zaterdag 30 mei 2020

Een foto van een meerkoet: een hele onderneming

Meerkoetenfoto uit 1926
(goed zoeken!)
Foto: A.A. van der Vooren
Tsja, als je de titel leest, dan denk je vast: waar gàààt dit over: meerkoeten vind je - althans in het waterrijke deel van ons land - op iedere straathoek en ze zijn helemaal niet schuw. Wel, dat is misschien nu niet het geval, maar bijna een eeuw geleden (in 1926) was dat een heel ander verhaal. Ik deel graag een stukje uit een artikel van A.A. van der Vooren uit het tijdschrift De Levende Natuur met je over dit onderwerp. De schrijver bespreekt een aantal foto's van watervogels met leerlingen.

"Een andere leerling sprak z'n verwondering er over uit, dat er bij mijn foto's niet ééne was van een koet. Ik kon daarop met reden zeggen: „Da's geen wonder, want zoover ik weet is het nog nooit gelukt er één te kieken". Dit heeft n.l. de  heer Portielje, inspecteur van de levende have van Artis ons op een lezing kortgeleden meegedeeld. Het jonge mensch kon zich dat niet voorstellen, wetende, dat er tienduizenden in onze plassen nestelen, en dat ze zelfs tot dicht bij de huizen voedsel komen zoeken. „Bij mij thuis", ging hij voort, „ligt elk jaar een paartje, niet verder dan vijf meter van onze stoep, waaraan geboend en geschrobd wordt, zonder dat ze zich daarom bekommeren." Dit was tot geen doove gezegd, en dus spraken we af  - 't was twee dagen vóór de Paaschvacantie - dat ik spoedig zou komen kijken en, zoo het paartje er weer was, kistjes zou plaatsen om de vogels aan „'t gekke" van een camera te doen wennen. Een week later stapte ik op 't bovenbedoelde erf, doch werd ontvangen met de mededeeling, dat de koet even vóór de vacantie met tien eieren was uitgehaald. De afstand van de stoep tot het nest bleek intusschen niet vijf, doch wel twintig meter te zijn, wat echter geen bezwaar was. De vogel was echter al weer bezig met het bouwen van een nieuw nest en zou wel weer spoedig gaan leggen en broeden. Een schuitje werd gehaald en één der kistjes - ter grootte van mijn toestel  waarom een groene doek, op een lat geplaatst, die vier meter diep gestoken moest worden om in de water-en-moddermassa eenige stabiliteit te krijgen. Eenige dagen later was de vacantie om en deelde mijn leerling mij mede, dat de koet het nest „in den steek" had gelaten en nu op een andere plek aan 't bouwen was. Een en ander liet zich dus niet mooi aanzien. Hoewel niets goeds verwachtende, schreef ik aan 's leerlings broer, dat hij, zoodra de koet een week op zijn voltallig legsel zat te broeden, één der kistjes op een afstand van 5 m. van 't nest moest plaatsen; den volgenden dag 0,5 m. dichter bij en zoo vervolgens tot 2,5 m. afstand was bereikt. 
Meerkoetfoto uit 2020


Verrast was ik na eenigen tijd het volgende bericht te krijgen: „Kistje staat bij de koet en zij blijft broeden. Kom gauw." 's Anderdaags, den 3en Mei, ging ik vroeg op pad — want 't was twee uur fietsen — en jawel, tot mijn groote vreugde zag ik bij aankomst kistje en koet in elkaars nabijheid. Spoedig was een bootje gehaald, het pseudo-toestel door het werkelijke vervangen en de „electrische draad" uitgelegd. In de grootste spanning wachtte ik op de terugkomst van de geplaagde broedster, die, hevig keffende en, ons wel niet kunnende zien, toch op grooten afstand bleef. Er ging een half, een geheel, anderhalf uur mee heen, doch van naderbij komen was geen sprake. Mijn gastheer meende, dat het juiste oogenblik gekomen was om te gaan „koffiedrinken", en ik liet mij dan ook niet tweemaal verzoeken, want ik had werkelijk eenige afleiding van noode na zoo'n lange (laat ik 't maar eerlijk zeggen) zenuwachtige spanning. Na een kwartier terugkomende was 't eerste werk weer naar 't nest te kijken.Wat? ... . even oogen uitwrijven, ja .. . . nog eens oogknippen, ... . zeker! zóó zwart was 't zooeven op de plek van 't nest niet; dus 't is .. . . meteen kwam er beweging in 't nest en de koet zwom weer rond in de omgeving, hapte naar links en rechts en kreeg zoodoende zijn „twaalfuurtje" binnen. „Waren we nu maar niet gaan koffiedrinken," hoorde ik achter me zeggen, „want 't is de vraag, of hij nog weer terug zal komen." Hoewel ook ik spijt had niet gebleven te zijn, meende ik toch te mogen opmerken, dat hij, nu hij er eenmaal geweest was, wel weer terug zou komen. En inderdaad, een half uur later had ik contact gemaakt en was 't bestaan van mijn eerste meerkoetopname een feit geworden! Binnen een uur was een tweede foto gemaakt; 't toestel werd verwisseld voor het kistje en dus werd de vogel verder met rust gelaten. Vóór ik vertrok, verzocht ik goed te willen opletten, dat de koet niet verstoord werd, want zoo de opnamen niet goed uitvielen, wilde ik natuurlijk andere maken. Ik was om zoo te zeggen „in de wolken" met m'n opnamen; mijn gastheer, practisch timmermansbaas als hij was, kon zich niet voorstellen, dat dit iets bijzonders was, hoewel ik hem de zeldzaamheid er van verzekerde. Thuis komende werden de platen direct ontwikkeld en bleek één der beide opnamen goed geslaagd te zijn." 

Inmiddels heb ik in het park een stuk of vijf meerkoetnesten ontdekt. Ik heb er in dit filmpje een paar voor je vastgelegd, waarvan eentje met een kuikentje. Het kostte geen twee uur fietsen, geen dagenlange voorbereidingen en waarschijnlijk is de koet beter te onderscheiden dan die op de foto uit 1926 :).
Klik hier om het filmpje te bekijken.


woensdag 27 mei 2020

Een nevelige lentemorgen en bespiegelingen over de walnoot

Ook in het voorjaar is er ochtendmist
Inmiddels is mijn 'lockdown' project om te filmen in het park (en de straten) rond mijn huis uitgegroeid tot een hele serie, deel 11 is vandaag aan de beurt. Ik besloot eens te gaan kijken of de knobbelzwanen weer een nest hadden gemaakt. Ik heb er vorig jaar verslag van gedaan in mijn blogs, onder andere van de zes zwaantjes die op 18 mei geboren waren. Dit jaar was er inderdaad weer een nest op dezelfde plek. De mist wolkte omhoog en kreeg een oranje gloed door de opkomende zon waardoor het leek of de broedende zwaan een soort hemelse zegen kreeg in zijn nest. Dit jaar heb ik de jonge zwaantjes - spoiler alert - gespot op 19 mei. Twee dagen er voor lagen er nog zeven eieren in het nest, dus ze zijn ongeveer of precies op dezelfde dag geboren als vorig jaar. Ongelooflijk hoe die zwanen dat uitkienen. Afijn, dat krijg je allemaal nog te zien in deel 18 (!) van de serie. Terug naar de mistige morgen. Ik zag de eerste bladeren aan de walnootboom. Net als de populierenbladeren zijn die eerst oranje, ze kleuren later pas groen. In 2016 heb ik al eens uitgelegd hoe het zit met herfstkleuren in boombladeren. Het waardevolle bladgroen wordt in de herfst uit de bladeren gehaald en opgeslagen in de boom. In het voorjaar moet dit weer terug gepompt worden in het ontluikende blad. Dat gaat niet van stel op sprong, vandaar die frisse en zachte groene kleuren van uitlopende bladeren.
Ontluikende bladeren van de walnootboom
Bomen zoals de walnoot en de populier hebben veel oranje kleurstof in het blad, en het duurt even eer dat bedekt wordt met de bladgroenkorrels. Je ziet dat de bladeren die het dichtst bij de takken zitten, het eerste groen worden. Met de hernieuwde aandacht voor voedselbossen worden er tegenwoordig weer meer walnootbomen aangeplant. Het is een fraaie boom die 35 meter hoog kan worden en makkelijk een aantal eeuwen oud. In het najaar zoeken we graag de walnoten in het park, maar die zijn zo in trek dat we 's ochtends al mensen in het donker met een zaklamp onder de bomen zien lopen. Dan draaien wij ons nog maar eens om in ons warme bed. Als de noten nog in hun groene bolster zitten kun je ze trouwens beter 'met handschoentjes aanpakken', want je handen worden lelijk zwart van de stoffen in die schil. Als je het blad kneust komt er een schoensmeerachtige geur af, afkomstig van het stofje juglandine (de wetenschappelijke naam van de walnoot is Juglans regia). Ook de boom ruikt er naar en dit schijnt insectenwerend te zijn. Daarom plantte men op boerderijen bij de keuken of koeienstal een walnootboom om muggen en vliegen op afstand te houden. Walnoten zijn eenhuizig en worden door de wind bestoven. De mannelijke katjes en vrouwelijke bloemetjes zitten in dezelfde boom. Ze bloeien echter op verschillende tijdstippen, waardoor er meestal weinig zaad gevormd wordt en ze zich nauwelijks uit zichzelf verspreiden. De vrouwelijke bloemetjes bloeien op het nieuwe hout en mannelijke katjes op éénjarig hout. Wanneer de boom in het voorjaar door vorst wordt aangetast, draagt deze daarom twee jaar geen noten. De meeste walnootbomen die je in parken tegenkomt zijn geënte exemplaren, die sneller vrucht dragen dan gezaaide bomen. Tot half juli gaan de noten in hun bolsters razendsnel groeien. Dan heeft de boom nog een maand nodig om de kern tot wasdom te laten komen. Vervolgens verhouten de tussenschotten en in september/oktober splijten de bolsters open en vallen de noten eruit. Die moeten dan nog een paar weken drogen. Rond Sinterklaas zijn ze klaar voor consumptie. Maar dat lijkt nu nog erg lang weg....
Klik hier om het filmpje van deze week te bekijken.


zaterdag 23 mei 2020

Een zwartkop met een bruine kop

Zwartkop (man)
In de vroege ochtend, nog voor de zon opkomt, zie ik vaak vanuit mijn huis een speciale gast in het parkje. Een ooievaar struint over het grasveld of tussen de eikenbomen. Zodra de eerste hondenuitlaters arriveren gaat-ie op de wieken. Het voetbalveldje is trouwens op dat moment ook in trek bij meeuwen, spreeuwen en zelfs een scholekster. Ik vermoed dat die ergens een nestje heeft op een grinddak op het naburige bedrijventerrein. Hoog in een eik kweelde een tjiftjaf zijn eeuwige, wat eentonige, lied en ik kreeg hem eindelijk in beeld. Je hebt 'm in de eerdere parkfilmpjes als regelmatig gehoord. Dat is er ook één van het type 'kbv' dat ik afgelopen woensdag beschreef. Een zeer welluidende harde zang, lijkend op een 'snelle merel', klonk op uit de bosjes. Daar moest zich een zwartkop schuil houden. In de boomloze polder waren deze vogels in het verleden zeldzaam in het westen van het land, maar door de toename van parken en buitenplaatsen heeft deze vogel in de laatste 50-60 jaar een flinke opmars gemaakt. In de zomer zijn er ongeveer een miljoen zwartkoppen in Nederland te vinden. Vanaf half augustus verlaten ze ons land al weer en overwinteren in Engeland of zuidwest Europa. De naam zwartkop is heel goed herleidbaar als je het mannetje ziet. Volgens Jacq. P. Thijsse is hij 'gekleed in zijde en satijn', en hij heeft inderdaad een zwart petje op.
Het vrouwtje zwartkop
Foto: Vogelartinfo - eigen werk, wikimedia
Het vrouwtje van de zwartkop heeft echter een kastanjebruine hoofdbedekking, dus denk niet dat je een nieuwe soort ontdekt hebt als je haar spot tussen het groen :). Hun nestje maken ze binnenkort in dicht struikgewas, en dat was ook waar het mannetje zat te zingen. Ik wrong mij tussen een paar bosjes door om hem van een afstandje te spotten. Helaas ging de zwarte kop schuil achter de blaadjes van de struik. Ik durfde niet te veel te bewegen om hem niet te verstoren, dus ik nam na een half uur genoegen met een koploze opname van zijn gezang. Toen ik van het bosje wegliep hoorde ik dat hij zich verplaatst had. En alsof hij mij een mooie laatste shot gunde zat hij vlak voor mij in een els zijn liedje te kwelen. Zo kunnen jullie toch nog genieten van het zwarte kopje! Klik hier om het filmpje te bekijken.


woensdag 20 mei 2020

Nog meer vogelzang

Cetti's zanger
Foto: Mark S Jobling - own work, wikimedia
In mijn blog van 25 april konden jullie meegenieten van de vogelzang in het park. Deze keer neem ik je mee naar de polder, waar weer hele andere vogels hun lied kwelen. Waar de zonsopgang eerst nog rond de comfortabele tijd van 7.00 uur was, is nu goed te merken dat we nog maar een maand van de langste dag verwijderd zijn. De wekker rinkelde om half zes en om zes uur zagen we de zon opkomen bij de Wijde Aa, begeleid door een uitbundig vogelconcert en hazen die door de met dauw bedekte weilanden koersten. Deze keer heb ik in de film een aantal vogel(s)(geluiden) benoemd, dat is wel zo makkelijk. Ik ben er van uitgegaan dat je de zang van de winterkoning nu wel kent, want hij klinkt overal tussendoor. Een andere zanger is ook niet vermeld, omdat ik - toen ik het filmde en monteerde - letterlijk nog niet wist wat ik hoorde. Een YouTube-volger maakte mij er echter op attent dat ik het geluid van de Cetti's zanger had opgenomen. Dat hoor je vanaf 2 minuut 50 en later nog een keer bij 3 minuut 24 (daar schettert-ie door de zang van de fitis heen). De Cetti's zanger is een van de vele kbv-tjes zoals vogelaars dat noemen. Kbv'tje staat voor 'klein bruin vogeltje', waarvan er veel soorten zijn die, zeker voor de beginnende vogelaar, nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn zolang je ze niet hoort zingen. Cetti's zangers leven voornamelijk in Zuid-Europa, maar in het westen van ons land zit inmiddels een aantal broedparen. De vogel is genoemd naar Francesco Cetti, die als monnik les gaf op Sardinië en daar veel natuurstudie deed. Hij boekstaafde zijn bevindingen tussen 1774 en 1777 in vier kloeke delen: de Storia Naturale di Sardegna (de natuurlijke historie van Sardinië). Het was Coenraad Jacob Temminck die in 1820 een door hem beschreven kleine zangvogel, Sylvia cetti, vernoemde naar de monnik als eerbetoon voor zijn werk.
Spotvogel, ook een kbv'tje
In de film zie je ook de spotvogel, de zang daarvan doet me altijd aan een badeendje denken. Dat is trouwens niet het enige geluid dat hij produceert. Nauwkeurig telwerk van Tsjechische onderzoekers toonde aan dat de vogel driekwart van de tijd geluiden van andere soorten imiteert. Tien onderzochte mannetjes bootsten maar liefst 42 andere vogelsoorten na, gemiddeld 27 soorten per spotvogel. Daar valt niet mee te spotten :). Terwijl je 'm ziet in de film wordt zijn zang een beetje overstemd door andere geluiden, maar ook de beelden erna bevatten zijn zang, dus luister er maar eens uitgebreid naar. Een andere mooie waarneming op deze ochtend was de koekoek, die je vaker hoort dan ziet. Maar nu zat hij roepend in de boom te poseren voor ons. De volgende dag deden we de route nog eens op de fiets (zonder camera) en toen waren we zelfs getuige van de balts van deze vogel. Het vrouwtje zat op de paal van een hek. Op een ander hek in de buurt zat het mannetje te koekoeken, zette zijn kontveren op en draaide met zijn achterste. Hij vloog ook regelmatig luid zingend rond zijn territorium alsof hij wilde laten zien dat hij heer en meester was van een mooi stukje land. Hij daalde neer aan de voet van het hek waar zij zat, maar het vrouwtje maakte nog geen aanstalten om te paren. Wat ons betreft een unieke belevenis die ik jullie helaas niet kan laten zien. De rest van het bovenstaande en nog veel meer kun je wel bekijken, klik hier om het filmpje te zien. Volgende keer doe ik weer verslag vanuit het park.


zaterdag 16 mei 2020

Grassen: niet alleen goed voor hooikoorts

Kropaar is de voedselplant voor veel rupsen
Een paar dagen na mijn vorige bezoek aan het park ging ik opnieuw struinen om te kijken of er weer wat te beleven was. Het was een beetje heiig en dat maakte de bloemenweiden en slootjes erg fotogeniek. Ik speurde naar oranjetipjes die verscholen zaten tussen de bloemen omdat ze nog moesten opwarmen. Als ze eenmaal gaan vliegen dan is het bijna onmogelijk om ze nog lang in beeld te krijgen. Maar helaas, ik denk dat ze diep weggedoken waren in het struweel. De grassen hadden inmiddels een deel van het bloemenveld ingenomen. Ze vallen minder op dan het weelderig bloeiende fluitenkruid, maar ook grassen zijn in hun verscheidenheid mooi om te zien. Je moet er alleen iets gedetailleerder naar kijken. Maar liefst 8000 soorten telt de grassenfamilie, waarvan er ééntje zelf groeit op Antarctica, waardoor deze plantenfamilie vertegenwoordigers heeft op alle continenten. Grassen spelen - indirect - een belangrijke rol in onze voedselvoorziening omdat we het vlees en de melk van grazers consumeren. Maar niet alleen koeien, schapen en geiten eten gras. Ook een groot aantal insecten doet zich te goed aan de groene sprieten. Bij andere planten zien we vaak vaste relaties tussen één bepaalde insectensoort en één bepaalde plant. Dit heeft te maken met de 'wapenwedloop': planten produceren giftige stoffen om insectenvraat te voorkomen en sommige insecten kunnen zich hier tegen verweren door een hoge tolerantie voor een bepaald gif op te bouwen. Het is onmogelijk om tolerant te worden voor alle soorten gif, vandaar de specialisatie. Bij grassen ontbreken zulke giftige afweerstoffen. Zij zorgen op een andere manier dat ze er niet aan onder door gaan: het groeipunt zit vlak bij de grond en na begrazing of andere vraatschade (of onze grasmaaier) kan het gras snel weer aangroeien.
Rupsen van het hooibeestje
voeden zich met grassen
Meer dan honderd Nederlandse vlindersoorten hebben gras als voedselplant; 80 soorten nachtvlinders en 20 soorten dagvlinders uit de familie van de zandoogjes en dikkopjes. Grassen hebben weliswaar geen afweergif, maar ze zijn minder voedselrijk dan andere planten. Grasetende rupsen doen er twee tot drie keer zo lang over om zich te ontwikkelen als soorten die op 'giftige' planten opgroeien, ze hebben daar maanden voor nodig. Vlak voor de bloei is de voedingswaarde van gras op zijn dieptepunt; op dat moment vliegen de volwassen vlinders die zich voeden met nectar. Rupsen kun je vooral vinden in de nazomer en de herfst of de vroege lente. Bij sommige soorten komen de rupsen uit het ei in het najaar en groeien na een winterrust in het voorjaar door. Grassen die je nu (en in de film) kunt zien vallen bij de rupsen in de smaak: de vossenstaart (een pluim die lijkt op...jazeker) en kropaar (met verspreid staande trosjes). Het timoteegras groeit wat later dan de vossenstaart; dat gras heeft ook een pluim maar die is wat langer dan de vossenstaart en van boven plat. En oh ja: toen de zon wat hoger stond begonnen de vlinders te fladderen: koolwitjes èn oranjetipjes. Maar je moet goed kijken om ze te ontwaren als ze snel langs vliegen. Klik hier om de film te zien.


woensdag 13 mei 2020

Wolzwever: een wollige parasiet

De wolzwever is een broedparasiet
Zoals je wel gemerkt hebt loopt de natuur in mijn blog een beetje achter bij de werkelijkheid. Dat komt omdat de lenteverschijnselen zich in een korte hebben voorgedaan. Het bleef lang koud maar rond Pasen werd het ineens warm voor de tijd van het jaar en in twee weken liepen bladeren van bomen snel uit en stonden bloemenweides in bloei. Ik heb het allemaal vastgelegd, maar zelfs met twee blogs per week kan ik het niet bijbenen. In de film van deze week zie je dat de populieren hun bladeren ontwikkelen. Ze hebben dan nog een oranje/gele gloed die bijna herfstachtig aandoet. In een boomtop zat een houtduif op het nest, geen idee of er al eieren waren of dat dit het 'proefbroeden' was waarover ik vorige keer schreef. Het fluitenkruid en look-zonder-look kwamen in bloei. Met name die laatste plant trok allerlei zweefvliegen aan èn een zwevend insect dat wel een vlieg is maar geen zweefvlieg. De wolzwevers met hun wollige lijf en lange zuigsnuit vormen een aparte familie. Hij leunt met zijn lange poten op de bloem terwijl zijn vleugels bewegen als die van een kolibrie, soms wel 300 keer per seconde. Af en toe gaat het wat minder snel en dan kun je de donkere kleur op de vleugels goed onderscheiden. Het beestje heeft zich vermomd als hommel of bij, zo denken vijanden dat het insect gevaarlijk is en laten 'm links liggen. Maar de wolzwever heeft geen angel en kan niet steken. Toch is het geen onschuldig beestje; het is een broedparasiet, die het zandbijen behoorlijk moeilijk kan maken.
Wolzwevers vormen een aparte
soort binnen de vliegenfamilie
Na de paring oriënteert het vrouwtje zich vliegend op een nest van een zandbij waarbij zij stil kan staan als een zweefvlieg. Vanaf korte afstand, 2 à 3 cm, wordt een ei in de nestopening ‘geschoten’ met het achterlijf. Even daarvoor heeft ze haar rijpe eitjes met zand bepoederd zodat ze minder kleverig worden. Ze heeft daarvoor een speciaal structuurtje aan het achterlijf. Wolzwevers kunnen een paar duizend eieren produceren. Dus er moet flink 'geschoten' worden en het doel zal ook wel eens worden gemist. De larven die uit het ei kruipen hebben eerst vijf schijnpoten en zijn zeer actief en beweeglijk. Zij zoeken in het nest een broedcel op en doen zich te goed aan de opgeslagen nectar en stuifmeel. Ze vervellen naar een tweede stadium en gaan opnieuw op jacht om een broedcel te veroveren. Na vervelling naar het derde stadium kan de larve niet meer bewegen omdat de poten ontbreken, nu dient de gastheer tot voedsel: de wolzweverlarve eet de bijenlarve op. In het voorjaar vindt de verpopping plaats. De pop heeft een kroon van harde, tandachtige doorns en boort daarmee met roterende bewegingen een uitweg door de cocon- en/of de nestwanden om als volwassen vlieg te kunnen uitvliegen. Bekijk 'm op je gemak in het filmpje van deze week. Aan het eind zie je trouwens nog een boomblauwtje: het eerste blauwe vlindertje dat je in het voorjaar kunt zien. Het is makkelijk te herkennen aan de grijzige onderkant met zwarte stipjes. Blauwtjes die later in het jaar vliegen zijn niet zo makkelijk te onderscheiden. Klik hier om de film te bekijken.



zaterdag 9 mei 2020

Houtduif buigt voor zijn vrouwtje

Houtduiven zijn te herkennen
aan de witte nekvlek
Tijdens een van mijn eerdere verkenningen in het park zag ik halsbandparkieten zich te goed doen aan de nectar in de kersenbloemetjes. In de kersenboom voor mijn huis zag ik ook houtduiven (te herkennen aan hun witte nekvlek) snoepen van de zoete lekkernij. Op een ochtend zaten ze met een aantal in een jonge rode beuk waar ze de net uitgekomen bladeren verorberden. Maar er gebeurde nog wat, want een mannetje zette zijn borst vooruit en maakte wel een tiental buigingen voor een vrouwtje. Niet dat ze er veel aandacht aan leek te schenken, maar misschien bekeek ze het wel vanuit haar ooghoeken :). Het buigen en het koeren is typisch baltsgedrag dat alle duiven vertonen. Het koeren verschilt per duivensoort: de houtduif roept roekoekoe koekoe. In principe zijn de stelletjes langdurig samen, maar slippertjes komen regelmatig voor. In het park zitten veel duiven en ik zie ze ook met regelmaat een baltsvlucht uitvoeren. Dat heb ik helaas (nog) niet op film vast kunnen leggen. Het mannetje zit een tijd in een hoge boom (dan is mijn geduld al op :)). Plotseling krijgt hij de geest en stijgt met luid vleugelgeklap op, alsof hij wil zeggen: ziet iedereen mij duidelijk, aandacht, aandacht! Na een paar flinke vleugelklappen op het hoogste punt daalt hij in zweefvlucht af naar een andere boom. Zo pendelde de betreffende houtduif tussen een treurwilg langs de rand van de vijver naar een boom op het eilandje in het water. Wanneer de duivin wil paren duwt ze haar snavel tegen de keel van het mannetje (dat ook wel doffer wordt genoemd) en die beantwoordt dat gedrag. 
De doffer buigt voor de duivin tijdens de balts
Zo minnekozen ze regelmatig met elkaar. Dit gedrag schijnt de eisprong op gang te brengen. Het mannetje bepaalt de nestlocatie, dat kan een oud nest zijn dat een beetje wordt opgelapt of er wordt een nieuw nest gebouwd. Dat is meestal een slordig bouwwerk van takken. Zo slordig gemaakt dat er met regelmaat een ei uit valt, dat is dan verloren. Een week voor de eieren gelegd worden, zit het vrouwtje stevig op het nest. Noem het proefbroeden of misschien is het bedoeld om het nest een beetje in vorm te duwen, het is niet duidelijk waarom het vrouwtje dat doet. Na deze week worden twee eieren gelegd, één per dag. Broeden doen man en vrouw in twee diensten. De doffer heeft een baan van 9 tot 4, dan is het vrouwtje aan de beurt. Als de jonge duiven na 2 1/2 week uit het ei kruipen worden ze gevoed met duivenmelk. Enkele dagen voordat de eieren uitkomen wordt de binnenwand van de krop van de duif dikker. Dit wordt bepaald door het hormoon prolactine, hetzelfde hormoon dat bij zoogdieren voor de melkproductie zorgt. Als de jongen geboren zijn, laat deze laag los. Het is dan een kaasachtige substantie die door de jongen uit de krop kan worden gepikt. Zowel vrouwtjes als mannetjes geven duivenmelk. Deze aanpassing is vrij uniek binnen het vogelrijk maar komt ook voor bij flamingo's en mannelijke keizerspinguïns. Het goedje bevat meer vet en eiwitten dan koemelk en zorgt ervoor dat duiven een groot deel van het jaar kunnen broeden omdat ze minder afhankelijk zijn van ander voedselaanbod. Je ziet de houtduiven in het filmpje, maar ook koolmezen (met het zwarte kapje) en pimpelmezen (met het blauwe kapje) die het hoogste lied zingen in het broedseizoen. De koolmees verzamelt mos voor een nestje dat in holen of nestkastjes wordt gemaakt. Klik hier om het filmpje te bekijken. 


woensdag 6 mei 2020

Zingende gaaien houden je voor de gek

Gaai
Vlaamse gaaien (tegenwoordig zeggen we overigens kortweg gaaien) kennen we vooral van hun luidruchtige geschreeuw in bossen en parken. Je ziet ergens een interessante vogel, ree of hert en sluipt nader bij om 'm beter te zien. Tien tegen één heb je ergens een gaai over het hoofd gezien die met een luid krassende schreeuw de benen neemt en zo ook alle andere dieren waarschuwt dat er indringers aankomen. Weg waarneming :). Toch is dat geschreeuw niet het enige geluid dat de gaaien produceren. De soort behoort zelfs tot de zangvogels, die daarvoor een speciaal orgaan in de luchtpijp hebben, de zogenaamde syrinx. In deze tijd kunnen gaaien je behoorlijk op het verkeerde been zetten door allerlei geluiden te imiteren. Op struintocht in 'mijn' parkje dacht ik ooievaars te horen klepperen. Nu loopt er in alle vroegte wel eens eentje naar eten te zoeken op het grasveld, maar voor zover ik weet is er geen nest of paartje ooievaars in de omgeving. Ik ging af op het geluid en zag een troepje gaaien in de boom zitten. Ze maakten allerlei verschillende geluiden (waaronder dat geklepper) en deden ook een kraai en een buizerd na. Ik zag het ze doen (je kunt het controleren in de film) anders had ik het niet geloofd. Op waarneming.nl wordt ook gerapporteerd dat ze kunnen hinniken als een paard, een miauwende kat kunnen nadoen en het geluid van kraanvogels produceren.
De langere kopveren zijn hier te zien
De gaaien zaten wel met een stuk of acht vogels bij elkaar. Zoiets blijkt een vrijgezellengroepje te zijn, op zoek naar een maatje voor het leven. Euraziatische gaaien zijn monogaam en broeden één keer per jaar in de lente. Aan het begin van de lente, meestal in maart en april, vormen ongepaarde vogels spontaan bijeenkomsten waar ze hun partners kiezen. Dat gaat gepaard met veel show, heen en weer vliegen, een opgezette 'kroon' (de veren op het hoofd) en een breed scala aan geluiden. Mannetjes laten zich opvallender zien dan vrouwtjes en ze achtervolgen ze ook. Zulke paringsbijeenkomsten kunnen plotseling ontstaan, dus je hebt geluk als je er een meemaakt. Ze worden vaak gestart door reeds gepaarde stelletjes die achter elkaar aan jagen en zich aan elkaar vertonen. Ongepaarde vogels uit de omgeving sluiten zich hier spontaan bij aan en worden geprikkeld om mee te doen. Soms bestaat zo'n groepje uit niet meer dan drie of vier vogels, maar er zijn er ook van dertig of meer gaaien. Deze bijeenkomsten vinden soms ook later in het seizoen plaats (juni), hoewel die bijeenkomsten waarschijnlijk het gevolg zijn van het feit dat een gepaarde vogel zijn partner of nest verliest in plaats van dat nieuwe vogels hun eerste partners vinden. Dus mocht je vreemde geluiden in een boom horen, ga dan gauw kijken of je getuige kunt zijn van zo'n spektakel. Door het vele heen en weer vliegen was het moeilijk te filmen, maar ik heb mijn best gedaan om je een blik te bieden op dit bijzondere gedrag. Klik hier om de film te zien.




zaterdag 2 mei 2020

Aangepaste meerkoeten in de stad

Nestelende stadsmeerkoeten
Op de middelbare school koesterde ik lang de wens om biologe te worden, tot een totaal onbegrip van schei- en natuurkunde de keuze voor een bètavakkenpakket in de weg stond. Ik koos later voor het economisch domein en hoewel de interesse in planten en dieren bleef, begon ik mij ook af te vragen of biologe voor mij het meest geschikte beroep was geweest. Als je biologisch veldonderzoek wilt doen moet je oneindig geduld hebben, en dat is bij mij niet zo aanwezig :). En soms is het ook een zaak van lange adem eer je conclusies kunt trekken. Zo heeft de Pool Piotr Minias onderzoek gedaan naar het gedrag van meerkoeten in de landelijke omgeving versus de stad. Hij vergeleek daarvoor een landelijke populatie met het gedrag van koeten die sinds de zestiger jaren de stad koloniseren (in Warschau waar in 1960 de eerste koeten in de stad gingen broeden) en een relatief nieuwe stedelijke groep, die 'pas' zo'n 20 jaar geleden in de stad Lodz was gaan broeden. Zo wilde hij ontdekken of meerkoeten zich aanpasten aan het stadse milieu en hoe snel dat veranderingen oplevert. De uitkomst was dat meerkoeten in de stad zich anders gedragen dan op het platteland en dat dit gedrag met de tijd sterker verandert. Meerkoeten in de stad zijn over het algemeen agressiever, brutaler en minder gestrest dan hun landelijke soortgenoten. De oudere populatie in Warschau vertoonde dit gedrag in sterkere mate dan de nieuwere in Lodz. Dat wijst op een vorm van micro-evolutie. Ook zijn er aanwijzingen dat stadskoeten eerder andere steden koloniseren dan plattelandskoeten, ondanks het feit dat die eigenlijk dichterbij 'wonen'. Als je al wat brutaler en agressiever bent maakt dat de vestiging in de stad blijkbaar makkelijker dan wanneer je je als bescheiden plattelandsbewoner tussen deze meerkoeten begeeft.
Meerkoetkuikens op het nest
Als er al eens een plattelandskoet de 'oversteek' naar de stad durfde te maken, dan was hij wat agressiever en brutaler dan de andere plattelanders, dus hij droeg de juiste eigenschappen al bij zich. Beide groepen stadskoeten maken snel gebruik van menselijk voedsel, als er brood aangeboden werd, slokten ze dat snel op. Plattelandsmeerkoeten talen er niet naar. Tenslotte was er nog een opvallend verschil in de reproductie: stadkoeten brengen meer jongen succesvol groot dan de plattelanders. Dit komt door twee dingen: in de stad zijn er minder roofdieren dan op het platteland en er is meer voedselaanbod. De stadskoeten zijn dikker en hebben meer zuurstof in hun bloed. Geen wonder dus dat we zoveel meerkoeten in de stedelijke omgeving zien. In het stadpark dat ik volg heb ik tenminste vijf meerkoetnesten ontdekt. In het filmpje van deze week zie je, naast andere watervogels, een stelletje werken aan hun nest. Eén van de ouders zit al op eieren te broeden. Klik hier om het filmpje te bekijken.