woensdag 14 februari 2024

Wat is er te zien aan de wilg?

Reeuwijkse Plassen

Toen ik eind januari nog eens langs de Reeuwijkse Plassen wandelde was het een lente-achtige dag. De wilgen hadden geen sappegels meer. Maar deze keer lette ik op andere dingen aan de wilg. Vergeleken met eiken en beuken worden wilgen niet zo oud, ergens tussen de 40 en 60 jaar. Toch is het een 'levendige' boom met heel wat kostgangers. Anders dan bij andere bomen, waarop je vooral vogels en insecten tegenkomt, heeft de wilg ook planten als al dan niet genode gast. Dat geldt vooral voor de knotwilgen. In het geknotte deel hoopt water op en dat zorgt ervoor dat het houtige deel van de boom langzaam kan wegrotten. Uiteindelijk blijft alleen de schors over en de dunne bastlaag waarin het transport van voedingsmiddelen en water plaatsvindt. Het kernhout (dat zorgt voor stevigheid van de boom) is dan volledig weggerot. 

Het kernhout van deze wilg is weggerot

Omdat de vitale functies nog in tact zijn, kan de boom het zo nog wel heel wat jaartjes volhouden, maar de wind heeft natuurlijk meer vat op de boom. Dus de kans dat hij omwaait wordt met het jaar groter. Afijn, terug naar de plantengasten. In de holtes van de wilg staat vaak wat water en dat is de plek waar plantenzaden kunnen kiemen. Ik besloot eens te kijken wat er zoals groeit in de wilgen en kwam tot onderstaand overzicht. 

Wilg met zuring

Wilg met (eik?)varen

Wilg met gedraaid knikmos

Wilg met kleefkruid

Wilg met gras en braam

Wilg met fluitenkruid

Wilg met vlier (de lichte takken vooraan)

Al met al een hele selectie en dit zijn dan nog maar de planten die in de winter opkomen! Dus het is de moeite waard de komende tijd wilgenlaantjes eens beter te observeren. 
Natuurlijk zijn ook de wilgenkatjes momenteel niet te missen. De haartjes zijn gevuld met lucht, daarom hebben ze een witte kleur. Die lucht isoleert goed en zo beschermt dit bontjasje de (vaak gele) bloemen tot de temperatuur mild genoeg is om uit te komen. 

Wilgenkatjes. De witte haren beschermen de bloemetjes tot het warm genoeg is

Ik zag ook katjes met een erg rode kleur. Zo bont heb ik het nog nooit meegemaakt. Obsidentify kwam niet verder dan 'ongespecificeerde wilg' en ook een nadere zoektocht leverde weinig op. Het enige dat ik ontdekte is dat er kweekvarianten zijn met rode katjes. Misschien dat die zich gekruist hebben met wilde katjes. Wie een betere verklaring heeft mag het zeggen!

Deze katjes hebben een opmerkelijk rode zweem

Ook na het fotograferen van deze katjes was ik nog niet uitgekeken op de wilgen. Dit jaar zag ik in deze bomen erg veel wilgenroosjes.
 
Wilgenroosjes

Wilgenroosje

Deze speciale vorm ontstaat doordat een wilgenroosjesgalmug een eitje legt in de stengel van de boom. Samen met het eitje brengt dit galmugje ook een chemisch stofje in de tak, dat een woekering veroorzaakt. In feite worden de stengeldelen erdoor verkort waardoor de bladeren veel dichter op elkaar staan dan normaal. Dat ziet er uit als dit roosje. De larve van de galmug leeft in dit roosje en als ze volgroeid is, knaagt ze zich een weg naar buiten. In de winter verkleurt het roosje bruin en is deze boomgal aan de kale takken goed te zien. 

Aan het eind van de wandeling zag ik dat er onlangs nog geknot was, takkenhopen lagen in bundels klaar. Ik hoop dat ze hiervan takkenrillen maken. Het is dan een fijne schuil- en nestplaats voor vogels zoals het winterkoninkje, voor reptielen en insecten. 

Wilgentakken zijn prima voor het maken van rillen






maandag 5 februari 2024

IJsgors; een nieuwe soort op onze vogellijst

Amsterdamse Waterleidingduinen bij ingang Panneland

In de winter maken we vanuit de ingang Panneland meestal een wat langere tocht door de Amsterdamse Waterleidingduinen. Die voert ons naar het infiltratiegebied achter het Zwarteveld. In dit jaargetijde zijn daar vaak mooie vogelsoorten te bewonderen zoals wilde zwanen, brilduikers, krooneenden en grote zaagbekken. "Ik hoop dat we iets bijzonders zien vandaag", zei ik bij het begin van de wandeling. Niet met wat bepaalds op het oog overigens, want ik had het idee dat we niks 'nieuws' tegen zouden komen. Maar met hoop is niks mis toch? We zijn geen soortenjagers; ik moet er niet aan denken om met tientallen andere fotografen op een kluitje naar één vogeltje te turen. In Alphen vloog er eens een kerkuil. Deze werd door alle kijkers zo opgejaagd dat hij niet meer aan rusten toekwam. Geheel verzwakt is hij van uitputting gestorven. Zo hoort het niet te gaan in de natuur. 

Vaak vinden we niet de soorten waar we voor gaan. Zo ook deze keer. Vrij snel zagen we een aantal brilduikers en ook de grote zaagbekken lieten zich goed spotten met de verrekijker. Wilde zwanen kregen we echter niet in het vizier. We speurden alle boomtoppen af naar een overwinterende klapekster, maar helaas. Het ging niet zo als de keer wat we op de Delleboersterheide (Friesland) waren. We liepen een heuvel op en gingen even op een bankje zitten. "Eens kijken kijken waar die klapekster zit", zei ik voor de grap, en zag meteen de witte vogel in een boom zitten. Dat was de snelste waarneming ooit :). 

Een van de sloten zat vol met slobeenden. Krooneenden hadden we al eens eerder gezien, maar meestal erg verstopt achter vegetatie. Nu zat een groep van 24 eenden, het merendeel mannetjes, goed in het zicht. Deze prachtige eenden met hun vosrode kop, rode snavel en rode ogen dobberden om de bruin gekleurde vrouwtjes heen

Krooneenden

In het infiltratiegebied vonden we geen wilde zwanen

Voor ons in het zand was een groep van een stuk of 15 vogels aan het fourageren. We konden ze niet meteen thuisbrengen. We speurden door onze verrekijker en hadden al snel door dat het gorzen waren. Maar welke? De rug van de vogels had een mooie tekening van helder kastanjebruin, beige en zwart. Op de kop viel een soort driehoekige lichte streep op. Sommige vogels hadden een zwarte kop. Helaas had ik net mijn camera in mijn rugzak opgeborgen. Ik durfde 'm niet te pakken, bang dat de vogels op zouden vliegen en verdwijnen. Ruim een kwartier kregen we de kans om alle details in ons op te nemen. Prachtige vogels die we zeker niet eerder gezien hadden. Het bleken ijsgorzen te zijn. Een tamelijk zeldzame soort die in Nederland slechts een paar honderd overwinteraars kent. Tijdens de najaarstrek (half september tot half november) is de beste tijd om de vogels waar te nemen, maar dan nog gaat het om kleine aantallen. Heel bijzonder is dat we er twee zagen die al duidelijk hun zomerkleed begonnen te krijgen.

IJsgors. Foto: Wildreturn - Wikimedia

 
IJsgors in zomerkleed (m en v).
Bron: Internet Archive Book Images - Wikimedia

IJsgorzen broeden op de toendra op schaars begroeide grond met zegge, gras en hei, waar ze leven van vliegen en vliegenlarven, maar ook kevers, spinnen en wormen. In de winter eten ze zaden van granen, grassen, zuring, muur en weegbree. In ons land zijn ze dan voornamelijk in de kustgebieden te vinden. De hier overwinterende ijsgorzen broeden in Groenland, Lapland en Siberië. Dit is vastgesteld door ringenonderzoek. Zo werd in 2004 een in Uithuizen (Groningen) geringde ijsgors dood aangetroffen in Ammassalik, Groenland, op ruim 2700 kilometer van het ringstation. 
In 2003 waren we in Ammasalik, waar ik onderstaande foto nam. We hebben daar geen ijsgorzen gezien, maar wel sneeuwgorzen. Die twee soorten worden regelmatig in elkaars gezelschap gezien. 

In Ammassalik (Groenland) werd in 2004 een in Groningen geringde ijsgors gevonden

Mijn wens is dus uitgekomen; we hebben die dag iets bijzonders gezien. Het laatste deel van de wandeling kwam de zon steeds meer door, Beschut door de duinen liepen we uit de wind na te genieten van de mooie waarnemingen.

Een zonnig einde van onze wandeling