vrijdag 31 december 2021

Knotwilgen in gouden licht

Oerhollandse knotwilgen in het winterlicht

Vanuit mijn werkkamer zag ik een prachtige zonsopgang. Mijn eerste vergadering zat er om 9.15 uur al op en de volgende was pas om 11 uur. Ik had de gelegenheid om even te spijbelen en met mijn camera het park in te lopen. Dat uurtje zou ik aan het eind van de dag wel inhalen, als het toch al donker was. Toen ik het park in liep kwam de zon net boven de huizen uit en dat was spectaculair: een golf van gouden licht sijpelde tussen de bomen door en vormde Jakobsladders. Bij de vijver stoomde het water omhoog en de nevel kreeg door de zon een kopergouden kleur. 'n knotwilg omarmde de zon in haar kroon. Wilgen vormen een uitgebreide familie, met zo'n driehonderd soorten. Het zijn snelle groeiers, met licht en zacht maar taai hout. Wilgenbomen kunnen tot wel 100 jaar worden en tijdens hun leven zorgen ze voor veel nakomelingen. De meeste wilgen doen dat zowel door het afwerpen van takken, die vervolgens wortel schieten als via het overvloedige, pluizende zaad dat soms centimeters dik naast de bomen ligt en ook wel zomersneeuw wordt genoemd. Wilgen werpen vooral takken af die te veel in de schaduw komen: aan de voet van de tak ontstaat een breekbare plek en de wind zorgt ervoor dat de tak losgerukt wordt van de boom. Het pluizige zaad zweeft op de wind en bij de landing zorgt de kuif van haren er voor dat het zaad met de voet omlaag landt. Zo valt het zaad meteen in de aarde. De zaden kiemen snel, maar verliezen hun kiemkracht al binnen enkele dagen, soms zelfs binnen enkele uren. Dus veel zaad gaat verloren, althans om nageslacht voor de boom te maken. 

Een knotwilg omarmde de zon in haar kroon

Knotwilgen vormen geen aparte soort, het zijn schietwilgen die door mensenhanden in een bepaalde vorm zijn gesnoeid. Als de mens zich niet bemoeit met een schietwilg, groeit de soort uit tot een hoge boom met een smalle, gesloten kroon. Het hout is geschikt voor het maken van klompen, die bijzonder duurzaam zijn. Meer nog werden de wilgen gebruikt voor hout zonder dat de hele boom werd omgezaagd, het zogenaamde geriefhout: de schietwilg werd op 2 meter hoogte afgezaagd en ontwikkelde zo de knobbel waaruit vele takken groeiden. Die werden gebruikt voor het vlechten van manden, als staken voor schuttingen en in de moestuin (bonenstaken) en de minder bruikbare takken werden gestookt in de kachel. Tegenwoordig is het knotten van wilgen vooral nog een taak voor vrijwilligers die deze kenmerkende landschapselementen voor de ondergang behoeden. Schietwilgen horen bij de zogenaamde 'griendwilgen', die van nature in het winterbed van de grote rivieren voorkwamen. Ze zijn beter dan welke Nederlandse boom aangepast aan het natte milieu met lange en korte perioden van overstromingen. De smalle gestroomlijnde bladeren en de taaie takken worden niet snel door de stroom afgerukt. Als de stammen worden beschadigd door ijsgang, groeien er aan de voet talrijke nieuwe zijtakken. 
Wilgen zijn enorm belangrijk als voedselbron in het voorjaar; ze bloeien als er nog weinig voedsel te halen is voor insecten. Mannelijke katjes bevatten veel stuifmeel en een beetje nectar, de vrouwelijke bloemen zijn vooral rijk aan nectar. Als er verschillende wilgensoorten bij elkaar groeien, dan bieden ze insecten gedurende een lange periode voedsel omdat ze allemaal op verschillende tijden bloeien. Eerst komt de boswilg in bloei, vervolgens de Duitse dot, grauwe wilg, katwilg, bittere wilg, geoorde wilg, amandelwilg, kruipwilg en de kraakwilg. De schietwilg en de laurierwilg sluiten de rij. Hommels en vliegen zijn de belangrijkste bestuivers van wilgen. Hoewel honingbijen de wilgen veel bezoeken, hebben zij een taakverdeling die bestuiving in de weg staat. Er zijn stuifmeelhaalsters: werksterbijen die alleen de mannelijke bomen bezoeken en de honinghaalsters die zich op de vrouwelijke bomen concentreren. Over een week of 5-6 komen de eerste hommelkoninginnen weer te voorschijn. Tot die tijd moeten we het nog doen met kale bomen en hopelijk wat sprankjes zon. Ik kan niet wachten tot de lente zich aandient....

Bekijk het filmpje met gouden winterlicht door hier te klikken.


In mei 2018 schreef ik een blog over de wilgenhoutrups, die kun je lezen door hier te klikken

vrijdag 24 december 2021

Al weer een jaar voorbij


Rond de kortste dag van het jaar moet je uitslapen om de zonsopgang te kunnen filmen :). Ik was die dag al om vijf uur wakker, maar buiten zag je geen hand voor ogen. Eerst maar wachten op de krant, douchen en toen was het eindelijk tegen achten en kon ik er op uit. De zon ging pas om kwart voor negen op, maar vaak kleurt de lucht voor die tijd al mooi roze dus het loont om er ruim op tijd naar toe te gaan. Het was half bewolkt, dus ik had goede hoop dat het een mooie zonsopgang zou worden. Om tien uur stond in de weerapp al weer een wolkje zonder zon. Maar voor nu: so far so good. Ik wist een plekje tussen Aarlanderveen en Alphen aan den Rijn met een mooi slootje en bruggetje en besloot daar mijn geluk te beproeven omdat daar goed zicht zou zijn op de opkomende zon. De lucht kleurde oranjeroze, en er waren mooie spiegelingen in het water. Naarmate het lichter (en ietsje warmer) werd steeg er een beetje nevel op boven de velden. Dat zag er fraai uit met de molens van de viergang erbij. Op één van de molenwieken zag ik in de verte een enorme stip. Ik dacht nog even 'zee-arend', maar toen ik inzoomde zag ik wat het echt was: één molenaar had een kerstboom op de bovenste wiek bevestigd :). 

Toen de zon boven de horizon rees kleurde het landschap goudgeel. Bij het bruggetje ontstond een klein mistwolkje en het landschap zag eruit zoals de schilders van de Haagse School aan het eind van de negentiende eeuw Hollandse landschappen schilderden. Ik aapte het zoveel jaren later na met een 4k-camera. Tijden veranderen, maar de natuur blijft altijd een inspiratiebron.

Ik wens je fijne feestdagen en een goed begin van 2022. Ik hoop je na de jaarwisseling weer te kunnen inspireren om de natuur in te gaan en er met verwondering in rond te kijken. Tot in het nieuwe jaar!

Voor een zen-momentje tijdens de kerstdagen kun je het filmpje bekijken door hier te klikken.




vrijdag 17 december 2021

Een mistig dagje en toch een beetje lentegevoel


Het is de laatste weken behoorlijk zoeken naar momentjes met een beetje aardig licht om te filmen. Een mistige ochtend 'kon er mee door' en ik besloot het effect van de mist te versterken door 'high key' (met overbelichting) te filmen. Hierdoor werd de ijle sfeer van de mist versterkt en bewogen de dieren en mensen zich door een schaduwloos landschap. Het was vrijwel windstil. Er was weinig beweging dus, behalve in de slootjes. Enkele meerkoeten dobberden rond, een aalscholver gleed door het water en waterhoentjes hadden de lente al in de kop en raceten achter elkaar aan. Een paartje wilde eenden had alleen oog voor elkaar. Het bruine wijfje legde haar kop voor zich op het water, terwijl het bont gekleurde mannetje al op en neer knikkend met zijn hoofd langzaam naderde. Zijn gele snavel raakte daarbij het wateroppervlak, waardoor er telkens wat water opgespat werd. Het wijfje bleef in de paarhouding, dus met wederzijdse instemming werd er gepaard. Dat kan de hele winter zo door gaan, kou, sneeuw, regen deert niet. Voor de wilde eenden is het de hele winter verlovingstijd. Dat betekent niet dat de eieren nu al op komst zijn. Die worden pas in het voorjaar gelegd en bebroed als er overlevingskansen zijn voor de kwetsbare jongen. Onderzoeken hebben trouwens aangetoond dat vrouwtjes het aantal en gewicht van de eendeneieren aanpassen naar gelang de kwaliteit van het mannetje. Hoe dat precies in zijn werk gaat is onduidelijk, maar uit het onderzoek bleek wel dat de kleur van de snavel van het mannetje daarin een cruciale rol speelt. In de studie werd aan een deel van de mannetjeseenden voedsel gegeven met extra carotenoïden (dat is de oranje/gele kleurstof uit bijvoorbeeld worteltjes), waardoor de snavel extra kleurde. De vrouwtjes die met die eenden paarden legden meer en grotere eieren. Die eieren bevatten ook hogere concentraties enzymen die bacteriën bestrijden en daarmee ontstekingen remmen. Met andere woorden: ook voor eenden geldt dat uiterlijk er toe doet, maar het draait niet alleen om een mooi kleurtje of logo :). Woerden (mannetjeseenden) moeten goed letten op hun dieet en veel carotenoïden eten om kans te maken op meer nageslacht.

Van die 'parkeendjes' vinden we het tegen tegenwoordig heel gewoon dat we ze jaarrond zien. In het boek Nederlandsche Vogelen las ik echter dat dat eind 18e, begin 19e eeuw niet het geval was. Het waren trekvogels, die broedden in Noord- en Oost-Europa. In Lapland kwamen ze in de zomer 'in ongelooflyke menigte' voor. Gedurende augustus en september vlogen ze naar ons land, waar de eendenkooien voor menige eend het lot bepaalde: ze belandden dan op het menu van de Nederlanders. Zoals het boek vermeldt: "de natuur schynt deeze vogels, evenals de haringen, dit te hebben ingegeven, dat zy, om zelf de kost voor zig te zoeken, aan het menschelyk geslacht spyze moeten verschaffen". Men vond dat men dit smakelijke hapje niet hoefde te versmaden, want met vijftien tot zestien eieren per nest bleef de soort voldoende in stand. Niet alle trekkende eenden brachten hier de winter door, veel eendjes trokken verder naar Frankrijk en Zuid-Europa en deden ons land in het voorjaar weer aan op weg naar hun broedgebied.

Bekijk de mistige beelden van het park en de parende eenden in het filmpje door hier te klikken.



 

 

vrijdag 10 december 2021

Nederlandsche Vogelen

Sinterklaas bracht mij een boekwerk van ruim 5 kilogram. Het betrof de (verkleinde!) hernieuwde uitgave van 'Nederlandsche Vogelen', het allereerste oorspronkelijk Nederlandse boek dat helemaal over vogels gaat. Het boek werd vanaf 1770 gemaakt door uitgever-graveur Sepp en bioloog (en tevens predikant) Nozeman. 

Nederlandsche Vogelen: een kloek vogelboek
(een 'normale' paperback erbij ter vergelijking)

Tot 1829 werden er in totaal 200 vogelsoorten beschreven, voorzien van meer dan 250 handgekleurde kopergravures. Een en ander verscheen in losse onderdelen, die later in vijf delen werden samengebonden. Het was het duurste boek van die tijd: twee generaties uitgevers, vijf auteurs en een flink aantal tekenaars, graveurs en inkleurders werkten er aan mee. Onze Koninklijke Bibliotheek heeft zo'n oorspronkelijke vijfband in haar archief. In 2014 is er een heruitgave gekomen van dat werk in één boek. Als liefhebber van vogels, boeken en geschiedenis overwoog ik destijds dat boek aan te schaffen, maar het formaat en gewicht van die uitgave hielden me toch tegen: ruim 11 kilo en een kleine 50x70 cm maakt het niet tot een boek dat je er even makkelijk bij pakt. Dat er ergens in de afgelopen jaren een 'iets' handzamere versie was verschenen (70% van het oorspronkelijke formaat en iets minder dan de helft van het gewicht) was aan mij voorbij gegaan. Inmiddels was die uitgave uitverkocht, maar tweedehands heeft de Sint er nog een gevonden :). Voor mij ligt dus meer dan 825 pagina's bladerplezier. Ik ben vooral benieuwd welke vogels er destijds in Nederland voorkwamen en wat er al over bekend was. 
Ik besloot eens op te zoeken hoe het zat met twee eendjes die ik die middag tegen was gekomen bij de laatste herfstwandeling van dit jaar. Terwijl de populieren en wilgen hun gouden kleuren tentoonspreidden, dobberden kuifeenden in de Kromme Aar. Krakeendjes zaten er te soezen. Twee soorten waarvan ik de laatste 20 jaar meer en meer individuen zag maar die begin van deze eeuw nog zeldzaam waren. Ik vroeg me af, of deze eendjes al in de 18e eeuw beschreven zijn. Wat me als eerste opviel is dat de vogels toen niet altijd de huidige namen hadden. Gelukkig zit er een index in het boek waarbij je via de nu bekende naam kunt zoeken. 

Kuifeend uit het boek Nederlandsche Vogelen

Wat de kuifeend betreft kwam ik uit bij het toppertje, ook wel kamduiker of rouwbandje genoemd. Ook nu kennen we nog toppereenden, maar die zien er anders uit dan kuifeenden, hoewel ze er veel op lijken. Kuifeendmannetjes zijn geheel zwart met wit, toppers hebben een grijze rug en een groene glans op de kop. Lekker verwarrend dus. Bij elke vogel staat een uitgebreide beschrijving, maar leuker nog zijn de 'aantekeningen', want die zeggen iets over de vogelkennis op dat moment. Bij de kuifeend wordt Linnaeus aangehaald die heeft genoteerd: '' het mannetje verlaat ons, wanneer het wijfje zit te broeden'. De auteurs van het boek voegen hier aan toe: 'Hier uit zou men misschien besluiten mogen, dat er, tegen den aart der eenden, eene éénwijvigheid plaats had in dit ras. Maar, is het niet waarschijnlijker, dat het mannetje, als het wijfje te broeden zit, hetzelve verlaat, om een ander op te zoeken?' 

Prent van een krakeend (man), in de 18e eeuw werden ze anders genoemd

Ook de krakeendjes hadden vroeger een andere naam: ze werden kreest (van: krijsen), roepereend of soms ook gewoon 'krak' genoemd. De roep van deze beestjes is wat schor en krakend, vandaar die laatste naam. Wat ik niet wist, is dat de krakeend vroeger werd gebruikt als lokvogel in de eendenkooi om de wilde eenden in het net te krijgen. Daar dankt hij de naam roepereend aan, en werd om diezelfde reden ook wel baanroeper genoemd. 

Bekijk de beide soorten in het filmpje van deze week, met zoals gezegd, de laatste herfstkleuren tijdens een middag met een sprankje zon. De donkere winter is inmiddels begonnen. Klik hier om het filmpje te bekijken.





vrijdag 3 december 2021

Kleurende beuken: van iele stammen tot woudreuzen

Beukenlaan bij Nunspeet (Gelderland)

Nederland heeft 365.000 hectare bos, waarvan het meeste te vinden is in het oosten van het land. Gelderland is de koploper met bijna 100.000 ha, gevolgd door Noord-Brabant (rond de 75.000 ha). Limburg, Overijssel en Drenthe delen de derde plaats met ieder tussen de 35.000 en 37.000 ha bos. In 'mijn' provincie Zuid-Holland moet ik het doen met ongeveer 10.000 ha (nog niet eens de laagste score trouwens: Zeeland heeft maar ongeveer 4500 ha). Dat is erg jammer voor een bomenliefhebber zoals ik :). Midden november kleurden de beuken erg mooi goudgeel en koperbruin; een rondje door het Zegerslootgebied tijdens een zonnige middag was een mooi uitje om die herfsttinten te bewonderen. Beuken maken ongeveer 5% uit van alle bomen in Nederland. Meer details over de bossen en bomencijfers vind je op de site van Staatsbosbeheer.

Beukenblad

Beukenbossen worden nogal eens beschouwd als soortenarme bossen. Ze zien er vaak monotoon uit, donker, met weinig ondergroei, zoals je ook in het filmpje van deze week kunt zien. Toch blijkt uit onderzoek dat beukenbomen en beukenbossen -zeker de oudere bomen en opstanden met veel (zwaar) dood hout en monumentale bomen- wel veel soorten kunnen herbergen en minstens even soortenrijk kunnen zijn als andere bossen op dezelfde bodem. Een groep onderzoekers (K. Vandekerkhove, M. Vanhellemont, A. Leyman, P. Van de Kerckhove en M. Esprit) heeft dat uitgevogeld. Zij bestudeerden beuken in het Zoniënwoud bij Brussel. Beuken zijn al zo'n 5000 jaar in de Benelux aanwezig en rond het begin van de jaartelling was de beuk een vrij dominante soort in de bossen. Door ingrijpen van de mens veranderde dat: bomen werden gekapt om landbouwgrond te ontginnen of om hakhout te verzamelen. De mens spaarde om die laatste reden eerder de eiken dan de beuken. 

Het Zoniënwoud in 1816
Door: William Mudford, George Cruikshank,
James Rouse, C. C. Hamilton, wikimedia

In het Zoniënwoud golden echter al in de dertiende eeuw strenge voorschriften om overmatige kap te voorkomen. Slechts kleine stukken van 5-10 ha werden eens in de 80-100 jaar gekapt, maar een stuk of 15-20 eiken en beuken op zo'n kapvlakte mochten doorgroeien. In de middeleeuwen werd het woud een jachtreservaat waar kappen verboden was. Vanaf de 19e eeuw werd het bos belangrijk als weekend-uitje voor de rijke Brusselaren. Zij verzetten zich succesvol tegen het kappen van bomen en zo konden zich daar 10.000 beuken ontwikkelen met een doorsnede van meer dan een meter. De grootste beuk in het reservaat heeft een diameter van 159 cm en is meer dan 45 meter hoog. Het Zoniënwoud staat nu op de Unesco werelderfgoedlijst, dus hopelijk wordt er ook in de komende eeuwen goed voor gezorgd. 

Afijn, dit is de korte geschiedenis van het studieobject van bovengenoemde onderzoekers. Zij troffen er een indrukwekkende lijst van meer of minder zeldzame planten en dieren aan: 400 soorten planten, waaronder de zeldzame witte rapunzel en het vogelnestje. Meer dan 1000 paddenstoelen hebben ze er ontdekt, zoals de bloedplaatgordijnzwam en de grote knoflooktaailing. Ook 300 soorten doodhoutkevers (o.a. het vliegend hert) konden aan de lijst worden toegevoegd, evenals vele mossen en korstmossen. Het zijn uiteindelijk de minder in het oog springende soorten die zo'n beukenbos bevolken, waardoor je beter uit je ogen moet kijken eer je de conclusie trekt dat er niks te zien valt :).

Behalve het feit dat het bos lange tijd ongemoeid is gelaten en zich daardoor op een natuurlijke manier kon ontwikkelen zijn er nog andere redenen waarom het bos zoveel soorten en monumentale bomen herbergt. Het klimaat is gunstig: de winters zijn niet streng, er is zelden droogtestress in de zomer en het groeiseizoen is lang. Ook de bodem is zeer geschikt voor beuk. Een dik löss-pakket combineert een goede drainage met een groot waterbergend vermogen. Dat betekent dat deze bodem een grote hoeveelheid water kan vasthouden, zonder dat de zuurstofvoorziening in het gedrang komt. De goede waterbeschikbaarheid in de bodem in combinatie met een gesloten kronendak dat zorgt voor een koel microklimaat, maakt het bos beter bestand tegen droogte en temperatuurextremen in het groeiseizoen. 

Wandelend door het minibosje van het Zegerslootgebied kon ik alleen maar dromen hoe zo'n bos er over honderden jaar uit zou zien als de beuken voldoende ruimte en tijd zouden krijgen om door te groeien. De mooie herfstkleuren waren er niet minder om. Geniet mee in het filmpje door hier te klikken



vrijdag 26 november 2021

Bosrank: de baard van de oude man

De bosrank is jaren geleden per ongeluk in onze tuin beland. Een hovenier had de tuin opnieuw beplant en in een plaats van de bestelde paarse clematis, verschenen er in het voorjaar de crème-witte bloemetjes van de clematis vitalba. 
Illustratie Esser, Peter, 1859- wikimedia

Ik besloot het er maar mee te doen, toen nog niet wetend dat de bosrank een flinke woekeraar is. Ik heb de struik lang geleden gerooid maar er verschijnen nog overal bloeistengels uit de grond. De plant komt van nature voor in ons land langs de grote rivieren en in Zuid-Limburg want ze houdt van kalkrijke grond en een enigszins vochtige standplaats. Maar door aanplanting en verwildering kun je 'm tegenwoordig in grote delen van het land waarnemen. De houtige stengels kunnen polsdik worden en tientallen meters lang. Het is de grootste liaan van de Nederlandse flora. Deels kruipen ze als reuzenslangen over de grond, vaker nog klimmen ze in bomen en hangen soms met een boog van de ene boom naar de andere. De plant is behoorlijk giftig. Toch is het de exclusieve voedselplant van enkele insectensoorten zoals de zeldzame tere zomervlinder en de bruine bosrankspanner. De roodbruine bosrankschorstor maakt gangen in het merg van de stengels en laat daar van zich horen door een snel kloppend geluid. Dat heb ik in mijn tuin nooit opgemerkt!

Ook in het stadpark heeft de bosrank zich genesteld. De pluizige zaden staken mooi af tegen het rode herfstgebladerte toen ik weer eens een 'rondje park' deed. De kleine dopvruchtjes zijn maar 3-4 mm lang, maar ze hebben een gevederde 'staart' (officieel heet dat een geveerde vruchtsnavel) van een centimeter of vier. Die vruchtjes zitten op een kluitje bij elkaar en aangezien de bosrank rijk bloeit zijn de zaadpruikjes ruim aanwezig. In Engeland wordt bosrank ook wel “Old man’s beard” genoemd. Al die stengels met pluisjes, gedrapeerd over een andere boom of struik doen inderdaad denken aan een Sinterklaasbaard :). 

Bosrank wordt in Engeland ook wel 'Old man's beard' (baard van de oude man) genoemd. 

Vogels eten de zaden wel, maar niet van harte. Voedselonderzoek in Roemenië heeft aangetoond dat vogels er, ondanks de grote hoeveelheid beschikbare zaden per plant, maar mondjesmaat van eten. Of dat komt door de giftigheid van de plant, de geringe voedzaamheid van de zaden of het gedoe om het pluis eraf te halen vermeldt het verhaal niet. 
In het filmpje van deze week zie je de 'baard' aan het eind, verder weer veel mooie herfstkleuren en ook de geschubde inktzwammen (waarover ik eerder deze blog schreef) waren weer bovengronds gekomen. 
Klik hier om naar het filmpje te kijken - check altijd even bij het radertje of de resolutie op de hoogste kwaliteit staat (4k). Deze week ook nog een bonusherfstfilmpje van een collega You-Tuber (zie hieronder). 


Onze Nederlandse herfst is kleurrijk, maar in Japan zijn de herfstkleuren van de esdoorns zeer spectaculair. Tomotugu is een Japanse YouTuber van wie ik regelmatig filmpjes bekijk. Geniet mee van de spetterende herfstkleuren aldaar door hier te klikken



vrijdag 19 november 2021

Een vergeefse zoektocht naar de zeearend

Vechtende zeearenden in Polen waar een grote populatie van deze vogels leeft
Foto Andreas Weith - Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=65047904

De eerste keer dat ik zeearenden zag was in 2003, toen we een herfstreis naar Mecklenburg-Vorpommern maakten. We gingen er naar toe voor de kraanvogeltrek en de zeearenden waren een magnifieke bijvangst. We konden ze zien op redelijke afstand en de 'rugbybal'-vorm van zittende exemplaren was heel kenmerkend. Toentertijd vloog er wel eens één over in Nederland, maar er waren nog geen broedgevallen. Het eerste Nederlandse broedgeval dateert van 2016, in de Oostvaardersplassen. Bij een excursie zagen we er daar nog wel eens een, maar daar hadden we dan wel een telescoop voor nodig. Inmiddels heeft de zeearend zich echt gevestigd in ons land, de werkgroep Zeearend heeft een mooi interactief kaartje gemaakt van de broedgevallen (klik hier). Door een jaar te kiezen met het schuifje kun je precies zien hoe en waar de broedgevallen te vinden waren. Dat is voornamelijk rond het IJsselmeer en langs de grote rivieren. 

In februari 2018 zagen we er eentje overvliegen in onze eigen omgeving. Hij kruiste de Groene Jonker en de daar rustende ganzen gingen massaal de lucht in. Ik schreef er dit blogje over. Later dat jaar maakten we een reis over de Donau, in de bossen langs deze rivier konden we regelmatig genieten van deze machtige vogels met een spanwijdte van wel 2,5 meter. We droomden ervan dat dit in Nederland ook ééns de realiteit zou worden. Gelukkig gaat het de goede kant op wat dat betreft. Er waren 17 nesten in 2021, in 13 daarvan werden succesvol één of meer jongen grootgebracht. Dit jaar was er voor het eerst een broedgeval in de Korendijkse Slikken, een uitgestrekt rietland bij het Haringvliet. Op 23 april werd er een jong gezien. Later kreeg de boswachter er nog een in het vizier, maar die heeft het niet gered. In juni werd het overlevende jong geringd. "Een klimmer gaat de 18 meter hoge boom in en laat het jong met een hijskraantje naar beneden zakken. Deze klimmer blijft tijdens het ringen en zenderen boven in het nest. “Het jong zag er gezond en fit uit. Naast een metalen zwarte ring met inscriptie om de poot, kreeg de vogel ook een zendertje op de rug. Deze zender weegt in verhouding 1% van zijn lichaamsgewicht en geeft vanaf het moment dat de vogel uitvliegt informatie over vlieghoogtes en locaties. Relevante informatie die wij gebruiken voor ons onderzoek" aldus de informatie op de site van Natuurmonumenten.  De resultaten van het zenderen kun je hier bekijken (het werkt niet op alle apparaten even goed, ik zie het niet op mijn telefoon maar wel mijn PC). Hieruit blijkt dat onze jonge Haringvlieter zich nu ophoudt in de regio van Brussel!

Jonge zeearend op het nest in Duitsland. Jongen hebben nog geen witte staart
Foto Rainer Altenkamp, Berlin - Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3012977

Op een winderige zondag besloten we een kansje te wagen en af te reizen naar de Korendijkse Slikken om te zien of we een glimp van de 'vliegende deur' konden opvangen. Het nest was met de verrekijker goed te zien, maar de zeearenden zelf waren gevlogen, ongeveer een kwartier voordat we bij het uitkijkpunt kwamen. Dat hoorden we van twee andere bezoekers. Jammer, maar helaas. Zo werkt het met wild in de natuur. Zij kunnen gaan en staan waar ze willen. In het filmpje van deze week veel wuivend riet en weinig gevederde vrienden. Volgende keer beter!

Klik hier om het filmpje te bekijken. 




  

woensdag 17 november 2021

Er is iets misgegaan

De blog van afgelopen weekend is niet door iedereen ontvangen, aldus een aantal van mijn volgers. Daarnaast had ik een fout gemaakt bij het kopiëren van de link naar het filmpje waardoor je een foutmelding kreeg als je er op klikte. Voor iedereen die de blog en/of het filmpje gemist heeft: via deze link kun je 'm bekijken. Hopelijk werkt nu (en de komende tijd) alles weer naar behoren. Mocht je contact met me willen opnemen als er problemen zijn met de ontvangst met de wekelijkse mails, kijk dan op de contactpagina van mijn website om mijn mailadres te zien.

vrijdag 12 november 2021

Gevallen blaadjes - leven na de dood

Na lange tijd ging ik weer eens filmen in het stadspark tegenover mijn huis, dat op YouTube mensen van over de hele wereld heeft verwonderd. Japanners en Canadezen, Spanjaarden en Duitsers, Indiërs en Zweden, Australiërs en Amerikanen (allemaal m/v natuurlijk) volgden tijdens en na de lockdown een jaar lang mijn filmpjes en stonden versteld van wat er zoal te zien was in dat kleine stadsparkje. Deze keer werd ik weer eens aangetrokken door de mooie kleuren van de bladeren. De wind blies er flink doorheen, dus er lag al veel gevallen blad op de grasperken en omliggende straten. Ik vroeg me af hoe snel zo'n blad eigenlijk verteert. Zoals altijd is zo'n vraag niet makkelijk te beantwoorden. Volgens informatie van Nature Today hangt het van veel dingen af: temperatuur, hoeveelheid vocht in de bodem, het soort blad en ook de kleur van het blad. Om met dat laatste te beginnen: bladeren die nog een beetje groen zijn, verteren sneller dan helemaal verkleurd blad. Daarnaast is ook het soort blad van belang. Bladeren van altijdgroene planten zijn goed beschermd tegen uitdroging en verteren twee keer zo langzaam als bladverliezende soorten. Binnen die laatste groep is dan ook weer onderscheid te maken tussen bladeren die veel voedingsstoffen bevatten, zoals van de zwarte els, es, esdoorn, rode kornoelje, vogelkers, sleedoorn en vlier (die verteren in één à anderhalf jaar) en bladeren van soorten die voedselarm zijn of veel looizuur bevatten zoals de eik en de beuk, die doen er al gauw twee tot drie jaar over eer ze verteerd zijn. 

Bladeren van de es verteren relatief snel

Wat temperatuur betreft gaat de vertering sneller bij warmte: gemiddeld verloopt de bladvertering twee maal zo snel voor elke tien graden temperatuurstijging. Ook in de winter gaat de bladvertering nog door, zelfs onder een dikke laag sneeuw. Tenslotte speelt bodemvocht een belangrijke rol. In droge bodems gaat de bladvertering erg traag omdat bacteriën en schimmels er uitdrogen. Aan de andere kant verloopt de bladvertering ook erg traag in zeer natte, zuurstofloze, bodems. De vertering gaat het snelst in bodems die daar tussenin zitten.

De strooisellaag wordt afgebroken door talloze insecten, wormen, bacteriën, schimmels, nematoden en andere kleine organismen op en in de grond. Een aantal daarvan kun je met je eigen ogen waarnemen, bijvoorbeeld met deze zoekkaart (kijk op pagina 2 van het document): zo'n 50 soorten miljoenpoten, ruim 50 verschillende pissebedden, 640 spinachtigen, meer dan 100 slakkensoorten, en een kleine 30 typen regenwormen. Dat is dan nog maar het begin want de werkelijke aantallen zijn alleen met een microscoop te zien.  In een theelepeltje zwarte grond zitten al snel enkele miljarden bacteriën, verdeeld over tienduizenden soorten waarvan de meeste nog niet door de wetenschap zijn beschreven. 

Het afgevallen blad is niet alleen belangrijk als onderdeel van het voedselweb. Het is ook een belangrijke schuilplaats van dieren. Egels gebruiken de bladeren om hun winternest mee te 'stofferen', lekker isolerend door de lucht tussen de droge bladeren. En zij snuffelen graag rond tussen het bladstrooisel om insecten en slakken te vinden om op te vetten voor de winter. Afgelopen dinsdag zag ik een jong egeltje in onze tuin rondscharrelen, zo schattig om te zien dat je daar graag wat rommelhoekjes voor creëert. Een korte impressie daarvan zie je in deze opname (lees nog even door onder het filmpje). Binnenkort zal het beestje in winterrust gaan, dus ik hoop dat hij voldoende voedsel bij elkaar heeft gescharreld om de winter door te komen; aan onze tuin zal het niet liggen.


In het andere filmpje van deze week zie je ook bladeren in en op het water. Blad dat in het water valt en daar verteert haalt in dat proces zuurstof uit het water. In een kleine (tuin)vijver is het dus niet zo handig om er te veel afgevallen blad in te laten. Toch is blad ook belangrijk voor kleine waterdiertjes. Uit onderzoek blijkt dat hoe groter de aaneengesloten stukken zand zijn tussen de plekken met afgestorven blad, hoe moeilijker het voor de waterdiertjes is om bij de volgende voedselbron te komen. Hierdoor overleven sommigen niet en kunnen ze niet zorgen voor een volgende generatie. Op een beekbodem bevinden de meeste waterdiertjes zich bij ophopingen van blad, takken en hout, vanwege de voedsel- en schuilmogelijkheden. Het is soms een drukte van jewelste op zo’n plek met  allerlei verschillende  soorten macrofauna die van hetzelfde voedsel leven.

Bekijk herfst in het stadspark door hier te klikken



vrijdag 5 november 2021

Late kleuring van de bomen

In de herfstvakantie waren we een paar dagen in Limburg en we hoopten op zonnig herfstweer en mooi gekleurde bomen. Wat beide aspecten betreft kwamen we bedrogen uit. Er woei een stormachtige wind, de regenbuien konden we - met hulp van buienradar - maar nauwelijks ontwijken en de bomen waren nog grotendeels groen. Niet alle bomen verkleuren op dezelfde tijd. Beuken zouden rond deze tijd hun kleurenpracht moeten tentoonstellen en Amerikaanse eiken ook. Maar die hadden niet meer dan een blosje. De lindenbomen die we vanuit onze hotelkamer zagen waren enigszins gekleurd maar door de harde wind ook al half kaal gewaaid. Alleen de esdoorns kleurden in de loop van de week geel.

De bomen in het Limburgse heuvelland waren maar mondjesmaat gekleurd

De oorzaak van de late kleuring ligt in de hoge temperaturen van afgelopen september en oktober, die tot de top-10 van de warmste najaarsmaanden horen. Ook was er geen nachtvorst te bespeuren waardoor bomen te weinig signalen krijgen dat het tijd wordt om de bladeren te laten vallen. In 2016 waren de bomen eind oktober nog groener dan nu, maar nu zit er nog meer blad aan de bomen vergeleken met vijf jaar geleden. En dat heeft weer gevolgen voor de concentratie van CO2 in de lucht. Normaal neemt het aandeel CO2 in de lucht in deze periode toe omdat bomen zonder bladeren dat niet meer opnemen. Nu nemen de bladeren dat nog op en hebben we een lagere concentratie dan gewoonlijk om deze tijd. Per saldo maakt het op de lange termijn niet zo veel uit, want als de bladeren straks vallen dan worden ze verteerd in de bodem en komt de opgeslagen CO2 alsnog vrij. 
Als bomen langer hun bladeren vasthouden heeft dat ook weer gevolgen voor de directe omgeving van de boom: er komt nu minder zonlicht op de bodem, bodemdieren moeten 'wachten' om het blad te gaan verteren en de boom verdampt meer water. Lijsterbessen en beuken kunnen daar minder goed tegen. Dus als deze warme najaarstemperaturen blijven voorkomen zullen bepaalde bomen het slechter gaan doen, ten gunste van meer zuidelijke soorten zoals de plataan of de walnoot. 
Tijdens onze wandelingen konden we trouwens vaststellen dat de walnoot het dit jaar goed gedaan heeft, in vele bermen konden we noten oogsten, een mooi en lekker aandenken aan ons tripje. De laatste ochtend hadden we uiteindelijk mooi weer. De wandeling, die vanuit Epen naar gehuchtjes in het heuvelland voerde heb ik op film vastgelegd. Klik hier om dat te bekijken. 




vrijdag 29 oktober 2021

Buikzwammen en het begin van de bronst

Begin oktober bezochten we op een zonnige dag de Amsterdamse Waterleidingduinen. We hoorden het geburl van de damherten en zagen dat de herten bezig waren met het maken van bronstkuilen en het bijeen drijven van hun harem. Het hoogtepunt van de bronst moest nog komen, maar de waarnemingen waren interessant genoeg om ze op film vast te leggen. Er viel verder nog van alles te zien: heidelibellen zaten te zonnen op de paden en boomstronken en ook een kleine vuurvlinder poseerde even. Tussen de grasjes op het duinzand troffen we ook buikzwammen aan; dat is altijd een mooie waarneming want je ziet ze niet zo vaak en ook niet overal. 

Ruwstelige (?) stuifbal

Als eerste kwamen we een stuifbal tegen: een wit bolletje op een bruin steeltje. Deze soort vinden we vooral langs de kust in het kale duinzand en zeer spaarzaam in het binnenland. Er zijn vier soorten die niet zo makkelijk te onderscheiden zijn. Op basis van het formaat leek me dit een ruwstelige stuifbal, maar ik kan er ook naast zitten. Op een andere plek in de duinen zagen we aardsterren, die ook tot de buikzwammen horen. Aardsterren zijn opruimers waarbij de sporen binnen in een bolvormig vruchtlichaam zitten. Bij rijpheid springt de buitenlaag van dat vruchtlichaam open en buigen de slippen zich stervormig. De binnenlaag met de sporenmassa zit in het midden van de ster en opent zich bovenaan via een klein gaatje waardoor de sporen naar buiten komen. Meestal gebeurt dit als er regendruppels op de paddenstoel komen. Valt een druppel op het buikje dan wordt door de ontstane overdruk de aanwezige lucht eruit geperst samen met een stofwolkje sporen. Elastische draadjes in het weefsel zorgen ervoor dat de normale vorm steeds weer wordt hersteld. In dit proces wordt er nieuwe lucht naar binnen gezogen waardoor de nog in de buik aanwezige sporen gaan wervelen en in een gunstige positie komen te liggen voor de volgende uitstoot.  

Aardster
De meeste aardsterren hebben één opening waardoor de sporen naar buiten komen. De peperbus heeft er meerdere. Deze soort kwamen we een aantal jaar geleden tegen in de Waterleidingduinen. Dat was een buitenkansje want deze soort is vrij zeldzaam. Het zwaartepunt van het voorkomen van de peperbus ligt in Nederland. Internationaal gezien wordt de peperbus beschouwd als zeer zeldzaam, want ook al is de peperbus bekend van een groot aantal landen, de aantallen zijn meestal minimaal. In Noord-Holland zijn plekjes in de duinen te vinden waar in sommige jaren wel tachtig van deze paddenstoelen bij elkaar staan.

De peperbus is ook een aardster

Bekijk de eerste bronstverschijnselen en andere waarnemingen in het filmpje door hier te klikken




vrijdag 22 oktober 2021

Wingerd, vuurdoorn en een vuurwants

Een aantal jaren geleden moest onze haag van veldesdoorn eruit omdat hij aan alle kanten 1 meter van onze stadstuin innam. We wilden er iets voor terug planten dat mooi was voor ons en ook iets opleverde voor de dieren in onze tuin, maar dat niet zo breed zou uitgroeien. Het werd een combinatie van wilde wingerd, klimop en vuurdoorn. Klimop is het hele jaar groen en biedt schuilgelegenheid aan insecten en vogels. De bloemetjes bloeien vrij laat in het jaar en leveren dan nectar aan de laatste rondvliegende insecten. De zwarte bessen vormen in de winter een lekker hapje voor vogels. Ook de wingerd is een goede leverancier van nectar en stuifmeel, ook al zijn de bloemetjes klein. Een bij haalt per bloem per dag 1 à 2 mg nectar binnen. De vruchten zijn kleine blauwe zoetige besjes, die een lekkernij zijn voor vele vogels (mensen kunnen ze beter niet eten). In het najaar is deze plant voor ons 'eyecandy' (letterlijk oogsnoep ofwel een genot om te zien) zoals de Engelsen dat zo mooi uitdrukken. De bladeren verkleuren van groen, naar geel en via oranje naar karmijnrood. Geweldig om te zien, onze eigen 'Indian summer' in de achtertuin. Wingerd hoort tot de wijnstokfamilie en komt oorspronkelijk voor in het zuiden van Canada en noorden van de VS. De soort is in Europa ingevoerd maar komt hier inmiddels ook op veel plaatsen in verwilderde vorm voor. Met hechtschijfjes 'kleven' de ranken aan muren, de groeisnelheid is groot maar de plant is makkelijk te snoeien en te verwijderen waar hij niet gewenst is. 

Wingerd en de bessen van vuurdoorn

Vuurdoorns hebben ook heel wat te bieden in de tuin. De plant hoort bij de rozenfamilie; ze hebben dan ook flinke doorns. Die stekelige takken zijn een prima natuurlijke bescherming tegen klimmende katten voor broedende vogels. In het voorjaar is de struik getooid met witte bloemschermen en vliegen de insecten af en aan. In de winter worden de besjes door vogels gegeten. Wij hebben een variëteit met gelige bessen en een met rode bessen. De soort met oranje bessen is het meest bekend. 

Op hemelsleutel, een laat bloeiende vetplant, zag ik een vuurwants. In de zomer worden de eitjes van deze soort afgezet en na een aantal larvenstadia vervellen ze in september tot de volgroeide wants. Deze genoot dus pas kort van zijn volwassen leven. De winter overleven ze in groepen onder de grond of tussen bladeren. Ze leven voornamelijk van planten: met hun snuit zuigen ze het sap uit de stengel. 

Vuurwants op hemelsleutel in de herfstzon

Het tweede deel van hun wetenschappelijke naam Pyrrhocoris apterus betekent: zonder vleugels. Dat klopt niet want ze hebben wel degelijk vleugels maar meestal kunnen ze er niet mee vliegen omdat ze te kort zijn. Over die vleugels las ik op wikipedia deze aardige feitjes: 

"Er komen verschillende vleugelvormen voor, zoals langgevleugelde exemplaren die zowel goed ontwikkelde voorvleugels hebben als vliezige achtervleugels, waarmee ze goed kunnen vliegen. Dit wordt wel macropteer genoemd maar komt bij de vuurwants zelden voor. De meeste exemplaren zijn kortgevleugeld of brachypteer, deze wantsen hebben geen membraan aan de achterzijde van de voorvleugels. Er komen daarnaast ook combinaties voor van exemplaren met lange voorvleugels en korte achtervleugels en vice versa. Ten slotte komen er soms exemplaren voor die ongelijke vleugels hebben, wat maar weinig voorkomt bij de insecten. Uit onderzoek naar de reden achter kort- of langvleugeligheid bij de vuurwants komen verschillende oorzaken naar voren. Als de nimf zich ontwikkelt bij een hoge omgevingstemperatuur en een hoge lichtintensiteit is de kans groter dat het volwassen exemplaar langgevleugeld is. Ook heeft de wants meer kans lange vleugels te ontwikkelen als de nimf in een omgeving opgroeit met veel soortgenoten waarbij de dieren actiever zijn. In het laboratoriumonderzoek wordt verfrommeld papier gebruikt als surrogaat voor de strooisellaag, en opmerkelijk is dat zelfs het gebruikte papier kan invloed hebben op de ontwikkeling van de vleugels. Bij gebruik van advertentiepaginas van het tijdschrift Nature komen normaal ontwikkelde wantsen tevoorschijn, als papier van Scientific American wordt gebruikt treden vergroeiingen op. Ook uit ander laboratoriumonderzoek is bekend dat de nimfen van de vuurwants reageren op stoffen uit papier."

Bekijk de herfsttaferelen in onze tuin door hier te klikken


Wil je meer weten over herfstkleuren? Lees dan mijn eerdere blog hierover door hier te klikken


vrijdag 15 oktober 2021

Helmgras beschermt ons land

Vandaag het laatste Texelfilmpje van onze vakantie in augustus. Als je naar de mensen op het strand kijkt, kon het net zo goed recent gemaakt zijn, want die avond was het fris en winderig en mensen gingen goed ingepakt het strand op. Op één badgast na die zich in de golven waagde maar daar blijkbaar iets angstaanjagends zag waardoor hij pijlsnel het water weer verliet. Op de duinenrij wuifde het helmgras onder indrukwekkende wolkenluchten. Tijd om dat plantje eens in het zonnetje te zetten want helm is een belangrijke bondgenoot in onze strijd tegen het water. 

Het grijsgroene gras groeit in pollen op jonge duinen. De lange wortelstokken van de plant dringen diep in de bodem door en houden zo het zand vast. Per jaar kan helmgras een meter stuifzand aan: het groeit razendsnel mee en blijft er boven uit steken. Met die vorming van duinen helpt helm om het zeewater uit ons land te houden. Helm kan zoute wind en zand goed verdragen. Het stuivende zand helpt de plant tegen insecten die het op helmsprieten voorzien hebben. Als een duin eenmaal 'vastligt' door de vele begroeiing vreten insecten de helmplanten aan en wordt de plant minder sterk. Andere planten grijpen dan meer en meer hun kans om te groeien en de helm te verdringen. Je zou denken dat helmgras door zijn groeiplaats zout water kan verdragen. Dat is echter niet zo. Er moet een bel zoet water in het opkomende duintje zitten om helm te laten groeien. De plant beschermt zich tegen zout water door een symbiotische relatie met een speciale schimmel op zijn wortels, die de water- en zouttoevoer naar de plant regelt. De bladeren kunnen wel tegen zout water; als een pol bij overstroming losraakt kan hij op een andere plek weer wortel schieten als hij aanspoelt, mits daar wel zoet water in de grond zit. Om te gedijen in de harde weercondities van felle zon en droogte op het strand hebben de bladeren nog een slimme voorziening: ze zijn in de lengte gegroefd en rollen zich bij droogte op om minder water te verdampen. De beharing helpt om verdamping verder te bemoeilijken. Bij vochtig weer strekken de bladeren zich dan opnieuw in de breedte uit. 

Om ons land te beschermen tegen de zee wordt helm massaal aangeplant. In het verleden werden Texel en het losse eiland Eierland aan elkaar vastgemaakt met behulp van helm. In de 17e eeuw wierp men een zanddijk tussen de twee eilanden op en zodra hier zoet (regen)water in was gekomen werd deze beplant met helm. Er waren trouwens ooit plannen om op deze manier alle Waddeneilanden aan elkaar te 'rijgen' (en vervolgens de Waddenzee in te polderen). Maar het unieke karakter van de eilanden en de Waddenzee heeft het toch gewonnen van deze landhonger. 

Je kunt het filmpje van deze week bekijken door hier te klikken



 

vrijdag 8 oktober 2021

Distels en de distelvink

In de bloementuin van ons vakantiehuis op Texel bloeiden kamille en klaprozen maar ook een hele berg aan akkerdistels. Het hoogtepunt van de bloei was voorbij, de lichtpaarse bloemhoofdjes trokken nog wel wat bijen en hommels aan die zich te goed deden aan de nectar, maar er waren ook al vogels die interesse toonden in de zaden. Waar de zaden van de paardenbloemen zich makkelijk door de wind laten verspreiden vanuit hun luchtige 'bol', zit het vruchtpluis van de distels zo op elkaar gepakt dat de wind er geen vat op krijgt. De distel heeft dus een hulpje nodig en de distelvink, beter bekend onder de naam putter, is voor de plant een welkome gast. Natuurlijk verdwijnen er daarbij wel zaden in de vogelmaag, maar even zovele zaden raken los en worden door de wind meegenomen. Als ze een muur, heg, schutting of ander obstakel raken vallen ze neer om te kiemen. In dit geval was dat obstakel een berg aarde in de aangelegde tuin. Het zaad ontkiemt nog voor de winter valt en in het eerste jaar stelt de distel zijn plekje veilig: hij verankert zich met een stevige wortel in de grond en maakt een rozet van bladeren om andere planten uit de buurt te houden. Het tweede jaar groeit de plant uit en bloeit deze om daarna af te sterven. Het is een zogenaamde tweejarige plant. 

Putter eet zaden van de akkerdistel

In de tuin deden de putters zich te goed aan de zaden. Volwassen vogels met een kleurrijk verenkleed en jonkies die nog niet zo'n mooi getekend koppie hadden. Over de kleuren van de putters zegt de overlevering dat er bij de schepping van de vogels prachtige kleuren werden uitgedeeld, maar dat één vogelsoort werd overgeslagen. Dat was de putter. Verslagen keek de vogel rond en zag dat en links en rechts nog restjes verf waren. Na enig smeken werden de restjes over zijn lijfje verdeeld: zwart op de kop, staart en slagpennen, rood op de kruin en langs de wangen, groengrijs langs de vleugels en wit op de kop. Een likje bruingrauw op de borst maakte het kleurenpalet af. Ondanks de felle kleuren zijn de vogeltjes overigens goed gecamoufleerd, ik hoor ze altijd eerder dan dat ik ze zie. Ze maken een gezellig babbelend geluid. Hoe de vogel aan de naam distelvink komt, is door bovenstaand verhaal verklaard. Waar de naam putter vandaan komt kun je lezen in een eerdere blog

Bekijk de puttertjes, jong spreeuwen met een bruine, nog niet gespikkelde kop en zomerbloemen in het filmpje door hier te klikken.



vrijdag 1 oktober 2021

Net zoveel schapen als inwoners

In het voorjaar zijn er meer schapen dan inwoners op Texel

Texel is van oudsher een schapeneiland; er wonen 14.000 mensen en even zoveel schapen. In het voorjaar zijn er meer schapen dan inwoners want dan komen er duizenden lammetjes bij. Dat is trouwens weinig vergeleken met 1850; op het hoogtepunt van de schapenhouderij stapten er zo'n 40.000 schaapjes rond op het eiland. 

In 2009 kocht ik het boek 'De Texelaar' zoals het schapenras wordt genoemd, het boek verscheen ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Texels Schapenstamboek. Texel was in vroeger tijden met zijn kwelders en brak water niet erg geschikt voor landbouw en voor koeien was aanvankelijk te weinig zoet water beschikbaar. Schapen daarentegen hebben genoeg aan brak water en deze wollige dieren zijn tevreden met zoutminnende planten. De schrale, droge gronden van het eiland werden dus het domein van de schapenhouderij. De Texelse schapen waren met weinig tevreden en erg gezond. Daarom kwamen boeren van elders de Texelaars graag kopen. Want als die gedijen op zulke arme grond, dan doen ze het op de vette gronden van de polders nog beter. Ook wolhandelaren zijn erg in hun nopjes met de Texelaar. Op Texel lopen namelijk allemaal schapen van hetzelfde ras, die geven wol van dezelfde soort en kwaliteit, waar in andere gebieden een ratjetoe aan rassen en kruisingen niet bepaald uniforme wol oplevert. Vanuit Engeland was er eveneens belangstelling: de Texelse schapen hebben vlees met minder vet en met een fijnere structuur vergeleken met Engels schapenvlees. In 1865 maakten meer dan 52.000 schapen de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk, naar verluidt tegen 'hooge vleeschprijzen'.  

In de duinen en kwelders werden vanouds schapen gehouden, dat was uitgestrekt en weinig overzichtelijk terrein. De duinboeren weidden op grote percelen van wel 1300  tot 2000 hectare en in zo'n gebied liepen tussen de 1250 en 2500 schapen. Het in de gaten houden de kudde was moeilijk maar noodzakelijk: het gebied wilde nog wel eens overstromen en dan moesten de schaapjes op het droge worden gebracht. De boeren gingen met paarden langs de schapen en één boerderij had een ingebouwde uitkijkpost die uitkeek over de kwelder met grazende schapen. Tellen was helemaal een moeizaam karwij. Om een beetje overzicht te houden werd bij iedere 50 schapen een zwart schaap gedaan. Door de zwarte schapen te tellen en met 50 te vermenigvuldigen kreeg men een idee van het totaal. Dus dat is de betekenis van het zwarte schaap. 

In natuurgebied De Bol werd tijdens ons verblijf een groep schapen geweid, daar was ook één zwart schaap bij. Misschien waren het in totaal wel rond de 50 viervoeters. Ik heb daar tijdens onze vakantie niet op gelet. Het was mooi om te zien hoe de groep zich verplaatste, volgens het gezegde 'als er één schaap over de dam is, volgen er meer'. Achterblijvers spoedden zich richting de kudde als het gat met de kopgroep te groot werd. Ze joegen de vogels op die in het gebied verbleven om te ruien of tijdens hoog water op het wad. 

Bekijk de Texelaars en de vogels onder steeds wisselende wolkenluchten in het filmpje van deze week door hier te klikken



vrijdag 24 september 2021

De lepelaar en de Herbst-lichaampjes

Op Texel zien we altijd wel een aantal lepelaars en het lijkt ook of het er elk jaar meer worden. Gelukkig gaat het goed met deze mooie grote vogel met zijn opvallende snavel. In de jaren 70 waren er niet meer dan 215 broedparen, verspreid over drie gebieden: Texel, het Naardermeer en het Zwanenwater. In 2019 kwamen de tellingen uit op 3800 paar en zijn de lepelaars in grote delen van ons land te zien. Natuurlijk in de natte gebieden zoals (nog steeds) de Wadden, het IJsselmeergebied en de Zeeuwse Delta. Maar ook in en om grote steden kunnen we deze vogel inmiddels aantreffen. Bij Sovon werden broedpopulaties gemeld aan de randen van Rotterdam, Delft, Leiden en Haarlem. De vogels gebruiken daar regelmatig bomen met nesten die eerst door blauwe reigers zijn gebruikt. Ze zoeken voedsel in de polderslootjes in de buurt van de stad. Van de lepelaars bij Haarlem en in Voorne Putten maakte ik eerder de filmpjes bij deze blogs.

De aantallen lepelaars nemen toe in ons land

Intrigerend is de grote snavel van de lepelaar met zijn specifieke vorm. Ik heb eens opgezocht hoe de kleintjes uit het ei komen, want een eierschaal doorpikken met zo'n stomp geval lijkt me niet handig. Welnu dat blijkt ook niet het geval te zijn: de kuikens kruipen uit het ei met spitse roze snaveltjes. De vorm en kleur van de snavel verandert vervolgens in een afgeplat rond uiteinde en krijgt tegen de tijd dat de lepelaar volwassen is de kleuren zwart met geel aan de snavelpunt. Lepelaars fourageren al 'maaiend' door het water en eten voornamelijk stekelbaarzen, maar verorberen ook larven, waterinsecten, bloedzuigers, wormen, slakken en kikkervisjes. De snavel heeft zijn speciale vorm vooral om te 'voelen'. Vogelsnavels zijn van hoorn en dat is ongevoelig. Ze hebben dus andere manieren nodig om hun voedsel te ontdekken. Bekende mechanismen die vogels en zoogdieren gebruiken om voedsel op te sporen zijn door te luisteren, kijken, ruiken, proeven en het waarnemen van trillingen, temperatuurverschillen of elektromagnetische velden. De lepelaar maakt gebruik van drukverschillen, bijv. als een visje de snavel binnenzwemt, en heeft daarvoor zogenaamde Herbst-lichaampjes in zijn snavel. Bekijk een tekening om te zien hoe dit in zijn werk gaat door op deze link te klikken

Met de Herbst-lichaampjes heeft de lepelaar
voedsel ontdekt en hij slikt het door

Ik filmde de lepelaars in en om het haventje van De Cocksdorp op Texel. Je ziet ze 'maaien' door het water en hebben regelmatig beet. Dan komt de snavel even boven het water uit om de prooi door te slikken. Het was eb en een paar Duitse toeristen probeerden het wadlopen uit. Ze hebben het niet makkelijk :).
Bekijk de film door hier te klikken









vrijdag 17 september 2021

De Bol op Texel

Als we op Texel zijn, nemen we als het eb is graag een kijkje op de Waddenzee vanaf de dijk bij de dorpjes Oost en Oosterend. Honderden vogels doen zich dan te goed aan de beestjes in het slib. Als je je omdraait kijk je uit over De Bol, een natuurgebied met de molen aan de rand. 

Natuurgebied De Bol bij zonsopkomst

Deze zomer logeerden we in een pas gereed gekomen huis aan de andere kant van De Bol en keken uit over dit natuurgebied dat zijn naam ontleent aan de duintjes die er ooit waren. Lang geleden bestond het huidige eiland uit twee delen: Texel en Het Eijerland. Het Anegat was het zeegat tussen de twee stukken land. Oosterend lag aan zee en de mensen leefden er van de oestervisserij. Meer en meer delen van het eiland werd ingedijkt en ingepolderd, wegens landhonger maar ook om een minder lange kustlijn te hoeven beveiligen tegen de macht van de zee. In de polder Het Noorden ontstond De Bol en de sterntjes en andere vogelsoorten broedden hier in aantallen die we ons tegenwoordig niet meer voor kunnen stellen. Zo'n honderd jaar geleden verdwenen de duintjes bij een rigoreuze ontginning en op een deel van het land werd 'geboerd'. Zo kenden wij het gebied op dit eiland.

Vanuit ons huis konden we de zon zien opgaan boven De Bol

De laatste paar jaar is daar echter verandering in gekomen, dank zij Harry Vlek. Wij ontmoetten de eigenaar van ons huis toen we tussen twee wandelingen even 'thuis' kwamen lunchen. Hij vertelde ons over de afgelopen vijf jaar, waarin de terugkeer van de Bol naar één aansluitend natuurgebied vorm heeft gekregen. Harry heeft de boerderij van de familie De Vlaming opgekocht en met dit geld zijn zij elders op het eiland biologisch gaan boeren. Harry had de boerderij willen laten restaureren en verbouwen, maar daar stak de gemeenteraad een stokje voor. Een nieuw pand neerzetten stuitte niet op bezwaren en daar maakt ons vakantiehuis deel van uit. De boerengrond op De Bol is onder beheer gekomen van Natuurmonumenten en Harry heeft de bemeste grond laten afplaggen om hem minder voedselrijk te maken. Hierbij kwamen overigens nog heel wat oesterschelpen naar boven uit het oorspronkelijke zeegat. Er kwamen ook zaden aan de oppervlakte te liggen en Harry vertelde dat er nu al zeldzame plantjes groeien die lange tijd op Texel verdwenen waren. Hij verwacht dat er binnen een paar jaar een zee van orchideeën gaat bloeien. We hebben vele uren genoten van de vogels in het gebied, zo maar te zien vanaf ons terras. En dan is augustus nog niet eens de beste vogelmaand.... Of er ooit zoveel sterns zullen gaan broeden als weleer is nog even afwachten. In de film van deze week zie je een sfeerimpressie van de zonsopkomst boven De Bol en de vele ganzen die er nacht hebben doorgebracht. Het licht op de wadden is altijd bijzonder, zelfs als er in de loop van de dag regen over het land trekt. Bekijk het filmpje door hier te klikken


vrijdag 10 september 2021

Een goed jaar voor de heidevelden

Na de paarse pracht van lamsoor in de Slufter op Texel kleurden ook andere delen van Nederland paars. 2021 is een goed jaar voor de heivelden. 

Struikheide

Struikheide komt in bijna heel Europa voor, maar alleen rondom de Noordzee, Golf van Biskaye en in sommige bergstreken vormt het plantje heidevelden. Nederland en Noord-Duitsland vormen de kerngebieden waar stuikheide groeit. Nederland is nog steeds kampioen heidevelden, we hebben er een groter oppervlak van dan de ons omringende landen samen. Toch is er nog maar één tiende over van wat het vroeger was. Het ideale klimaat voor het plantje is vochtig met koele zomers, zachte winters en regenval die gelijkmatig verspreid over het jaar valt. Zulk weer hebben we in jaren niet gehad! Maar dit jaar voldeed de zomer aan alle eisen van het paarse spul, met als gevolg dat de velden mooi in bloei stonden. In het groene hart is er weinig heide, behalve een klein plukje in de duinen bij de Zilk. We besloten om een afwisselende wandeling te maken door de Kaapse Bossen bij Doorn. De bloei was nog niet op het hoogtepunt en het stukje heide op de route was klein. Toch konden we al genieten van die vele paarse bloemetjes die samen op een takje zitten. De kleine groene kroonblaadjes regelen het opengaan van die mini-bloemetjes. Ze zwellen op en duwen daarmee de paarse bloempjes open. Dat gebeurt niet gelijkmatig: aan één kant is er meer zwelling. Het bloemetje wordt op die manier een beetje scheef geduwd en beschermt als een dakje de meeldraden en de stamper. Op een heideveld is het leven trouwens hard. Er heerst een microklimaat met grote temperatuurswisselingen. De heidestruikjes houden 's nachts nauwelijks warmte vast. In sommige heidegebieden kan het wel voorkomen dat er acht maanden van het jaar sprake is van nachtvorst. Dat is niet alleen zwaar voor de plantjes maar ook voor de dieren die in en rond de heide leven.

Boven de heidestruikjes in de Kaapse Bossen fladderde een blauw vlindertje. Ik hoopte op een heideblauwtje, want die zijn tamelijk zeldzaam. 'Helaas' was het een boomblauwtje, 'n veel voorkomend lid van de blauwtjesfamilie die je ook in tuinen veel ziet. En eentje die makkelijk te herkennen is. Geen ingewikkelde tekening van witte, oranje en zwarte stippen. Maar een subtiel blauwgrijze achtergrond met kleine zwarte stipjes. In het tegenlicht was het een beauty!

Boomblauwtje
Een verslag van onze wandeling, waarbij we ook al heel wat paddenstoelen tegenkwamen kun je zien in het filmpje door hier te klikken. Volgende week weer een blogje over Texel. 



vrijdag 3 september 2021

Lamsoor en een waakzame tureluur in de Slufter

Een struintocht door de Slufter is een van onze vaste activiteiten bij een bezoek aan Texel. De hele week hielden we de weersvoorspellingen in het oog, want ik wilde graag de bloeiende lamsoor gaan filmen. Een beetje zon voor mooi licht en niet te veel wind voor een stabiele camera stond voor die dag op mijn verlanglijstje. De zonne-uren waren schaars die week, maar op één dag was er hoop. We moesten er wel vroeg voor op, want tegen 09.00 uur zou de lucht al weer betrekken. Na een snel ontbijt keken we tegen 07.00 uur vanuit het duin uit over de Slufter. In het zachte licht kleurden de plakkaten lamsoor prachtig paars. Er was geen mens te zien. 
Paarse lamsoor tussen grijze zeealsem. Zeealsem is in Nederland vrij zeldzaam

Lamsoor is een zoutminnende plant, die voorkomt in gebieden die af en toe door zeewater worden overstroomd. Aan de onderkant van het blad zitten zoutklieren, die het overtollige zout uit de plant halen. Op elke cm² zitten ongeveer zeshonderd zoutkliertjes. De gekweekte vorm van deze plant is populair als droogbloem. Helaas neemt de omvang van de lamsoorvelden in de Slufter af: in ongeveer 15 jaar tijd is de oppervlakte gehalveerd. Dat is ook jammer voor de insecten, die graag nectar zuigen uit deze plant. Later op die dag kregen we bij de lunch lamsoor te eten. Dat was echter niet dezelfde soort die we in de Slufter gezien hadden. Die is namelijk oneetbaar. Wat bij de groenteboer te koop is als lamsoor, is eigenlijk zeeaster. Na flink wat opnamen te hebben gemaakt van dit mooie paarse plantje, liepen we verder richting het strand waar duizenden vogels zaten. Met name de (juveniele) grote sterns die af en toe in groten getale opvlogen waren mooi om te zien. 

Waakzame tureluur

Plotseling werden we opgeschrikt door de alarmroep van een tureluur. Vanaf een paaltje riep deze elegante steltloper voortdurend tuuuu-tuuu-tuuu. De vogel waarschuwde zijn of haar jongen om zich koest te houden. Die kunnen gerust 30 meter verder tussen de planten zitten, maar de tureluur neemt geen risico. Het zijn sowieso zeer zorgzame ouders waarover diverse verhalen de ronde doen. Zo meldde een Engelse onderzoeker dat een moeder-tureluur haar jongen over een stenen muurtje tilde. Ze leidde haar pasgeboren jonkies weg van het nest naar een plaats honderden meters verderop, waar veel voedsel te vinden was. Volgens de Engelsman nam de moeder haar jongen tussen de poten en zo wipte of vloog ze over onoverkoombare barrières. Andere onderzoekers dachten het hunne van dit verhaal, maar ook een Nederlandse onderzoeker had een bijzondere ervaring: “Ik tilde een vrouwtje van haar nest om de jongen te ringen en er wáren geen jongen!” Toen hij de oudervogel bekeek merkte hij dat drie donsballetjes zaten ‘vastgekleefd’ aan de borstveren, vlak boven de ingetrokken poten. 
Een tureluurnest is niet meer dan een kuiltje in het gras, maar het ligt zeker niet open en bloot: het heeft een grasdak en overdekte ‘inlooppaadjes’ van enkele meters lang. Op het nest zittend trekt het vrouwtje net zo lang alle omringende grassprieten over zich heen tot alleen een expert de pol als een nest herkent aan de graspuntjes die door veelvuldig aanpikken geel zijn geworden. Je zult begrijpen dat wij de kleintjes van deze tureluur ter plekke niet gezien hebben. Na een paar filmshots zijn we snel doorgelopen om deze prachtige vogeltjes weer rust te gunnen. 

Bekijk het filmverslag van ons Slufterbezoek door hier te klikken