Posts tonen met het label aalscholver. Alle posts tonen
Posts tonen met het label aalscholver. Alle posts tonen

zondag 24 augustus 2025

Als de heide bloeit...

Struikheide

In september 2021 schreef ik een blog over de toen rijk bloeiende heide, met de vermelding dat er in Zuid-Holland alleen in de Zilk een plukje heide groeit. Ik kreeg daarop een reactie van een trouwe bloglezer dat er nòg een heideveldje is in onze provincie. Het ligt goed verstopt en is beperkt toegankelijk. Achter landgoed Ockenburgh in Den Haag mogen dagelijks niet meer dan 75 mensen het Natura 2000 gebied Solleveld betreden. Ik nam mij voor daar eens te gaan kijken. Ik herinner me dat we dit een paar jaar geleden van plan waren, maar op de ochtend dat we wilden gaan waren de kaartjes al uitverkocht. Dan raakt zoiets in het slop en voor je het weet zijn we vier jaar verder. In augustus waren we in Drenthe en zagen heide die nog nèt niet op zijn top was qua bloei. Terug in de randstad besloten we dat het nu tijd werd om Solleveld eens op te zoeken in de hoop op een mooi paars veld. Wijs geworden door de eerdere ervaring besloten we op tijd kaartjes te kopen. Op vrijdagavond was het weekend al volgeboekt maar voor onze vrije maandag konden we nog een ticket bemachtigen. Eenmaal op landgoed Ockenburgh was het even een zoekplaatje waar we precies naar toe moesten. Er staan geen bordjes; we moesten het doen met het globale plattegrondje op de site. Maar toen we het eenmaal hadden gevonden zagen we een paar prachtige stukjes heide in volle bloei. 

Heide in Solleveld

Solleveld is een kwetsbaar natuurgebied dat beheerd wordt door Dunea. Zij zorgen ook voor de drinkwaterwinning in het gebied middels een aantal infiltratieplassen. De natuur wordt er al 50 jaar gemonitord (samen met een paar andere duingebieden in Zuid-Holland). Als je hier meer over wilt weten kun je het magazine Holland's Duinen gratis online lezen via deze link

Tot en met 1 september zijn delen van het gebied nog afgesloten i.v.m. het broedseizoen. Maar voor de heide was het niet slim om zolang te wachten. We konden dus maar een beperkt deel van het gebied bekijken. Alleen al de heide maakte het de moeite waard. Het is bovendien de plek in Nederland waar eiken het dichtst bij de zee groeien.

In Solleveld groeien eikenbomen het dichtst bij zee

Ondanks de kleine oppervlakte en het relatief frisse weer (we misten het gezoem van insecten boven de naar nectar geurende heide) was er toch van alles te zien. Tussen de heide bloeiden teunisbloemen: het felle geel van de bloemkelken contrasteerde mooi met de paarse struikjes. Teunisbloemen komen oorspronkelijk uit Noord- en Zuid-Amerika, maar zijn inmiddels ingeburgerd in ons land. Het geslacht is verwant aan het wilgenroosje (met paarsroze bloemen). Teunisbloemen zijn nachtbloeiers en openen de bloemen 's avonds in de schemering. Dat gaat razendsnel: van knop tot bloem in een paar minuten. Ze verwelken de volgende dag maar 's avonds gaan al weer nieuwe bloemen open. Een plant kan op die manier wekenlang bloeien en ze trekt veel nachtvlinders aan. 

Teunisbloemen bloeien kort maar de bloemen volgen elkaar snel op.
Deze bloeiende bloemen halen de avond niet.

In de eiken zagen we niet alleen de steeds dikker en groener wordende eikels maar ook een logé: de knikkergalwesp. Deze verraadde zijn aanwezigheid door harde bruine balletjes in de zomereik. De galwesp legt haar eitje in de bladoksels, waarna de boom met bepaalde stoffen geprikkeld wordt tot het vormen van groene bolvormige gallen. Hierin zit het eitje en later de larve van de wesp. De gal biedt zowel voedsel als bescherming aan de larve. Eind augustus- begin september kruipt de galwesp door een op een houtworm lijkend gaatje uit de inmiddels hard en bruin geworden gal. De gal kan na het verlaten van de galwesp aan de boom blijven zitten. Deze galnoten zijn rijk aan looizuur en vormen de basis voor ijzergallusinkt, een historische zwarte inkt die werd gemaakt door het extract van de galnoten te mengen met ijzersulfaat en een bindmiddel zoals Arabische gom. Op de foto zie je in de bovenste gal het uitsluipgaatje van de galwesp.

Knikkergallen

Bij een plas zagen we een aalscholverkolonie waar de nesten inmiddels niet meer gevuld waren met jonge vogels. De aalscholvers zaten te rusten of gingen op zoek naar vis op in het water. Toen we er langs liepen rook het meer naar vis dan in de Scheveningse haven :). Onder de nesten maar ook op ander struikgewas zagen we de witte uitwerpselen van deze vogels, die zo zuur zijn dat de bomen er van dood gaan.

Aalscholvers
  
Witte uitwerpselen van aalscholvers

In het gebied staan ook wat naaldbomen. Van één vogel zagen we eerst een vraatspoor voor we 'm live zagen. Uit de dennenappels op deze foto heeft een specht de zaden gegeten. Hij klemt ze tussen twee takken en pikt er nogal slordig op los. De leeggegeten kegels liggen op een hoopje onder de boom.

Spechtensmidse

Even verderop zat de 'dader'. Aanvankelijk verstopte de vogel zich achter de stam van de den, maar na een tijd doodstil wachten liet-ie zich zien. Zijn rode petje betekende dat we te maken hadden met een jonge grote bonte specht. Grote bonte spechten hebben altijd een rode stuitvlek. Mannetjes hebben daarnaast een rode nekvlek en vrouwtjes niet. Alleen de jonkies hebben (dus tijdelijk) een rode vlek op de kop, waardoor je ze eventueel kunt verwarren met de middelste bonte specht, die altijd een rode pet heeft (maar er verder toch anders uitziet). 

Jonge grote bonte specht

Terwijl we terug liepen langs de heide zag ik een bloemetje dat ik lange tijd niet heb gezien. Ik herinner me dat we met de onderwijzer van de 5e klas (tegenwoordig is dat groep 7) naar buiten gingen tijdens de biologieles. Hij vroeg wie er wist hoe dat plantje heette. Dat wist ik wel want we noemden dat bloempje in de volksmond 'pispotje'. Hij glimlachte en zei: ik denk dat de officiële naam anders is. En dat is zo: de plant staat te boek als de akkerwinde. Het is familie van de grotere haagwinde met witte pispotjes (zo worden ze ook tegenwoordig nog genoemd zag ik op internet), die in mijn tuin woekert en die ik niet wegkrijg :(.

Akkerwinde tussen struikheide

Op een oude eikenstam zagen we nog een zwavelzwam. Dat herinnerde mij eraan dat als de heide bloeit de herfst in aantocht is....

Zwavelzwam


woensdag 5 maart 2025

De lente barst los!

Na een lange en zeer sombere winter hebben we nu echt heerlijk voorjaarsweer: zonnig en weinig wind. En 's ochtends een beetje rijp en mist voor de sfeer :). Rondstruinend in het Kromme Aargebied merkte ik dat de zon al behoorlijk krachtig is. Dat hebben de vogels ook door en ze zijn razendsnel aan het baltsen, paren en nestelen. In krap twee uur zag ik een hele parade aan lenteverschijnselen. Langs het veenriviertje zaten twee blauwe reigers op hun nest. Blauwe reigers zijn koloniebroeders, maar de kolonie hier moet nog groeien. Ik zag maar twee nesten. Of het tweede nest ook bezet is kon ik niet ontdekken. In de Kromme Aar vormden twee futen al een paar. Een derde fuut probeerde naderbij te komen, maar dat stond het stelletje niet toe. Een van de fuutjes bracht een takje naar het nest in aanbouw en nodigde de andere partij uit tot paring door de bestijghouding aan te nemen. Toen dat niet werkte probeerde de fuut nog de invitatiehouding (plat op het nest liggend). Maar ook die vlieger ging niet op. Meer over het paringsritueel van de futen kun je lezen in deze blog.

Fuut neemt de bestijghouding aan om de partner naar het nest te lokken

Twee wilde eenden zaten knus tegen elkaar aan in de zon. Hun verenkleed is nu op zijn mooist. Aan de verschillende snavelkleuren kun je man en vrouw altijd van elkaar onderscheiden, ook als de mannetjes in de rui zijn en in dit zogenaamde eclipskleed veel op vrouwtjes lijken. De mannen hebben een geel/groene snavel en de snavel van de vrouwtjes is oranje met bruine vlekken. 

Even verderop werd het gekrijs van halsbandparkieten steeds luider. Ik zag een paartje kroelen en uiteindelijk ook paren. De paring is een van de weinige momenten van de parkieten die ik nog niet eerder in beeld had. Bekijk dit filmpje van ongeveer 10 minuten dat ik maakte over het leven van de halsbandparkieten als je wilt zien hoe ze gedurende de vier seizoenen leven. Ze broeden in holen en zullen daarbij graag gebruik maken van de dode bomen in het heempark.

Halsbandparkieten klaar voor de paring

De hoge wilgen langs de Kromme Aar worden niet alleen gewaardeerd door de nestelende blauwe reigers en parende parkieten. Een duo aalscholvers had hier ook domicilie gekozen. Ze hadden net gevist en nu lieten ze hun verenpak drogen in de lentezon. Aalscholvers kunnen diep duiken omdat hun veren minder vettig zijn dan die van andere watervogels. Omdat ze het waterafstotende vetlaagje missen moeten ze met hun vleugels gespreid de veren laten drogen na het zwemmen. Nu ik het filmde viel me op dat de vleugels behoorlijk zijn; hun spanwijdte is 130-160 centimeter!

Aalscholver droogt zijn veren na het vissen

In het drassige gebied naast het riviertje huizen momenteel drie kwakken, waaronder een juveniel. Ik was al eens eerder gaan kijken, maar toen verscholen ze zich tussen de takken van de in het water staande wilgen. Nu zat er een te zonnen op een dwarsliggende boomstam. Nog altijd een eind weg, maar toch kon ik hem redelijk filmen. In 2017 zat er ook al eens een kwak in het gebied; die trok toen kijkers uit de verre omtrek. Ik schreef er deze blog over.

Verder kwam ik nog een ooievaar tegen die zijn nestplaats al had ingenomen, een buizerd die even op zijn gemak in een boom zat en ik hoorde tal van kleine zangvogels die hun lentelied lieten horen. Een roodborst keek nieuwsgierig over een takje wat die rare snuiter allemaal met haar camera aan het doen was. Dat zie je in het filmpje van deze week door hier te klikken


vrijdag 14 januari 2022

Twee uurtjes winter

Rijp op brandnetels

Tot op heden hebben we twee uurtjes winter gehad. Eind vorig jaar was het net voor zonsopgang gaan vriezen en ik moest er snel bij zijn, want de dooi trad rap in op plekken waar de zon scheen. Even genieten van de heerlijke 'crispy' sfeer van vorst! De hemel was blauw en boven het water steeg waterdamp op. In tegenlicht zweefde het langzaam weg en omhulde een vissende aalscholver, wilde eenden en een stelletje nijlganzen in hun fraaie verlovingskleed. Even later kwam de aalscholver uit het water en ging op het eilandje in een boom zitten met zijn vleugels wijd gespreid. Dat doet-ie om zijn veren te drogen. Om diep en lang te duiken hebben deze vogels geen waterafstotende vetlaag rond hun veren. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Met hun doorweekte verenpak is er minder opwaartse druk en kunnen ze makkelijker onder water blijven. Nadeel is wel dat ze naderhand hun veren moeten föhnen :). Met gespreide vleugels drogen ze hun veren in zon en wind. 

Aalscholver droogt zijn veren

De vraag is dan natuurlijk of hun veren niet bevriezen in een koude winter als ze zo lang nat blijven. Dat schijnt erg mee te vallen; zo nu en dan klapperen met de vleugels is voldoende om ijsvorming tegen te gaan. 

Al voor de kerst zagen we aalscholvers op de nesten zitten bij de Geerplas in Langeraar. Dat lijkt elk jaar weer een tikje vroeger te gebeuren. Veel aalscholvers brengen tegenwoordig in Nederland twee nesten groot; één in februari en één in april. Zoals uit de beelden blijkt overwinteren ze hier ook. Uit het boek Nederlandsche Vogelen begreep ik dat dat vroeger niet zo was. De aalscholvers overwinterden volgens de inzichten destijds in IJsland en kwamen in februari of maart pas naar ons land. Ze broedden toen maar éénmaal per jaar. In maart en april begon de nestbouw en de broedtijd was vier weken. Als een deel van het legsel werd weggehaald, bleven de aalscholvers eieren leggen tot het aantal was aangevuld. Een raar experiment zul je zeggen, maar dat kwam door de broodbakkers. Die hadden ontdekt dat aalscholvereieren de beste eieren waren om beschuit mee te maken! Als de eieren uitgekomen waren, werd een deel van de jongen gedood en verpatst aan 'de gewone man' om op te eten. Tegenwoordig broeden de aalscholvers vooral in bomen, maar de waarnemingen in het boek betreffen nesten op riet en biezen in het water. Jaar op jaar kwam er een nieuwe laag grassen en drek bij. Voor mensen was het niet mogelijk daar over te lopen, maar met een bootje er langs varen kon natuurlijk wel. De auteur heeft zijn beschrijving gebaseerd op waarnemingen in de Wolle foppen-polder. Ik heb eens nagezocht waar die was en dat blijkt bij Rotterdam te zijn. Volgens het archief van het Hoogheemraadschap van Schieland: 'de polder Wollefoppen werd opgeheven bij Statenbesluit van 12 november 1873, nr. II, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 december 1873, nr. 20, en opgenomen in de bedijking en droogmaking van de polder Prins Alexander'. Ik heb twintig jaar gewerkt in een kantoorgebouw in die polder (er is tegenwoordig ook een groot winkelcentrum: Alexandrium). Dat leefgebied is voor de aalscholver verloren gegaan. Maar eieren rapen en jongen om zeep helpen is er niet meer bij, want zoals alle Nederlandse vogels zijn aalscholvers bij de wet beschermd. Ik vond deze prachtige prent van de Wolle foppenpolder op internet uit het archief van de Universiteit van Amsterdam (klik hier), gemaakt rond 1770. Ik zie een grote groep lepelaars op vergelijkbare lage nesten zitten. De donkere vogels die zwermen op de achtergrond zijn misschien de hier beschreven aalscholvers. De prent is gemaakt door Cornelis Nozeman, die ook meewerkte aan Nederlandsche Vogelen. Een prachtig kijkje in het verleden! 

Geniet even van een sprankje winter in het heden in het filmpje van deze week door hier te klikken.





zaterdag 8 december 2018

De aalscholvers van de Donau

Donaulandschap, voor zonsopkomst
Na de passage van de IJzeren Poort vervolgden we onze reis over de Donau, nu op de grens tussen Bulgarije en Roemenië. We zetten koers naar de stad Rouse in Bulgarije en daarna de Donaudelta. Voor eind oktober was de temperatuur aangenaam en we konden op het dek in de zon zitten. Een grote groep aalscholvers steeg op, 'n prachtig gezicht. Reden om eens uit te zoeken hoeveel aalscholvers er verblijven op en rond de Donau. Ik vond een studie, uitgevoerd in maar liefst 22 landen, gecoördineerd door Intercafe. Dat heeft niks met koffie of café te maken, maar het staat voor Interdisciplinary initiative to reduce pan-European cormorant-fisheries conflicts. Of te wel een organisatie die op Europese schaal conflicten wil verminderen tussen vissers en aalscholvers.
Aalscholvers op de Donau
Want jarenlang werd de aalscholver flink bejaagd omdat hij alle vissen voor de commerciële visserij weg zou vangen. Dat beeld is inmiddels genuanceerd, misschien wel dank zij deze organisatie. Afijn, experts uit 22 landen (waaronder Nederland) hebben dus gegevens en kennis aangedragen voor die studie. Ze onderscheiden drie regio's: West Europa, Midden Europa - het zuidelijke deel daarvan is het stroomgebied van de Donau - en Oost-Europa. Geschat wordt dat in deze drie gebieden samen 1,2 miljoen aalscholvers leven. Zo'n 44% van het totaal komt voor rekening van midden-Europa, één derde verblijft in West Europa.
Continentale aalscholvers broeden in bomen 
Vorig jaar filmde ik broedende aalscholvers bij ons eigen Naardermeer. Het filmpje dat ik op YouTube plaatste leidde tot verwonderde reacties uit de UK: "Broeden aalscholvers bij jullie in bomen????, hier zien we ze alleen op rotskusten". Nu ja dacht ik, die hebben we hier niet, dus ze moeten wel in bomen (of op de grond) broeden. Maar het blijkt om twee verschillende soorten te gaan: een Atlantische soort die op kliffen broedt en een continentale soort die de bomen opzoekt.

Alle aalscholvers leven van vis, maar de soorten hangen af van de leefomgeving. In rivieren zoals de Donau eten ze barbeel, voorn, rietvoorn, baars, snoek en paling. Hiervoor duiken ze 2-5 meter diep, maar een duik van 20 meter komt ook voor. In ieder geval gebeurt dat niet in de Donau, waar ons schip met een diepgang van 1,60 meter nauwelijks genoeg water had om te varen :), maar in het Derdap stuwmeer zou dat zo maar kunnen.  Aalscholvers vissen individueel, maar komen ook samen in groepen, waarbij ze gezamenlijk de vissen naar de oppervlakte jagen. Daar kunnen ze hun prooien beter zien. Afhankelijk van hun succes bij de vangst zijn ze 1-4 uur per dag bezig met voedsel zoeken. In de Donaudelta broeden in de zomer 16.000 aalscholverpaartjes, maar nu was er op vogelgebied weinig te beleven. Dat kwam niet alleen door de tijd van het jaar, maar ook door de grote droogte. Met zo'n 5800 km2 is het gebied indrukwekkend groot. Maar onze Nederlandse waddenzee is onderdeel van het grootste estuarium van Europa. Van Texel tot Esbjerg in Denemarken beslaat dit gebied maar liefst 10.000 vierkante kilometer!

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te zien. Volgende week het vijfde en laatste filmverslag van onze Donaureis.





maandag 24 april 2017

Naar de aalscholverkolonie bij het Naardermeer


De aalscholverkolonie bij het Naardermeer is alleen te bezoeken via een excursie van Natuurmonumenten. Helaas betekent dat ook dat er veel mensen in de boot zitten die elkaar van alles te vertellen hebben, dus dat het geluid van de film vrijwel niet bruikbaar is. Bij het vertrek werden we verwelkomd door een zingende boerenzwaluw. Ik zat net aan de goede kant van de boot om dat vast te leggen en, ook al wordt er doorheen gesproken, ik heb dat geluid wel in mijn film gelaten. Bij de nesten mag je even uit de boot om vanuit een kijkhut de aalscholvers te bekijken. Je loopt door een tunnel omdat aalscholverpoep nogal hardnekkige vlekken achterlaat. De nesten zijn wit uitgeslagen van de uitwerpselen. Uiteindelijk leggen de bomen het loodje en zoeken de aalscholvers hun heil in een nieuwe boomgroep, een eindje verderop. Dat gebeurt ongeveer eens in de tien jaar. Het water onder de broedkolonie wordt zorgvuldig afgescheiden van de rest van het Naardermeer, omdat het water daar anders te voedselrijk wordt. Je ziet in de film jongen die geboren zijn in februari (zij zijn al behoorlijk groot) en jongen uit een recent broedsel in april.

De opnamen van het purperreigernest zijn niet geweldig, maar het is bijzonder genoeg om te laten zien, datzelfde geldt voor de fuut die even van zijn nest ging, waarin al een ei lag.