zal volstrekt niet alleen mijne ervaring zijn, dat het aantal vogels, dat in de nabijheid der menschelijke woningen broedt, zeer groot is. Dit is dunkt me een gelukkig verschijnsel, daar we het hier in onze handen hebben den vogelstand op practische en gemakkelijke wijze te verbeteren of op hetzelfde peil te houden. Eén van de voornaamste oorzaken, zoo niet de voornaamste van deze voorkeur der vogels schijnt wel hierin gelegen te zijn, dat verschillende kleinere en grootere tuinen tegenwoordig een vegetatie hebben, bij uitstek geschikt om vogels te trekken; ja wat broedgelegenheid en voedselvoorraad betreft, vaak meer mogelijkheden bieden dan de vrije natuur." 

Zo begint het artikel "Het broeden van vogels in tuinen" in het tijdschrift De Levende Natuur uit 1921. Verderop in de tekst lees ik: " 't Vorige jaar werd ik sterk getroffen door het feit, dat ik in een tuin van 1/4 HA., een klein lapje gronds dus, vijftien (15) nesten vond, waarbij de volgende vogels vertegenwoordigd waren: Merel, Zanglijster, Vink, Groenling, Grauwe Vliegenvanger, Spotvogel, Zwartkopmees, Winterkoning en Houtduif." 

Tegenwoordig zijn tuinen beslist niet meer klein te noemen als ze 2500m2 omvatten (als ik H.A. tenminste goed interpreteer als hectare). Maar vijftien nesten van zulke mooie soorten is zeker jaloersmakend. 

De auteur van het artikel vond dit zo interessant dat hij wat meer 'tuinen' onder de loep nam. In het Arboretum van de Landbouwhogeschool, met de aangrenzende boomgaard en bloementuin (5-6 ha) vond hij 90 nesten van 20 vogelsoorten. Hij vergeleek dit met Oranje Nassau's Oord (een landgoed in Wageningen) waar een collega onderzoeker 316 nesten vond op 150 ha. Dat is al veel, maar als de broeddichtheid even groot zou zijn als in het arboretum, dan hadden er wel 2200 nesten in Oranje Nassau's Oord moeten zijn! 

Eitjes van de groenling
Foto Didier Descouens - Own work, CC BY-SA 3.0, Wikimedia

In het arboretum werden nesten van deze soorten gevonden: Spreeuw —  Groenling —  Putter — Kneu — Goudvink —  Vink —  Ringmus — Koolmees — Pimpelmees —  Staartmees —  Goudhaantje —  Grauwe Vliegenvanger —  Spotvogel —  Braamsluiper — Tuinfluiter -  Zanglijster — Merel — Gekraagde Roodstaart — Heggemus —  Houtduif. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om! Ik heb geen algemeen cijfer over het aantal broedparen per hectare anno 2024 kunnen vinden. Maar in dit rapport van SOVON, kun je alle details over de broedvogelmonitoring nalezen. Trek daar een lange regendag voor uit :). 

Een tijdje geleden bekeek ik op Netflix de BBC documentaire "The British Garden: Life and Death on your Lawn". In samenwerking met het Natural History museum werd een vijftal tuinen in één straat in een Engelse wijk een jaar lang gevolgd en per tuin werden zo veel mogelijk soorten gedetermineerd. Er was een heel spectrum aan tuinen, variërend van een zeer wilde, natuurlijke tuin tot een zeer aangeharkte tuin met een biljartlaken gazon. De meeste soorten werden gevonden in de tuin waarin zo veel mogelijk verschillende biotopen waren gecreëerd: met name de vijver was daar een magneet voor het dierenleven. De wilde tuin herbergde minder soorten, maar wel meer bijzondere (met name insecten). 

Tegenwoordig zijn onze tuinen nog steeds erg belangrijk voor het dierenleven, als ze tenminste groen zijn. Op deze site vind je enkele tips om broedvogels naar je tuin te lokken. 

Vorige week ben ik weer eens gaan filmen bij de Wijde Aa in Woubrugge. Ook dat gebied kenmerkt zich door een grote variëteit van biotopen. Ik legde er de voortgang van de lente vast en kon de groenling en tjiftjaf goed in beeld krijgen. Ook de zang van de groenling kun je goed horen. Een beetje lentegevoel kunnen we wel gebruiken nu "April doet wat hij wil"; van ruim 20 graden in het weekend, moeten we het nu even doen met een graad of 10. Bekijk het filmpje door hier te klikken

zaterdag 6 april 2024

Zonnende en parende vuurwantsen

Met 23 graden is het vandaag een zeer warme dag voor de tijd van het jaar. Een mooie gelegenheid om wat tuinklusjes te doen. Met een boterham en een glaasje sinaasappelsap lunchte ik naast een van de moestuinbakken. Het krioelde er letterlijk van de vuurwantsen.

Vuurwantsen warmen zich graag op in een groep

Meteen was mijn interesse gewekt en ik besloot een tijdje te kijken wat er gaande was. Tussen maart en mei komen deze insecten massaal uit hun overwinteringsplek te voorschijn. Mijn gewroet in de aarde zal er zeker aan hebben bijgedragen. We hadden in het najaar de moestuinbedden gemulcht (afgedekt) met afgevallen blad. Dit blad verteert (gedeeltelijk) gedurende de winter en voedt daarmee de grond. Verder remt het de groei van onkruid en tenslotte zijn de zwart/rode insecten dol op het afgevallen blad, vooral van de lindeboom. Dat was een van de bomen waarvan we de gevallen bladeren hadden 'geoogst'. Net als alle wantsen heeft deze soort een zuigsnuit waarmee ze de bladeren en insecten leegzuigen. In het voorjaar voeden ze zich met vers blad en bladluizen. Dat is mooi meegenomen om een luizenplaag te bestrijden of te voorkomen (ik zag de eerste luizen al weer op mijn rozen zitten). 

Ik bekeek ze terwijl de groep door elkaar krioelde en steeds nieuwe posities innam. Sommige vuurwantsen verwijderden zich uit de massa (ze hebben geen vleugels en doen dat dus lopend). Een drietal koos de rand van een bloempot uit om van de voorjaarszon te genieten.

Zonnend trio

Behalve zonnen, werd er ook verkend of er gepaard kon worden. Daarvoor moeten de achterlijven van man en vrouw gekoppeld worden. Naar dit paargedrag is veel onderzoek gedaan vanwege de extreem lange duur: 12 uur is heel gewoon. Het kan zelfs voorkomen dat de beide geslachten een week aan elkaar vastzitten voor de paring; een ware marathon. Dat heeft te maken met het leven in de groep. De kans dat het vrouwtje nog met een ander mannetje uit de kluwen gaat paren, vind het mannetje een groot risico. Door zich voor lange tijd te koppelen aan het vrouwtje voorkomt hij dat een concurrent het vrouwtje 'inpikt'. Hij heeft dan bovendien (ruim) de tijd om zoveel mogelijk eitjes van dat vrouwtje te bevruchten. 

Op een gegeven moment zag ik het gebeuren; er was een 'klik' :). 

Man en vrouw zijn gekoppeld voor een marathonparing

Ik heb het moment dat de paring begon gefilmd, bekijk dat via deze link. Toen wist ik nog niet dat een paring zo lang kon duren. Je bent dus maar getuige van een fractie van de paringstijd :). 


woensdag 3 april 2024

Baltsende eidereenden in mijn 500ste blog

Regenluchten op Texel...

Zoals je in mijn eerdere Texelblog kon lezen hadden we in de krokusvakantie niet echt geluk met het weer. Toch "heb elk nadeel, z'n voordeel" zoals onze nationale voetbalheld ooit zei: er waren zeer fotogenieke lichtomstandigheden voor en na de buien. Soms was het ook een kwestie van niet achterom kijken. Waar een dreigende lucht achter ons hing, liepen we de zon tegemoet en dat gaf een heel andere 'vibe' :).

...en af en toe ook wat zon

De wind loeide om onze oren, maar dat betekende ook dat de golven er machtig uit zagen. In dit golvenspel lieten eidereenden zich meedeinen, misschien zie je het koppie van een mannetjeseider rechtsonder tussen het schuimende water.

Zie je de eidereend?

Mannetjeseiders vind ik persoonlijk één van de mooiste eenden, hun zwart/witte verenkleed wordt opgefleurd met een prachtige olijfgroene kleur in de nek en een beige/roze borst. Het is een kustvogel die je moet zoeken in het zoute water. Je vindt ze vooral rond de noordelijke kusten van Europa, Noord-Amerika en Oost-Siberië. Het broedgebied strekt zich uit van arctische streken tot in de gematigde klimaatzone (Scandinavië, Noord-Engeland, Denemarken, IJsland en Oost-Groenland). De eider heeft zijn broedgebied geleidelijk naar het zuiden verplaatst. Rond 1800 werden de eerste broedgevallen in het Deense waddengebied gerapporteerd, en in 1906 broedde de eerste eider op Vlieland. Daarna steeg het aantal sterk, maar daalde weer vanaf de jaren zestig. Door vergiftiging met bestrijdingsmiddelen overleefden te weinig vogels. Na maatregelen rond deze bestrijdingsmiddelen trad een spoedig herstel in en rond de eeuwwisseling was het aantal broedparen gestegen tot 10.000. Daarna nam het aantal weer af. Nu lag de oorzaak waarschijnlijk bij de verslechterde voedselomstandigheden in de Waddenzee. In 2018 werd het aantal broedparen helaas nog maar geschat op ongeveer 3500. 

Op een dag met minder wind lukte het om de eidereenden wat beter in beeld te krijgen, helaas was het  grauw weer waardoor de kleuren weer minder tot zijn recht komen.

Eider man

Eider vrouw

Het fotograferen was nog lastig genoeg, want eiders leven van zeeplanten, weekdieren, schelpdieren, vissen en andere kleine zeedieren, die ze al duikend opvissen. Dus als ik er net één in focus had, kon het zomaar zijn dat op de foto alleen het puntje van de staart van de duikende vogel in beeld was... De schelpen worden overigens in zijn geheel ingeslikt en in de gespierde maag vergruisd.

Het woord eider is verwant met het IJslandse woord æðarfugl, dat donsvogel betekent. Ook de wetenschappelijke naam Somateria mollissima duidt op het dons; het betekent zoveel als vogel met zeer zacht wollichaam. De vogels maken hun nest in de duinen en bekleden dit met hun dons. De eieren liggen dan in een heerlijk zacht en warm nestje. 

Foto: Paul Gierszewski (Gierszep) - Own work, CC BY-SA 4.0 Wikimedia

Maar voor het zover is, moet er eerst gebaltst worden. Op NatureToday zag ik vandaag een prachtig filmpje van dit schouwspel, gemaakt door Dwaalfilm. Dat kun je bekijken door hier te klikken. Aan het eind van deze opnamen gaan de vogels op de wieken. Eiders zijn snelle vliegers en halen wel 113 km per uur!

Dit is mijn 500ste blog in Natuurnotities. Ik bedank hierbij alle lezers, en met name de trouwe lezers uit de harde kern, die al mijn verhaaltjes vanaf 2016 hebben gelezen. Een deel van hen was al van de partij toen mijn blogs op de site van de gemeente Alphen aan den Rijn verschenen (tussen 2006 en 2011). Ik hoop nog vele natuurblogs te kunnen schrijven en hopelijk blijven ze interessant genoeg voor jullie om ze te lezen. Dank!