vrijdag 28 januari 2022

Sjansende halsbandparkieten

Hoewel het nog winter is, zijn er toch al wat signalen dat er iets verandert in de natuur. Koolmezen en pimpelmezen laten hun baltszang al weer horen. Bij koolmezen is dat een pompend liedje en wat pimpelmezen zingen wordt wel vergeleken met een zilveren belletje. Het was alweer een winderige dag toen ik het Weteringpark inliep. De zon piepte tussen de voortjagende wolken door. De wind rukte flink aan de takken van de wilg waarin kauwtjes zich verzameld hadden. 

Halsbandparkietman verleidt vrouwtje met voedsel

Even verderop hoorde ik het gekrijs van de halsbandparkieten die steeds talrijker worden in het parkje. Een mannetje deed pogingen om een vrouwtje te naderen. Ze snoepten van de boomknoppen en het mannetje (de halsband leek zich als een lichte ring af te tekenen) voerde het vrouwtje. Bij veel vogelsoorten voeden mannetjes het vrouwtje in de baltstijd, maar ook later tijdens de broedperiode en als de jongen nog klein zijn. Zoals ik eerder schreef in mijn blog over de parende wilde eenden speelt voedsel een belangrijke rol bij de paarvorming van vogels. Vrouwtjes baseren hun partnerkeuze op de kracht en vitaliteit van mannetjes. Hoe dat getoond wordt, verschilt per soortgroep. Bij zangvogels speelt krachtige en gevarieerde zang een rol. Vrouwtjes lijken hier 'te vallen' voor liedjes die ze als jong gehoord hebben. De niet-zingers moeten hun vitaliteit anders aantonen en doen dat met een kleurrijk, glanzend verenpak plus een helder gekleurde snavel en poten. Soms is er sprake van een combinatie: pimpelmezen kunnen imponeren met hun zang, maar ook met extra witte wangen en een blauw petje dat veel UV-licht weerkaatst. Bij de mussen geldt ook 'hoe witter hoe fitter', maar dan betreft het de vleugelstreep. Ook symmetrie speelt een rol. Bij boerenzwaluwen is vastgesteld dat mannetjes met ongelijke staartpunten minder populair zijn. 

Voor alle soorten geldt dat het mannetje over een voedselrijk territorium moet beschikken en moet aantonen dat hij in staat is veel en goed voedsel te verzamelen. Voor de vrouwtjes is een legsel eieren een fysieke uitputtingsslag, niet zelden moeten ze een dubbele portie eten om gewicht te bufferen voor het maken van de eieren. Vrouwtjes stemmen het aantal eieren dat ze leggen af op de hoeveelheid voedsel die het mannetje aandraagt in de paartijd. Ik ben benieuwd of het halsbandparkietvrouwtje vindt dat het mannetje genoeg zijn best doet :). Bekijk hun capriolen in het filmpje van deze week door hier te klikken

Lees onder het filmpje nog even door want daar vind je alle informatie over de nationale tuinvogeltelling die dit weekend plaatsvindt. Alle hulp is welkom en het kost maar een half uur van je tijd!


Dit weekend is de jaarlijkse nationale tuinvogeltelling, doe je mee? Via deze link lees je er alles over. Deze handige invullijst geeft een mooi overzicht van de vogels die je in je tuin tegen kunt komen. Als je meer wilt leren over tuinvogels dan kun je je via deze link opgeven voor een gratis online tuinvogelcursus.

Doe je mee aan de tuinvogeltelling?


vrijdag 21 januari 2022

Oog in oog met de torenvalk

Mijn wens is om nog eens de Reeuwijkse Plassen vast te leggen bij een mooie zonsopgang in de winter, wanneer veel watervogels de plassen bevolken. Dat was nog steeds niet gelukt, maar op basis van de weersvoorspelling besloten we het er nog maar eens op te wagen. In het donker vertrokken we richting Reeuwijk. Achter ons was de lucht helder, maar in het oosten hing een dikke laag bewolking die onder invloed van de wind voortjoeg in het zwerk. Ik legde de blauwgrijze wolkenmassa vast in de hoop dat de zon er doorheen zou breken, maar dat was ijdele hoop.... De zon deed af en toe haar best maar meer dan wat flauwe zonnestralen en een paar 'gouden' momentjes leverde het niet op. Op de plassen dobberden flinke aantallen smienten, tafeleenden en kuifeenden, maar minder dan andere jaren. Toen bezochten we de plassen in een periode van vorst; als de sloten bevroren zijn trekken de vogels naar dieper water, zoals de Reeuwijkse Plassen waar het water open blijft. Ook in de weilanden zagen we minder ganzen dan anders. Een mooie waarneming betrof een torenvalkje op een hek in het weiland. Het was een mannetje; die onderscheiden zich van de vrouwtjes door een leigrijze kop en staart, het verenkleed van de vrouwtjes kenmerkt zich door uitsluitend bruine tinten. Hij zat er erg op zijn gemak en leek geen haast te hebben. Misschien hij zijn dagelijkse rantsoen van vijf muizen vandaag al te pakken of zat hij moed te verzamelen om op jacht te gaan.

Torenvalken eten het liefst (veld)muizen 
en hebben er gemiddeld vijf per dag nodig
Tekening: Jos Zwarts, CC BY-SA 4.0, wikimedia

Hij keek ons met een priemende, geïnteresseerde blik aan, maar ik kon de camera laten snorren zonder hem te verjagen. In verhouding tot de kop zijn de ogen heel groot, ze zijn zijwaarts gericht voor een breed blikveld. Omdat de ogen zo groot zijn dat er bijna geen spieren meer bij kunnen in de oogkas zitten de ogen klem in de kas en bewegen ze niet. Wij kunnen naar links en rechts kijken door onze ogen te bewegen, vogels moeten daarvoor hun (wendbare) kop draaien. Het oog van de torenvalk is erg bol, hierdoor zien ze een kleiner deel van de omgeving, maar wel ontzettend gedetailleerd. 

Torenvalk, man te herkennen
aan de grijze kop en staart

Net als bij mensen hebben vogels staafjes (voor het zien van licht en donker) en kegeltjes (voor het zien van kleuren) in hun ogen. De kegeltjes van vogels zien ook ultraviolet licht, dat voor mensenogen onzichtbaar is. Muizenurine reflecteert UV-licht, dus dat is voor torenvalken een mooi middel om hun prooien op te sporen. Muizen zijn gewoontedieren: ze nemen altijd dezelfde paadjes en markeren die met urine. Enkele momenten per dag komen ze uit hun holletjes en dan zijn ze even actief boven de grond. In de winter komen ze minder vaak naar 'boven' dan in de zomer, vaak alleen om zich te ontlasten. Dus dan is het geduldige wachten van een torenvalk een slimme strategie. Hoe feller het UV-licht (dat de valken zien zoals wij rood en paars zien), hoe dichterbij is het muisje. Het torenvalkje speurde niet naar de grond maar nam de omgeving in zich op. We lieten hem lekker zitten en maakten het wandelrondje langs de plassen af. Aan het eind zagen we nog een poetsende brilduiker. Over dit mooie eendje schreef ik al eens eerder een blog (klik hier). 

Bekijk het filmpje met Hollandse wolkenpartijen, de torenvalk en overwinterende eenden door hier te klikken




vrijdag 14 januari 2022

Twee uurtjes winter

Rijp op brandnetels

Tot op heden hebben we twee uurtjes winter gehad. Eind vorig jaar was het net voor zonsopgang gaan vriezen en ik moest er snel bij zijn, want de dooi trad rap in op plekken waar de zon scheen. Even genieten van de heerlijke 'crispy' sfeer van vorst! De hemel was blauw en boven het water steeg waterdamp op. In tegenlicht zweefde het langzaam weg en omhulde een vissende aalscholver, wilde eenden en een stelletje nijlganzen in hun fraaie verlovingskleed. Even later kwam de aalscholver uit het water en ging op het eilandje in een boom zitten met zijn vleugels wijd gespreid. Dat doet-ie om zijn veren te drogen. Om diep en lang te duiken hebben deze vogels geen waterafstotende vetlaag rond hun veren. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Met hun doorweekte verenpak is er minder opwaartse druk en kunnen ze makkelijker onder water blijven. Nadeel is wel dat ze naderhand hun veren moeten föhnen :). Met gespreide vleugels drogen ze hun veren in zon en wind. 

Aalscholver droogt zijn veren

De vraag is dan natuurlijk of hun veren niet bevriezen in een koude winter als ze zo lang nat blijven. Dat schijnt erg mee te vallen; zo nu en dan klapperen met de vleugels is voldoende om ijsvorming tegen te gaan. 

Al voor de kerst zagen we aalscholvers op de nesten zitten bij de Geerplas in Langeraar. Dat lijkt elk jaar weer een tikje vroeger te gebeuren. Veel aalscholvers brengen tegenwoordig in Nederland twee nesten groot; één in februari en één in april. Zoals uit de beelden blijkt overwinteren ze hier ook. Uit het boek Nederlandsche Vogelen begreep ik dat dat vroeger niet zo was. De aalscholvers overwinterden volgens de inzichten destijds in IJsland en kwamen in februari of maart pas naar ons land. Ze broedden toen maar éénmaal per jaar. In maart en april begon de nestbouw en de broedtijd was vier weken. Als een deel van het legsel werd weggehaald, bleven de aalscholvers eieren leggen tot het aantal was aangevuld. Een raar experiment zul je zeggen, maar dat kwam door de broodbakkers. Die hadden ontdekt dat aalscholvereieren de beste eieren waren om beschuit mee te maken! Als de eieren uitgekomen waren, werd een deel van de jongen gedood en verpatst aan 'de gewone man' om op te eten. Tegenwoordig broeden de aalscholvers vooral in bomen, maar de waarnemingen in het boek betreffen nesten op riet en biezen in het water. Jaar op jaar kwam er een nieuwe laag grassen en drek bij. Voor mensen was het niet mogelijk daar over te lopen, maar met een bootje er langs varen kon natuurlijk wel. De auteur heeft zijn beschrijving gebaseerd op waarnemingen in de Wolle foppen-polder. Ik heb eens nagezocht waar die was en dat blijkt bij Rotterdam te zijn. Volgens het archief van het Hoogheemraadschap van Schieland: 'de polder Wollefoppen werd opgeheven bij Statenbesluit van 12 november 1873, nr. II, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 december 1873, nr. 20, en opgenomen in de bedijking en droogmaking van de polder Prins Alexander'. Ik heb twintig jaar gewerkt in een kantoorgebouw in die polder (er is tegenwoordig ook een groot winkelcentrum: Alexandrium). Dat leefgebied is voor de aalscholver verloren gegaan. Maar eieren rapen en jongen om zeep helpen is er niet meer bij, want zoals alle Nederlandse vogels zijn aalscholvers bij de wet beschermd. Ik vond deze prachtige prent van de Wolle foppenpolder op internet uit het archief van de Universiteit van Amsterdam (klik hier), gemaakt rond 1770. Ik zie een grote groep lepelaars op vergelijkbare lage nesten zitten. De donkere vogels die zwermen op de achtergrond zijn misschien de hier beschreven aalscholvers. De prent is gemaakt door Cornelis Nozeman, die ook meewerkte aan Nederlandsche Vogelen. Een prachtig kijkje in het verleden! 

Geniet even van een sprankje winter in het heden in het filmpje van deze week door hier te klikken.





vrijdag 7 januari 2022

Herkauwende damherten en een 'kip van het bos'

Na de kerstdagen hadden we even zin om naar buiten te gaan. Volgens de weerapp zou de mist tegen het middaguur optrekken en regen was pas in de avond voorspeld. We besloten nog eens naar de Amsterdamse Waterleidingduinen te gaan. We waren niet de enige, maar we konden nog één van de laatste parkeerplekjes bij de ingang Panneland bemachtigen. De mist was - in tegenstelling tot de voorspelling - nog niet opgetrokken en gaf een mysterieuze sfeer aan het bos. Op een van de bomen groeide een verse zwavelzwam. Voor de eik was dat niet zo'n goed nieuws, want dit is een parasitaire soort. Zodra er ergens een gaatje in de schors van de boom komt kunnen sporen van de zwavelzwam zich daar nestelen. De schimmel gaat groeien en groeit in het kernhout. Dat is dood hout maar belangrijk voor de stevigheid van de boom. Omdat de sapstroom van een boom zich in het spinthout bevinden en niet in het kernhout, kan de boom het nog wel enige tijd uitzingen. Op de langere termijn ontstaat er bruinrot in de boom en zullen er takken uitschuren omdat deze niet sterk genoeg meer zijn. De gewone zwavelzwam is eetbaar en wordt door de Engelsen ook wel 'chicken of the woods' (kip van het bos) genoemd. Dat heeft niks met de vorm of kleur van de paddenstoel te maken, maar met de smaak. 

Gewone zwavelzwam, chicken of the woods

Vanuit het druk bezochte bos liepen we verder de duinen in. We zien er vaak vogels die de winter op het water in dit gebied komen doorbrengen zoals wilde zwanen, zaagbekken en brilduikers. Vandaag was het erg rustig op de kanalen; er dreven hier en daar alleen gewone soorten zoals meerkoeten, wilde eenden en kuifeenden. De damherten, en dan met name de mannetjes met hun mooie geweien waren echter alom tegenwoordig. Ze waren druk met eten, en sommige herten lagen rustig te herkauwen tegen de hellingen van de duinen. Van de biologieles vroeger kon ik me nog vaag iets herinneren over de vier magen van een herkauwer. Maar hoe dat precies werkt wist ik niet meer. Dus daar ben ik weer eens ingedoken. Het begint natuurlijk allemaal met het voedsel van de dieren. Damherten eten uitsluitend plantaardig voedsel. Ze voeden zich met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge (boom)bladeren, dennen- en sparrennaalden, bessen, eikels, beukennoten, granen, wortelen en 's winters schors, hulst en heide. Plantaardig voedsel, met name de houtachtige delen daarin, zijn moeilijk te verteren. Als wij mensen gras zouden eten dan kregen we krampen, verstopping of diarree maar zouden uiteindelijk de grasprop weer uitpoepen zonder dat het ons voedingswaarde oplevert. Ook voor dieren is het verteren van gras een uitdaging, maar zij maken gebruik van hulptroepen: in drie van hun vier speciale magen, vooral in de enorme pens, leven miljarden bacteriën en eencellige diertjes (samen wel 10 miljard per cc!), die al die ruwe celstof bevattende plantendelen wél kunnen verteren. Een tweede probleem van het eten van gras door mensen is de slijtage van onze tanden: gras bevat veel silica, een schuurmiddel dat snel tanden afslijt. Grazende dieren hebben tanden die zijn aangepast om voortdurend te groeien, waardoor de versleten tandoppervlakken snel worden vervangen. Waarschijnlijk hadden onze verre voorouders wel steviger tanden en een ander darmstelsel waardoor ze grassen beter konden verteren. 

Herkauwend damhert

Afijn, dat herkauwen, hoe werkt dat precies? Herkauwers hebben vier zogeheten "magen": de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De eerste drie zijn voormagen, de lebmaag is de echte maag. Een herkauwer kauwt het eten eerst oppervlakkig, waarna het in de netmaag en de pens terechtkomt. Dit vertraagt de passage van het voedsel door het maag-darmkanaal, waardoor het voedsel in de netmaag/pens tijd krijgt om langer 'voor te verteren'. In de netmaag en pens leven bacteriën, die de (voor zoogdieren normaal gesproken niet goed verteerbare) cellulose uit de celwanden van planten afbreken tot glucose. De gevormde glucose (suikers) eten de bacteriën zelf op; in dat proces komen vetzuren en eiwitten vrij die weer nuttig zijn voor de herkauwer. 

Na 20 tot 45 minuten gaan het grofvezelige materiaal als spijsbrokken terug naar de mond, waar het fijngemalen en vermengd wordt met speeksel. Dit duurt 50 tot 70 seconden per spijsbrok. Bij terugkeer in de magen gaan de fijndelige materialen via de netmaag naar de boekmaag. De netmaag heeft aan de binnenzijde een netvormige structuur, de boekmaag heeft aan de binnenzijde bladen zoals in een boek. Tussen de bladen van de boekmaag worden de spijsbrokken uitgeperst. Deze vloeistof gaat als eerste naar de lebmaag, waarna langzaam de spijsbrok volgt. De maagsappen werken hier op de voedselbrij in voor de verdere vertering.

Vier magen van herkauwers: m=slokdarm, v=pens, n=netmaag,
b=boekmaag, l=lebmaag, i=twaalfvingerige darm. Bron: wikimedia

Vloeibaar voedsel dat niet herkauwd wordt, gaat direct naar de lebmaag. Omdat jonge dieren alleen melk drinken voor hun voedselvoorziening, hebben ze een grote lebmaag, die 75 tot 80% van de totale maaginhoud beslaat. De eerste drie magen worden nog niet gebruikt en zijn nog niet uitgegroeid. Langzaam worden deze drie magen groter en kan het jonge dier wat vast voedsel gaan eten. Uiteindelijk is de pens uitgegroeid tot ongeveer 75% van de totale maaginhoud.

De herten in het duin krijgen met hun voedsel van gras en bladeren veel zand binnen. Hoe tandenknarsend gaan zij door het leven? Iedereen die wel eens een hap zand op het strand binnenkreeg weet dat dat geen pretje is, dat bovendien enorm schuurt aan de tanden. Niet bepaald iets om lekker nog eens te herkauwen. Ook daar heeft de natuur een oplossing voor: de stukjes zand en gruis gaan niet naar de bovenste magen (waar het voedsel dat herkauwd wordt in terecht komt). Kleine stukjes zoals de zandkorrels gaan meteen door naar de lagere magen en worden dan meteen in de spijsvertering opgenomen. 

Inmiddels was de mist naadloos overgegaan in regen. De weerapp had ons verkeerd voorgelicht. Maar we waren lekker buiten geweest en druipnat maar voldaan keerden we huiswaarts.
Bekijk het filmpje van damherten in de mist door hier te klikken (vergeet niet de resolutie met het radertje op 4K te zetten).