zaterdag 26 januari 2019

Beloning voor vroege vogels

Direct na zonsopgang, Amsterdamse Waterleidingduinen
Vroeg opstaan loont, dat zagen we afgelopen zondag weer eens, toen we voor zonsopgang naar de Amsterdamse Waterleidingduinen vertrokken. Daar aangekomen begon de zon aan zijn dagelijkse reis langs de hemel en verlichtte het landschap met zijn gouden licht. In de lange schaduwen was de rijp en bevroren hagel ijzig blauw. Twee damherten ademden wolkjes waterdamp uit, die door het tegenlicht goudgeel kleurden. De eerste tien minuten in het gebied waren meteen een topper, zoals je in de film van deze week ziet. Even verderop konden we een tijd lang een torenvalkje observeren, die op haar gemak in de boom zat te spieden naar iets voedszaams, het verenkleed flink opgezet tegen de kou. In de jacht naar voedsel heeft de torenvalk vier 'wapens'. Allereerst het zeer scherpe zicht, prooien zoals een veldmuis kan de valk op 100 meter afstand zien. Heeft-ie eenmaal een prooi in het vizier, dan stoot de torenvalk naar beneden, vanuit de lucht - waar je 'm vaak ziet 'hangen' als de vogel 'bidt' - of vanaf een paaltje of boomtak, de zogenaamde valpaal.
Biddende torenvalk.
Foto: Andreas Trepte [CC BY-SA 2.5] 
Wikimedia Commons
Overigens is dat 'bidden' een rare term, die eigenlijk verkeerd is vertaald uit het Engels. Daar noemen ze dit gedrag 'preying' ofwel azen op een prooi (prey). Wie dat in Nederland ooit opgevat heeft als praying (bidden) is me niet duidelijk, maar de term 'bidden' is voor dit gedrag nu helemaal ingeburgerd. In mijn filmpje 'mistige dagen' kun je een biddende valk zien. Afijn, terug naar de vier wapens. Naast het scherpe zicht en de stootduik, zijn daar ook zijn scherpe snavel en klauwen. Een inkeping aan de snavel, de zogenaamde 'valkentand' zorgt ervoor dat er een hefboomwerking ontstaat. Pezen van slachtoffers worden daarmee in één keer doorgesneden. De klauwen, drie tenen naar voren en één naar achteren, vormen een klem waaruit geen enkele prooi kan ontsnappen. Maar dan moet er dus wel een prooi in het vizier zijn, en daar leek het deze morgen niet op. Verderop liepen we genietend verder door het bos, waar we nog een roodborstje tegenkwamen. Bekijk onze heerlijke wandeling in het filmpje van deze week (e-mailabonnees, klik hier).


Extra filmvertoningen van 'Struinen in Park Zegersloot'

De vertoningen van mijn film 'Struinen in Park Zegersloot' op 26 en 29 januari waren zo snel uitverkocht, dat Parkvilla Filmhuis heeft besloten de film ook te programmeren op zondag 3 februari om 13.30 uur en donderdag 7 februari om 15.30 uur. Nieuwe kansen dus, voor degenen die op de eerder geplande data niet konden komen of achter het net visten bij het kopen van kaartjes.

Kijk hier voor meer informatie.

zaterdag 19 januari 2019

Een glimp van de appelvink

Appelvink. Animatie door: Assianir - Own work,
CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org
Tijdens ons uitje op de Veluwe, begin januari, hebben we een paar leuke vogelwaarnemingen gedaan. Een zwerm spreeuwen was aan het eten in een wei waarin ook halfwilde paarden graasden. Sierlijk vlogen ze samen van voederplek naar voederplek om tussen de sprieten insecten te zoeken en misschien wel paardenpoep uit te pluizen om iets eetbaars te vinden. In de beukenbossen werd duidelijk dat het een mastjaar is: de beukennootjes zijn volop aanwezig in de bomen en op de grond. Vinken doen zich er te goed aan, zij scharrelen graag over de grond. Ze vertrouwen daarbij op hun schutkleur, hetgeen menige vink het leven heeft gekost. Niet omdat ze door een ander dier te grazen werden genomen, maar door voorbijrazende auto's. Daar helpt een schutkleur niet tegen. Hoger in de bomen deden we een voor ons, bewoners van het polderland, bijzondere waarneming. Een groepje appelvinken deed zich in de top van de beukenbomen te goed aan de beukennootjes. Met de verrekijker konden we de mooie kleuren en de kenmerkende zwarte kinvlek goed zien. Het is me zelfs gelukt om enkele filmbeelden van deze beweeglijke vogels te maken, maar niet zo mooi als de animatie bij dit blog die afkomstig is van wikimedia. Je zult appelvinken weinig op de grond zien, daar komen ze alleen om te drinken of soms om gevallen zaden op te peuzelen. 
Kersenpit, gespleten door appelvink
Appelvinken hebben een enorme snavel waarmee ze een drukkracht van 40-50 kg kunnen genereren. Kersenpitten splijten ze zonder problemen precies doormidden. Kersen zijn hun lievelingsvoedsel. Je kunt ze dus vooral vinden in bosrijke gebieden met veel wilde kersenbomen. Ze komen graag terug op plekken waarvan ze weten dat er voedsel te vinden is. Geschat wordt dat er zo'n 12.000 paartjes in ons land verblijven. Een grote groep overwintert hier, maar een deel trekt weg en daar komen noordelijke gasten voor in de plaats. In de trektijd passen nog een kleine 40.000 appelvinken ons land, volgens Sovon Vogelonderzoek. Door hun verborgen gedrag, hoog in de bomen laten ze zich moeilijk spotten. Hun zang is ook niet erg opvallend. Dat kun je beluisteren in de onlangs beschikbaar gemaakte online xeno-canto databank van vogelgeluiden. In deze databank zijn vogelgeluiden uit de hele wereld opgenomen.

In het filmpje van deze week zie je de spreeuwen en de appelvink, begeleid door een paar mooie wolkenluchten. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te bekijken.


zaterdag 12 januari 2019

De terugkeer van de oeros

Sayaguesa rund op de Veluwe
Na de drukke feestdagen gingen we even uitwaaien op de Veluwe. Tijdens een wandeling in Otterlo stuitten we op de heidevelden van Oud Reemst/Planken Wambuis op een kudde Sayaguesa runderen. Net als andere 'grote grazers', wordt dit Spaanse ras ingezet in Nederlandse natuurgebieden om gebieden open te houden, zodat deze niet vergrassen en langzaam bos worden door welige groei van struiken en bomen. Sayaguesa's zijn een bedreigde soort, waarvan nog slechts enkele honderden dieren over zijn. Ze komen oorspronkelijk uit de Spaanse provincie Zamora, daarom worden ze ook wel Zamorana's genoemd. Die provincie ligt tegen de Noord-Oostelijke grens van Portugal aan. Vanwege hun rustige karakter  werden ze vooral als last- en trekdier gebruikt, maar daar hebben we inmiddels machines voor. Het zijn flinke runderen; mannetjes kunnen tot 1100 kg wegen, vrouwtjes zijn met (maximaal) 700 kilo een stuk lichter. De schofthoogte van beide seksen ligt tussen 1,55 en 1,60 meter bij de volwassen dieren. De Veluwse kudde graast er al een jaar of 12 en bestaat uit ongeveer 65 dieren. Niet alleen door hun formaat, maar ook door de diepzwarte kleur zien de dieren er imposant uit. Toch zijn ze erg rustig van aard en zullen ze niet snel aanvallen. Gelukkig maar, want de hoorns steken vervaarlijk uit. De kalfjes worden met een schutkleur geboren, met hun lichtbruine vacht vallen ze minder op in het landschap. Tussen de 3e en 6e maand verkleurt hun vacht naar zwart, eventueel met bruinrode accenten.

Van Sayaguesa naar oerrund
Tekening door ARK Natuurontwikkeling

De sayaguesa runderen spelen een belangrijke rol in een ander project: het fokken van een oerrund, dat zo veel mogelijk overeenkomt met de kolossale oerossen die tot 1627 door Europa struinden. De oeros-stieren waren wel 1,85 meter hoog en hadden hoorns van een meter lengte. Daarmee hielden ze wolven en beren op afstand, schepten ze sneeuw weg en konden ze takken naar beneden halen om malse blaadjes te eten. Eerder waagden de gebroeders Heck al eens een poging om zo'n oerrund te fokken door de Spaanse vechtstier, het Corsicaanse bergrund, de Schotse hooglander en het Hongaars stepperund met elkaar te kruisen. Maar de Heckrunderen staan genetisch niet dicht genoeg bij het Europese oerrund. Wetenschappers zijn in staat geweest om de genetische code van het oerrund te ontrafelen uit fossiele resten en botten en vergeleken deze code met bestaande rassen. Door zelfredzame runderrassen als Maremmana, Maronesa, Sayaguesa, Limia en Tudanca met elkaar te kruisen, komt het resultaat steeds dichter bij de toekomstige oeros, die Tauros is genoemd. Hoewel de eerste resultaten van het fokprogramma veelbelovend zijn, kan het nog wel 20 jaar duren eer we een populatie oerrunderen hebben. Op de tekening van ARK Natuurontwikkeling kun je alvast een indruk krijgen van deze 'nieuwe' oeros. 

In het filmpje van deze week zie je de sayaguesas op de Veluwse heide, inclusief een bruin kalfje dat door de ouders goed wordt beschermd. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.




zaterdag 5 januari 2019

Groene varentjes in grauwe dagen

Ontluikende varen
Na een lange hete zomer en een zonnige en droge herfst, laat de winter zich van zijn grauwe kant zien. Regen en een dik wolkendek; dat zijn mijn herinneringen aan december 2018. Aan het eind van de maand piepte er nog wel eens een zonnetje achter de wolken vandaan, en er was eindelijk even tijd om weer eens naar buiten te gaan. Zware wolken in tegenlicht zagen er tegelijk prachtig en onheilspellend uit boven het woeste land rond de Nieuwkoopse Plassen. Een groengeel blaadje wapperde eenzaam aan een tak en tussen de bomen versierden mos en enkele varentjes de bodem met plukjes groen. Ik ben bepaald geen pteridoloog (varenwetenschapper), maar toch wil ik vandaag iets vertellen over varens. Hun voortplanting door middel van sporen is best een ingewikkeld proces. Op de bladeren bevinden zich sporenhoopjes, afgedekt met een vliesje. In die hoopjes bevinden zich zo'n 60 sporendoosjes, die elk weer 60 sporen bevatten. Dat betekent dat in elk hoopje ongeveer 3600 sporen zitten. Varens zijn al meer dan 400 miljoen jaar op onze planeet te vinden. Voor zulke oude plantensoorten geldt het bloemetjes-en-bijtjes-verhaal niet, want in die tijd waren er nog geen bijen die konden bestuiven. Wanneer de sporendoosjes rijp zijn laten ze de sporen vrij. Sporen zijn zo klein als stofjes, leg er 200 naast elkaar en dan heb je een millimeter aan sporen. Varens laten de verspreiding ervan over aan wind en water. Zo'n spore kan overigens makkelijk duizend jaar wachten als de omstandigheden voor kieming niet goed genoeg zijn, want varens zijn best kieskeurig: er moet voldoende vocht zijn, een bepaalde temperatuur en hoeveelheid licht en ook nog de juiste grondsoort.
Sporenhoopjes op een eikvaren
Foto: Matthieu Gauvain - wikimedia
Wanneer ze dan na zo veel jaar bij verstoring aan de oppervlakte komen, kunnen ze zich alsnog ontwikkelen tot een volwassen plant. Maar eerst moet er dan nog van alles gebeuren. Uit zo'n spore komt namelijk niet meteen een minivaren. De echte bevruchting moet nog plaatsvinden. Daarvoor maakt de plant uit de spore een hartvormig blaadje met wortels, een zogenaamde gametophyte. Die gametophyte heeft twee orgaantjes die respectievelijk eicellen en zaadcellen produceren. De zaadcellen 'zwemmen' in vocht van regen of dauw naar de eicellen toe en na deze bevruchting kan de echte varen eindelijk gaan groeien. De varenvereniging heeft dat proces voor je uitgetekend, klik hier om de tekening te bekijken.

Ooit waren de varens voedsel voor dinosauriërs volgens wetenschappers. Tegenwoordig eten dieren nauwelijks meer varens omdat ze veel giftige stoffen bevatten. De sporen staan soms nog wel op het menu in de schrale winter. De sporen voegen dan eiwitten en vetten toe aan het dagelijkse dieet. In Korea en Japan eet men ingelegde jonge varenspruiten bij de rijst.

In het filmpje van deze week duiken eventjes varens op, e-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.