zaterdag 26 oktober 2019

Een vurig vlindertje

Kleine vuurvlinder
Foto: AfroBrazilian - Own work,
CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org
Eind september waren we op een zonnige dag in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Het was er erg rustig. De damherten lagen te herkauwen of liepen op hun gemak door het struweel, op zoek naar iets eetbaars. De geweien van de mannetjes waren volgroeid en hun dikke nekken verraadden dat ze klaar waren voor de bronst. Daarover volgende week meer. Op het water waren de eerste wintergasten te vinden: de krakeenden en kuifeenden. De kleine vuurvlinder is één van de vlindertjes die je nog tot in oktober kunt zien vliegen, als het weer meezit tenminste. Er is er zelfs ooit een waargenomen op 29 november...! Hoewel de oranje kleur het niet doet vermoeden, hoort dit vlindertje bij de familie van de blauwtjes. Kleine vuurvlinders hebben per jaar drie generaties. Uit de eitjes die in deze tijd van het jaar worden afgezet komen nog voor de winter rupsen te voorschijn. Deze rupsen vervellen tussen de één en drie keer en gaan dan half volgroeid de kou tegemoet. Ze verblijven op een beschut plekje in de waardplant (meestal is dat schapenzuring of veldzuring) of in de strooisellaag eronder. Op warme dagen komen ze te voorschijn om nog een hapje te eten. De verpopping vindt in het voorjaar plaats: half april vliegen de vlinders uit. De mannetjes nemen een territorium in van zo'n 10 m2 en verdedigen dat tegen indringers. De kleine vuurvlinder komt in ons hele land voor, maar niet in grote aantallen. Ze houden van vrij open terrein, meestal met droge, schrale grond of natte heidevelden waar de waardplant groeit. In andere werelddelen kun je de vlinder ook tegenkomen; het verspreidingsgebied loopt van Ierland tot Japan en Noord-Amerika en Scandinavië tot Noord-Afrika. Je kunt 'm zien in het filmpje van deze week. (E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken).


zaterdag 19 oktober 2019

Ganzenvoet: spinazie van de polder

Bloeiende melganzenvoet
Foto: Rasbak - Eigen werk,
CC BY-SA 3.0 wikimedia
Het najaar kent vele gouden momentjes als de zon opkomt bij heldere hemel na een koude nacht. In de polder steeg damp op uit de slootjes en de schapen en koeien staken mooi af tegen het goud gekleurde gras toen ik bij zonsopgang in de polder vertoefde. In de film van vorige week zag je ganzen, deze week zie je - behalve die mooie zonsopgang - ganzenvoet. En dan bedoel ik niet de pootjes van de vogels, maar een plant die zich goed kan handhaven op zeer voedselrijke grond en zelfs resistent is geworden tegen sommige chemische bestrijdingsmiddelen. Een echte 'overlever' dus. De plant valt misschien niet meteen op met zijn groene bloemtrosjes maar kan talrijk aanwezig zijn. Een flinke plant maakt tienduizenden zaden. Eenmaal ondergeploegd behouden ze tientallen jaren hun kiemkracht. Boeren zijn niet blij met deze plant op hun akker want ze concurreren sterk met de voedselplanten en zijn gastheer voor veel virussen die ze over kunnen dragen op de cultuurgewassen. Melganzevoet is waardplant voor diverse virussoorten, zoals het streepmozaïekvirus in gerst, de vergelingsziekte in bieten, het aardappelmozaïekvirus en het aardappel X-virus. Dat laatste tast planten van nachtschaden aan, zoals tomaten en paprika, die daardoor geen vruchten maken en afsterven. Ook is melganzevoet waardplant van diverse aaltjessoorten, zoals het stengelaaltje, het bietencysteaaltje, het chrysantenbladaaltje en verschillende wortelknobbelaaltjessoorten. Toch is de plant ook nuttig voor de mens. De zaden werden vroeger vermalen tot meel. Daarvoor werd ganzenvoet geteeld op akkers. Dat leverde dan zo'n 4500 kg zaad op per hectare. Even omgerekend naar zaadjes van 0,7 gram waren dat bijna 6,5 miljard zaden! De bladeren kun je eten als spinazie. Ze zijn dan een bron van essentiële voedingsstoffen zoals vitamine C en aminozuren. Vinken houden trouwens ook van de zaden. Al met al heb ik een beetje dubbel gevoel bij de plant. Bekijk 'm in de film van deze week (e-mailabonnees klik hier).


zaterdag 12 oktober 2019

Eerst flinke trek en dan op trek

Oktober is de piekmaand in de vogeltrek
Oktober is de piekmaand in de vogeltrek. Boven Nederland kun je dan honderdduizenden vogels waarnemen die vanuit het noorden naar zuidelijke landen trekken. Ze reizen in feite hun voedsel achterna, want als de dagen kouder worden vliegen er geen insecten meer. Veel vogels trekken trouwens 's nachts, dus dan kun je ze alleen horen. De afgelopen weken hoorde ik in de schemering het gakken van de ganzen, voor mij in de polder een typisch nazomergeluid. Ze strijken hier massaal neer om bij te tanken of om er de winter door te brengen op de graslanden.
Vogels hebben verschillende strategieën voor de trek. Sommige vogels zorgen voor een bescheiden vetreserve en maken op hun reis diverse tussenstops om bij te tanken. Ze vliegen enkele honderden kilometers naar een geschikte plaats om te eten, bijvoorbeeld een moeras of drasland en trekken dan weer verder. Zij doen wat langer over de reis omdat ze meestal enkele dagen bijtanken voor ze verder vliegen. In het najaar maakt dat niet zo veel uit, maar in het voorjaar verliezen ze daarmee kostbare tijd in de strijd om de beste nestplekken.
Andere soorten vreten zich moddervet en leggen soms duizenden kilometers achter elkaar af. Die vogels eten zoveel dat ze voor de trek twee keer zo zwaar zijn als normaal. Om zoveel te kunnen eten wordt hun lichaam aangepast: door veranderingen in de hormonen krijgen ze enorme trek en wordt hun maag maar liefst twee keer zo groot. En als ze gaan vliegen wordt de maag juist heel klein, want die hebben ze even helemaal niet nodig en een kleinere maag scheelt in het gewicht. Al dat eten wordt opgeslagen in vet, dat veel energie geeft en weinig afvalstoffen. Via het bloed gaat de energie uit dat vet rechtstreeks naar de spieren.

In de polders rond de molenviergang in Aarlanderveen verzamelden zich de afgelopen weken veel ganzen en zag ik ook wat andere vogels. Op het hekje bij een van de molens zat een vogel die ik niet zo snel kon thuisbrengen. Na wat zoekwerk in mijn vogelboek denk ik dat het een mannetje gekraagde roodstaart is, in herfstkleed. Mocht ik mij vergissen, laat het dan weten in een bericht onder deze blog. Bekijk deze vogel, een jong puttertje op de distels en de vele ganzen te midden van het typisch Nederlandse polderlandschap in het filmpje van deze week. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 5 oktober 2019

De herfst doet haar intrede

De halsbandparkiet hoort thuis in Afrika en India
September was dit jaar een maand met grote contrasten, van zonnige dagen waarin de temperatuur boven de 25 graden uitkwam tot stormachtig weer met grote hoeveelheden regen. Het filmpje van deze week maakte ik op een zonnige dag. Ik begon te filmen net na zonsopgang; het was vrijwel onbewolkt en er was nagenoeg geen wind. Boven het water steeg een vleugje mist op en de spinnenwebben parelden in het zonlicht. De kornoeljebladeren begonnen al te kleuren en lichtten op met felle rode en gele kleuren. In de wilgen schreeuwden halsbandparkieten terwijl ze loom leken te genieten van het ochtendlicht. Een groep van een stuk of zes dieren zat bij elkaar. Deze vogels zijn letterlijk een exotische verschijning: ze komen oorspronkelijk voor in Afrika ten zuiden van de Sahara en India plus de omliggende landen. Waarschijnlijk zijn er ooit kooivogels losgelaten in ons land en die hebben zich met succes vermeerderd. Inmiddels zijn de beestjes in de Randstad een vrij algemene verschijning en rukken ze ook in andere delen van ons land op. In Nederland zijn er al meer dan 10.000. Na een aantal jaren waarin de populatie met wel 20% groeide, lijken de aantallen in de Randstad de laatste jaren te stabiliseren. Ze leven voornamelijk van fruit en zaden, maar ook boomknoppen en jonge scheuten staan op het menu. Omdat de halsbandparkieten nog niet wijd verbreid zijn buiten het stedelijk gebied, is de schade die zij aanrichten in (fruit)boomgaarden op dit moment nog te overzien. Maar dat kan in de toekomst veranderen. De vogels eten in het gebied van herkomst ook mais, op den duur wordt vraatschade verwacht in maispercelen in ons land.
Halsbandparkieten nestelen in boomholten. Die maken ze niet zelf, maar ze kraken een spechtennest of een hol van een andere boombroeder. Indien nodig hollen ze dat nog een beetje verder uit. Daarin leggen ze drie à vier eieren, vaak al vroeg in het seizoen (februari-maart). Na ruim drie weken broeden komen de jonge vogels uit het ei. Ze blijven dan nog 6 weken in het nest terwijl de ouders voedsel aandragen. Ook als ze uitgevlogen zijn kunnen de jonkies nog twee weken op de zorg van de ouders rekenen.
In het park tegenover ons huis verzamelt zich aan het einde van de dag een groep van tientallen parkieten. Hun luidruchtige gekrijs irriteert me dan behoorlijk. Maar fotogeniek zijn ze wel.....
Je ziet ze aan het eind van de film van deze week. E-mail abonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.