zaterdag 27 februari 2021

Kokmeeuwen hebben hun bruine kap al weer op

Kokmeeuwen in zomer-, winter- en overgangskleed
Foto: Richard Crossley, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org

Kokmeeuwen kun je het hele jaar in Nederland zien, maar misschien valt dat niet iedereen op. Dat komt omdat de bruine kap in de winter verdwijnt en er een vage belijning op het hoofd overblijft die men ook wel vergelijkt met een koptelefoontje. Niet de 'oortjes' die we tegenwoordig dragen met het snoer onder de kin, maar zo eentje met een band over het hoofd. Vanaf februari kun je al meeuwen met een bruine kop zien; die zijn klaar voor het broedseizoen. Ik zag een troepje op het ijs zitten, een deel had nog koptelefoontjes en een paar al de bruine kap. Niko Tinbergen heeft als bekende Nederlands etholoog (=iemand die het gedrag van dieren onderzoekt) de kokmeeuwen bestudeerd om uit de vinden wat de functie van die bruine kap is. Hij ontdekte dat deze een belangrijke rol speelde in het bedreigen van concurrenten. 

Als twee kokmeeuwen ruzie hebben, buigen ze diep voorover, steken de kop met de rode snavel vooruit en tillen de vleugels een beetje op. Ze laten hiermee zien dat ze klaar zijn voor het gevecht. Het viel Tinbergen op dat hij deze houding niet alleen zag als een meeuw in de clinch lag met zijn buren, maar ook als partners elkaar ontmoetten, nadat één van de twee even van de nestplaats was geweest. Hij vermoedde dat dit eerder te maken had met de intuïtieve neiging om iedereen die de kokmeeuw benadert als een bedreiging te zien, want bij partners was dit moment van dreiging maar heel kort. Daarna laten ze met specifiek gedrag zien dat ze het niet zo kwaad menen: de vogels richten zich na het vooroverbuigen plotseling op, maken de nek dik en lang, en draaien met een ruk de kop weg van de partner. Even staan ze zo, en dan zakken ze langzaam terug in een normale houding. Door het wegdraaien van de kop tonen ze niet meer de dreigende donkere kop, maar een neutrale witte nek. Ze hijsen hiermee als het ware de witte vlag: ik geef me over, geen gevaar, geen dreiging meer. Uit de waarnemingen blijkt dat dit gedrag alleen tussen partners plaatsvindt. Naarmate de nestpartners langer bij elkaar zijn, neemt het dreiggedrag trouwens af. Ze zijn dan zo op elkaar ingespeeld dat de dreigreflex blijkbaar niet meer nodig is. 

De kokmeeuwen glibberden flink op het ijs, en waren daarmee de eerste schaatsers van dit winterseizoen. Niet lang daarna viel er een sneeuwbuitje terwijl de zon een gouden licht verspreidde. Dat korte maar felle buitje was sprookjesachtig om te zien. De dikke vlokken bleven liggen op het ijs. Toen de zon wat hoger aan de hemel klom zwierden de eerste echte schaatsers rond; de duttende meerkoeten stoven alle kanten op. Dit was het begin van een weekend schaatsplezier. Bekijk het filmpje door hier te klikken





woensdag 24 februari 2021

Overleven in de kou: van geïsoleerde poten tot een groter hart

Tijdens de flitswinter die precies een week duurde, moesten vogels extra veel moeite doen om in leven te blijven. Voor vogels die hun voedsel in het water vinden, was het kritiek. Kleine vogels zoals ijsvogels redden het dan niet omdat ze weinig reserves hebben. In het park verbleven de eenden en meerkoeten nog in het wakje dat je in de vorige film zag, maar het open water was een stuk kleiner geworden. Ze stonden met hun poten in het ijskoude water en hadden er blijkbaar geen hinder van. Bij mensen vernauwen de bloedvaten zich in delen van het lichaam die sterk afkoelen, bijvoorbeeld vingers en tenen. Op die manier wordt er minder warmte verloren. Het is een overlevingsstrategie van het lichaam: 'beter een teen missen dan helemaal doodgaan' is het idee. 

Het ijswater leek de wilde eenden niet te deren

Vogelpoten zijn beter geïsoleerd dan onze handen en voeten door schubben die keratine bevatten. Bovendien bestaan de poten van onze gevederde vrienden uit pezen, die minder bloedtoevoer nodig hebben dan spieren. Daarnaast hebben vogels een warmtewisselaar in hun lijf, vlak boven de poten. Het bloed dat uit het warme lichaam naar de poten stroomt wordt afgekoeld zodat er minder warmte verloren gaat. Het stroomt daar namelijk langs het koude bloed dat vanuit de poten weer in het lichaam komt. Dat laatste wordt door het uitstromende bloed alvast weer wat opgewarmd voordat het in het vogellijf komt. Iets soortgelijks beschreef ik in een eerdere blog over de ademhaling van vogels. En dan is er nog iets bijzonders te melden: in de winter ligt de terugkerende ader in de kern van de poot, zodat weinig warmte verloren gaat. In de zomer verplaatst deze ader zich echter naar de huid, zodat het bloed juist gemakkelijk overtollige warmte kwijtraakt. Ook weer belangrijk, want vogels kunnen niet zweten en koelen af via poten, snavel en mondholte. 

Ondanks de kou en de sneeuw bungelden de hazelaarkatjes en piepkleine vrouwelijke bloempjes overigens al aan de bomen. Daarover kun je meer lezen in deze blog

Ringmussen zijn te herkennen aan de zwarte wangvlek
Foto: Galina Jacyna - CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org

Tot mijn vreugde hoorde ik op deze winterdag een groepje ringmussen tsjilpen in een boom. Dat het geen huismussen waren zag ik aan de zwarte vlekjes op de wangen, waaraan je zowel de vrouwtjes als  de mannetjes ringmussen herkent. Waar huismussen echt dicht bij mensen leven in een stedelijke omgeving, vind je de ringmus meer in de overgang van stad naar land in een agrarische landschap. Ze voeden zich met zaden en kleine insecten en broeden in holen. Ook de ringmussen wapenen zich tegen de winterkou. Onderzoek naar de stofwisseling en orgaangrootte van deze mooie bruine vogeltjes wees uit dat ringmussen in de winter een grotere lever, hart, spiermaag, dunne darm, endeldarm en spijsverteringskanaal hebben dan in de zomer. Dit beïnvloedt de snelheid van de stofwisseling. Of dat primair is om warm te blijven of dat het ook te maken heeft met een eventueel ander winterdieet kon uit het onderzoek niet worden afgeleid. Een andere onderzoeker keek naar de manier waarop ringmussen de nacht doorbrachten tijdens koude winters. De vogeltjes zoeken dan nestholtes/kastjes op. Ringmussen die een nacht sliepen in een lege nestkast, bespaarden 18% energie vergeleken met de open lucht. Een onafgemaakt nest in de kast bespaarde de vogel al iets meer energie, namelijk 23%. Sliep de ringmus in een nestkast met een compleet (oud) nest, dan verloor hij/zij 36% minder energie. Dat hing vooral samen met de hoeveelheid veertjes die er in zo'n nest zijn verwerkt. Al met al reden om niet alleen mezenkasten op te hangen maar ook aan mussen te denken in de winter.

Bekijk het filmpje door hier te klikken


Dit is de 400ste aflevering van mijn blog! Vind je de blogs leuk om te lezen en ken je mensen die er ook van zouden kunnen genieten, stuur de link dan eens door naar een andere natuurliefhebber. Op de site van mijn blog vind je in de kolom aan de linkerkant trefwoorden van alle onderwerpen waar ik al eens een blog aan gewijd heb, dus daar kun je ook nog eens in neuzen als je recent abonnee of lezer bent geworden. Maar er zijn ook lezers van het eerste uur die nog steeds abonnee zijn. Dank aan jullie voor het trouw lezen en bekijken van mijn blogs!

zaterdag 20 februari 2021

Sneeuw, koperwieken en gewiekste roofvogels

Koperwiek

Al weer twee weken geleden joeg een sneeuwstorm over ons land. We waren op dat moment in Zuid-Limburg waar weinig sneeuw viel en de wind nauwelijks de takken beroerde. Code rood leek daar dan ook wat overdreven, maar maakte reizen naar het noorden onmogelijk. Toen we maandagmiddag terugkeerden naar huis lag in Zuid-Holland een redelijk pak sneeuw en er viel nog een beetje bij. Tijd om verslag te doen van het winterse weer in het park. Tot mijn vreugde zag ik er koperwieken, deze prachtige lijsters met koperkleurige vlekken bij hun vleugels zochten voedsel aan de voet van bomen. Ze komen uit Siberië en brengen bij ons alleen de winter door. Dit was mijn eerste waarneming van dit seizoen. Er scharrelde een groepje van 10-12 vogels rond en ik kreeg ze goed in beeld. Aan het foerageergedrag kun je koperwieken goed onderscheiden. Jac. P. Thijsse heeft dat in 1902 al eens mooi beschreven in het tijdschrift De Levende Natuur: 

"Een lijstertroep is gemakkelijk van een vlucht spreeuwen te onderscheiden, doordat de laatste zich altijd met groote juistheid tegelijk en in dezelfde richting, ja zelfs in hetzelfde vlak bewegen. De lijsters daarentegen blijven wel bij elkaar, maar hebben volstrekt geen eenheid van beweging. Let maar eens op. Een troep koperwieken is bezig in een weiland. Uit de verte kunt ge al zien, dat het koperwieken zijn, niet alleen aan hun grijzen rug en wit met zwart gestippelde buikzijde, maar ook aan de omstandigheid dat ze huppelen en dat de troep over een groote oppervlakte verspreid is. Waar twintig koperwieken ,,grazen", kunnen wel honderd spreeuwen een plaats vinden. Nu komt ge wat al te dichtbij en een der koperwieken meent, dat er gevaar is. Hij steekt zijn kop op, zegt: "sriee" en vliegt dan weg over een stuk of drie van zijn makkers heen. Deze zien omhoog, vinden, dat het ook "sriee" is en ijlen hem na. En dan ontstaat er onder de overigen wat ongerustheid. Sommige kijken op, andere blijven dooreten, af en toe vliegen er een stuk of zes op en dat kan zoo wel meer dan een minuut voortduren. De eerste vluchteling zit al lang ergens in een boom, als de laatste troep pas onderweg gaat en dan mankeert er nog veel aan, dat ze alle dezelfde richting nemen. Het gebeurt heel dikwijls, dat een groot gedeelte in boomen aan de tegenovergestelde zijde van het veld terecht komt. Dan ontstaat er een groote ongerustheid, totdat troep No. 2 zijn vergissing bemerkt en weer heel ordeloos zijn weg naar het gros van 't leger zoekt."

Smelleken
Foto: David St. Louis - Merlin 2, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org

Koperwieken en andere lijsterachtigen hebben een typische manier van vliegen: ze houden de vleugels eentiende van een seconde tegen hun lijf en maken een korte, golvende vlucht. Florian Bijmold heeft daarbij iets heel opmerkelijks waargenomen. Roofvogels zoals sperwers en smellekens imiteren deze vlucht en vliegen mee met zo'n slordige groep alsof ze lijsters zijn en slaan vervolgens toe om een koperwiek of kramsvogel te pakken. In het tijdschrift De Takkeling beschrijft hij zijn eerste waarneming op dat gebied: 

"Zeer laag over de grond zag ik vanuit mijn ooghoek een smelleken aankomen. De vogel vloog linea recta naar de net opgestegen lijsters. Een paar seconden daarna vloog het smelleken in dezelfde lijn en met ongeveer dezelfde afstand tussen de lijsters mee. Het smelleken maakte dezelfde vleugelslagen als de kramsvogels en de koperwieken. De roofvogel manifesteerde zich als een lijster. Ik had moeite om in die paar seconden voor de uiteindelijke aanval het smelleken te herkennen tussen de bijna even grote lijsters. Het smelleken had zich geïnfiltreerd in de groep en die hadden te laat door dat er een wolf in schaapskleren met hen meevloog. Het smelleken sloeg na een korte versnelling een kramsvogel. De twee vogels ploften samen op de grond. Een schermutseling volgde en het duurde meer dan vijf minuten voordat het smelleken de kramsvogel had gedood.

Later nam hij hetzelfde gedrag bij sperwers waar en ook andere vogelwaarnemers hadden dit specifieke gedrag opgemerkt. Niet alleen imiteerden de sperwers lijstergedrag, maar ze pasten dezelfde truc ook toe bij kieviten, tortels, gaaien en groene spechten. Hoewel ik onlangs een sperwer in het park zag, konden de koperwieken deze dag rustig eten zoeken. Behalve een fietser en een filmer kwam er even niemand op hun pad. Klik hier om het filmpje te bekijken. 



woensdag 17 februari 2021

Boomkruipers, spechten en mensen onderzoeken hout

Het weer is de laatste weken grillig. Toen ik - begin februari - voor deze blog het park in liep, leek het of de lente zowat ging beginnen. Er was weliswaar nachtvorst geweest, maar de vogels hadden duidelijk het voorjaar in hun bol. Toen had ik nog geen een idee dat er een winterweek met strenge vorst ging komen. Ondanks de hinder in het verkeer hebben we daar ook veel lol aan beleefd en heb ik flink wat sneeuwfilmpjes gemaakt. Daarom deze extra editie over begin februari, zodat je zaterdag het eerste sneeuwfilmpje kunt zien. Dat wordt ook raar, want uitgerekend in het weekend wordt het erg warm voor de tijd van het jaar. 

Grote bonte spechten roffelen al vanaf februari

Die dag begin februari zaten grote bonte spechten elkaar achterna in de populieren, een stuk of vijf spechten vlogen van boom naar boom en voor het eerst in dit seizoen klonken om mij heen spechtenroffels. In de hoge bomen was het nog knap lastig om de beestjes in beeld te krijgen; je hoort de roffels wel op een bepaalde plek maar dan zijn de grote bonte spechten toch minder groot dan je zou hopen :). Op een gegeven moment kreeg ik er een in het vizier. Een vrouwtje (zonder rode kopvlek zoals de mannetjes) had een dode tak ontdekt en roffelde er op los. Tussendoor peuterde ze een lekker hapje uit een spleet. Niet alleen de spechten waren druk met het onderzoeken van hout op voedsel en geschikte roffeltakken. Ook boomkruipers waren heel actief en flirterig. Eentje ging vlak voor me op een stam zitten en onderzocht de bemoste plekjes op verscholen insectjes; het roze tongetje flitste snel uit en in de snavel. 

Ook mensen onderzoeken hout; om te kijken of een boom niet ziek is en nog stevig staat of om te beoordelen of een boom al kaprijp is en goede planken zal opleveren. Onlangs las ik over een heel bijzonder onderzoek: aan de hand van DNA kan onderzocht worden waar antieke planken vandaan komen, bijvoorbeeld uit oude gebouwen of scheepswrakken. De regio waar hout van zulke monumenten vandaan komt wordt vanouds in kaart gebracht aan de hand van jaarringonderzoek. Er is een soort database van de ontwikkeling van jaarringen in bomen in bepaalde landen op de verschillende continenten. Voor kleine stukjes hout, bijvoorbeeld in gebruiksvoorwerpen, is die methode minder geschikt omdat de jaarringen daarin moeilijk te onderscheiden zijn. Nu is daar (a)DNA onderzoek bij gekomen (de (a) staat voor ancient = oud). Hierbij wordt gekeken naar de genetische ouders van de bomen.

Sinds de middeleeuwen is hout een belangrijk bouwmateriaal voor de alsmaar groeiende bevolking in Europa. Aanvankelijk bouwde men met hout uit de omgeving, maar als dat op raakte haalde men dat hout uit andere streken. Drijvend in rivieren of per boot werden de stammen aangevoerd, zelfs van andere continenten. Eikenhout was daarbij het meest populair. Onderzoekers hebben met de (a)DNA-methode eens uitgezocht waar hout voor bepaalde oude gebouwen vandaan kwamen: een 17e eeuws houten huis in Denemarken (plaatjes A en B in onderstaand figuur), een 650 jaar oude kerkdeur uit Riga (Letland) (plaatje C) en een 700 jaar oud scheepswrak dat in de Oostzee voor de kust van Noord-Duitsland is gevonden (plaatje D). Op onderstaand plaatje kun je zien waar het hout vermoedelijk vandaan kwam. Het gele blokje is de plek van het houten monument, de groene cirkels geven aan waar het hout vandaan komt en de driehoekjes zijn de genetische voorouders. 

Zo zijn we weer een stapje verder in het ontrafelen van raadsels. Binnenkort gaan de spechten weer op onderzoek uit: nu om een geschikte boom te vinden voor het uithakken van een nest. Dat doen ze ieder jaar opnieuw. Meneer specht hakt het uit en daar heeft-ie drie weken voor nodig. Spechten hebben overigens ook een slaaphol. Wie denkt dat de vogels daar lekker knus op een hoopje gaan liggen heeft het mis: de specht slaapt hangend aan de wand onder het vlieggat. In de winter slaapt de specht meer dan in de zomer, want hij gaat op een vaste tijd voor zonsondergang naar 'bed'. 
Bekijk de lentebodes in de film door hier te klikken




zaterdag 13 februari 2021

Pimpelmeesvrouwtjes doen het ook met de buurman

Op milde dagen zie en hoor je de eerste lentesignalen, al is de winter nog lang niet voorbij. Het zwanenkoppel waarvan je vorig jaar de broedactiviteiten hebt kunnen zien in mijn filmpjes heeft zijn post al weer ingenomen om het broedterritorium veilig te stellen voor de lente. In het park hoorde ik overal zingende pimpelmezen, wiens geluid wel wordt vergeleken met een zilveren belletje. 

Pimpelmees

Twee van die mooie geel/blauwe vogeltjes zaten tegen elkaar op te zingen in verspreid staande lindenbomen. Ook daar was duidelijk sprake van het afbakenen van territoria. En natuurlijk hopen de beide mannetjes ook een vrouwtje aan te trekken en zo hun genen door te geven aan de volgende generatie. Helaas kunnen ze er niet van uit gaan dat uit alle eieren in hun nest daadwerkelijk hun eigen nakomelingen te voorschijnkomen. Vrouwtjespimpelmezen gaan namelijk regelmatig vreemd. Al tientallen jaren was dit fenomeen bekend, maar door DNA fingerprinting kunnen tegenwoordig de ouderschapsrelaties van de vogels haarfijn worden uitgezocht. Alle dieren - dus ook pimpelmezen - willen hun voortplantingssucces zo groot mogelijk maken. Dat levert conflicterende belangen op. Elk paartje wil het beste territorium met genoeg voedsel, de beste nestplaats en zoveel mogelijk nakomelingen van een fitte partner. Naast concurrentie met rivalen heeft dit ook gevolgen voor de strategie van mannetjes en vrouwtjes. Om zoveel mogelijk nakomelingen te verwekken kan een mannetje er meerdere partners op na houden, met de buurvrouw paren in de hoop dat een paar van haar eieren zijn genen bevatten en hij moet zijn partner goed bewaken om te voorkomen dat zij met andere mannetjes paart. Het vrouwtje lijkt hierbij een passieve(re) rol te hebben; men ging er altijd van uit dat ze zich de paringen met de 'buurman' liet welgevallen. Maar uit onderzoek blijkt dat ze in sommige gevallen actief op zoek gaat naar een fitte buurman om mee te paren. De kwaliteit van het beperkte aantal eieren dat ze legt is voor haar van belang. Ze wacht daarbij niet af of een buurman toevallig langskomt maar gaat er zelf op uit om met een aantrekkelijke partner te paren als haar eigen partner de bewaking even laat verslappen. Sommige mannetjes zijn daarbij populairder dan andere. Wat het ene mannetje aantrekkelijker maakt dan andere? 

Illustratie: Jos Zwarts, CC BY-SA 4.0,wikimedia

Hun blauwe kopveertjes! In tegenstelling tot mensen, kunnen pimpelmezen ultraviolet licht waarnemen. De blauwe kruinveertjes van pimpelmannetjes reflecteren veel UV licht. Hoe hoger de reflectie, hoe aantrekkelijker de pimpelman wordt voor de vrouwtjes pimpelmees. Onderzoekers hebben dat vastgesteld door het blauwe 'petje' van pimpelmeesmannen in te smeren met UV-blokkerende zonnebrandcrème. De mannetjes die deze behandeling kregen raakten helemaal uit de gratie bij de vrouwtjes. Ik hoop dus maar dat het pimpelmeesje in de film een goede (UV)uitstraling heeft voor de pimpelmeesdames....  

Klik hier om het filmpje te bekijken.



zaterdag 6 februari 2021

Brandganzen en klimaatverandering

Baltsende brilduiker

Elk jaar wandelen we in de tweede helft van januari een rondje om de Reeuwijkse Plassen. Deze keer op een maandag, zo vroeg mogelijk, om andere wandelaars te ontlopen. Dat laatste lukte niet helemaal, maar het was minder druk dan het op een zondag zou zijn geweest. De Reeuwijkse Plassen zijn vooral in de winter een pleisterplaats voor duizenden watervogels. Zeker als omliggende sloten zijn bevroren kunnen zich hier enorme aantallen vogels ophouden. Zo ook deze dag: enorme aantallen smienten, flink wat knobbelzwanen, een stuk of wat brilduikers (waarvan er eentje zijn mooie baltsgedrag liet zien) en meer ganzen dan we ooit eerder op de Plassen hadden waargenomen. Niet alleen op het water, maar ook op de naastgelegen weilanden zagen we grauwe ganzen, kolganzen (met een witte verenrand bij de snavel) en de prachtige zwart/wit/grijze brandganzen. Die elegante soort is mijn favoriet onder de ganzen. In de winter zijn brandganzen in grote aantallen (rond de 800.000) in Nederland te vinden, we zien ze vaak op Texel en in Zeeland. Een kleine groep van ongeveer 20.000 broedt in ons land, maar de meeste overwinteraars vertrekken naar broedgebieden rond de Barentszzee als de sneeuw daar gesmolten is. 

Illustratie Jos Zwarts CC BY-SA 4.0, wikimedia

Daarmee krijgen ze echter te maken met een probleem: klimaatverandering gaat drie keer sneller in het hoge noorden vergeleken met de rest van de wereld. Het voorjaar begint er steeds eerder, en daardoor kunnen trekvogels uit het zuiden te laat aankomen op de toendra. Ze missen dan de voedselpiek: de meeste insecten of de beste kwaliteit gras, belangrijk voor hun kuikens om snel te kunnen opgroeien. De Nederlandse onderzoeker Thomas Lameris is gepromoveerd op dit onderwerp en deed veel studie naar de brandganzen. In feite moeten de vogels eerder vertrekken uit hun overwinteringsgebieden om een succesvol broedseizoen te hebben. Maar hoe moeten ze weten wanneer ze kunnen vertrekken; ze hebben geen weerapp om te zien of er nog sneeuw ligt in het broedgebied. En ze kunnen ook weer niet te vroeg vertrekken, want voor de lange vlucht naar Siberië moeten ze voldoende opgevet zijn. Uit het onderzoek van Thomas blijkt dat de brandganzen vanaf een bepaald vast moment gaan opvetten. Dat moment wordt bepaald door de daglengte; en die verandert niet mee met het klimaat....

Op een gegeven moment vertrekken de opgevette ganzen richting Duitsland en volgen de kust van Denemarken, Zuid Zweden en vliegen om Finland heen naar de Barendszzee. Op hun trek belanden ze telkens in een gebied waar op dat moment het jonge gras in goede conditie is. Althans, dat was vroeger zo. Nu merken de ganzen steeds vaker dat het beste gras al weer weg is. Op zo'n moment blijven ze korter in de rustgebieden onderweg en vliegen sneller door naar het noorden. Gek genoeg gaan ze daar dan niet meteen broeden, maar zorgen ze eerst dat hun lichaamsconditie weer optimaal wordt door flink te grazen: inhalen wat ze onderweg hebben gemist. Dus een vroeg voorjaar leidt tot minder broedsucces omdat het beste voedsel op is voor de kuikens komen. 

Van brandganzen die in de jaren 90 in Nederland zijn gaan broeden weten we dat ze dat in de loop van die dertig jaar 2 maanden vroeger zijn gaan doen. Daarmee lopen ze echter nog steeds achter de feiten (lees het beste gras) aan. 

Bekijk de vele watervogels in het filmpje door hier te klikken.