Na mijn middagbezoek aan het zwanenmeer (zie vorige blog) besloot ik een keer
in alle vroegte te gaan filmen. De zon komt namelijk achter het plasje op, dus
ik bedacht dat dat mooie tegenlichtopnamen kon opleveren. Na enkele bewolkte
ochtenden, was er een heldere zonsopgang voorspeld. In het donker reed ik naar
het vogelplasje met de kijkhut. Het aantal zwanen was niet zo groot als
tijdens mijn eerste bezoek. In de verte dreven enkele vogels. Maar al snel
deden de aantallen er niet meer toe, want een paartje begon elkaar het hof te
maken. Nu eens om en om en dan weer volledig synchroon dipten ze hun snavels
in het water, met sierlijke bewegingen. Uiteindelijk paarden ze, waarna ze hun
band bevestigden door uit het water op te rijzen en knus tegen elkaar aan te
vlijen. Daarna was het tijd om te rusten, badderen en de veren te poetsen.
Inmiddels was nog een flinke groep jongelingen aan komen vliegen, dus ook met
de aantallen kwam het goed.
Ik hoef er deze keer niet veel woorden aan te wijden, je moet er vooral zelf
naar kijken.
In de plas bij de vogelhut in het Spookverlaat houdt zich momenteel een flinke groep knobbelzwanen op. Zo veel dat je met recht kunt spreken van een zwanenmeer. Knobbelzwanen staan bekend als zeer territoriale broedvogels maar in hun
eerste levensjaren, tijdens de rui en in de winter houden zij er vaak een meer
sociale levenswijze op na. Nadat jonge knobbelzwanen in september vliegvlug zijn geworden blijven ze vaak nog enige tijd bij de ouders in het territorium. In de loop van de winter worden ze door de ouders verjaagd. De jongen verzamelen zich dan in groepen, samen met knobbelzwanen die nog geen territorium bezitten, zoals sub-adulte vogels. Jonge zwanen herken je aan de laatste vegen grijs in het verenkleed en een roze snavel. Zo'n groep kreeg ik voor de lens op een zonnige lentedag. Toch werd er hier en daar geflirt, een teken dat er ook zwanen in de groep zwommen die al uit zijn op een serieuze verbintenis, daarover de volgende keer meer. Knobbelzwanen hebben door hun omvang weinig natuurlijke vijanden. Als ze als jonkie niet gepakt worden door een snoek of ander roofdier, dan vormt een strenge winter met dichtgevroren wateren hun voornaamste levensbedreiging. Daar komt nog een ander aspect bij. Sinds de jaren 90 is bekend dat knobbelzwanen hun legdatum en legselgrootte laten afhangen van de gemiddelde temperatuur in de winter voorafgaand aan het broedseizoen. Na een koude winter leggen veel vrouwtjes later of zelfs helemaal niet. Aangezien we al lang geen strenge winters meer hebben gehad, zie ik de knobbelzwanenstand hier in de polders elk jaar toenemen.
Het zwanenmeer
De meeste Nederlandse knobbelzwanen komen voor in de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland. Dit heeft twee oorzaken: de voorkeur van de vogels voor veenweidegebieden en de zwanendriften uit het verleden. Vroeger werden in het boerenland geleewiekte (leewieken = kortwieken van de vleugels waardoor de vogels niet meer kunnen vliegen) knobbelzwanen gehouden voor de handel en productie van vlees en veren. Toen het fokken van zwanen steeds minder lucratief werd, werden de jongen niet meer gevangen of geleewiekt. Ze vestigden zich in de buurt en vormden daarmee de basis voor de nu vrij levende populaties. Tot en met mei kunnen grote groepen onvolwassen knobbelzwanen (tot 5 jaar) rondzwerven en foerageren op graslanden, percelen met wintergraan en koolzaadvelden. Hierbij kunnen ze belangrijke schade veroorzaken door vraat, vertrapping en bevuiling. De omvang van de fouragerende groepen varieert van enkele zwanen tot meerdere tientallen, tot 90 aan toe. In de zomer vertrekken ze naar groot, open water om vervolgens in het najaar, als de waterplanten niet meer groeien, terug te keren naar de binnenlanden.
Behalve knobbelzwanen verbleef er op het eilandje in de plas een stelletje nijlganzen met jongen. Flink wat grauwe ganzen maakten er toilet. Eén paartje maakte daarbij vlak na elkaar een soort koprol in het water, gedrag dat ik nooit eerder had gezien, maar dat er heel vermakelijk uit zag. Let er maar eens op in het filmpje!
Klik hier om het filmpje van deze week te bekijken.
In mijn volgende blog: een romantische ochtend in het zwanenmeer.
In het paasweekend maakte ik een wandeling rond het Spookverlaat in Alphen aan den Rijn. Hier vind je een oude houtkade met een bijzondere geschiedenis, omgeven door verschillende waterplasjes en een vogelhut. De komende weken kun je enkele filmpjes zien, die ik in dit gebied maakte. Op mijn lentewandeling zag ik ontluikend groen en bloesem, vlinders (dagpauwoog, bont zandoogje en koolwitje) en er was vogelzang alom. Langs het pad naar de vogelhut was een stukje heg gevlochten van levende meidoorn, zo te zien was dat nog niet lang geleden gebeurd. Het vlechten van levende heggen is een ambacht die je vooral in Brabant en Limburg tegenkomt. Deze traditie behoort tot het Unesco immaterieel erfgoed, daarom wil ik daar vandaag iets meer over vertellen.
Vlechten met levende meidoorn
Een kort geschiedenislesje
Heggen van dood of levend hout worden al meer dan 2.000 jaar gevlochten om het vee in de wei of buiten de akker te houden. Dat weten wij dankzij de schrijver van Julius Caesar die hier een uitgebreide beschrijving van gaf. Archeologische vondsten laten zien dat het vlechten van heggen met hazelaartakken en andere materialen zelfs al veel eerder in de historie plaatsvond, maar daar zijn geen schriftelijke bewijzen van. De ommekeer van dode omheiningen naar levende vlechtheggen kwam met het groeiend tekort aan hout. Om de sterk groeiende bevolking te kunnen voeden werd er veel bos omgezet in akkers en weilanden. Ook ontstond een groeiende vraag naar bouw-, gerief- en brandhout. Nog bestaande bossen waren veelal in handen van de adel die hun bezittingen beschermde tegen houtroof. Voor hen was het behoud van de bossen ook belangrijk als jachtgebied. Er dreigde overal een tekort aan hout.
Er ontstond het besef dat de omheiningen van dood hout jaarlijks veel hout vroegen dat langzaam wegrotte op de akkers. Door de aanleg van levende heggen kon men niet alleen besparen op hout, als men slim omging met het beheer van de heggen konden deze heggen ook nog hout leveren. Uit die tijd stamt dan ook het gezegde: “Dode omheiningen kosten hout, levende omheiningen leveren hout”.
De oorspronkelijke vlechtheggen bestonden meestal uit doornige struiken, met name meidoorn, die met een speciale techniek in elkaar werden gevlochten om de heggen ondoordringbaar te maken voor het vee. Heggenvlechten was dus vooral functioneel, maar in tuinen van landgoederen en kloosters werden wel siervlechtwerken in heggen aangelegd. Het vlechten van heggen heeft in het verleden niet alleen in Nederland maar in geheel West Europa, met name in Engeland, Duitsland, België en Frankrijk, een belangrijke functie gehad.
Meer over de interessante historie van de vlechtheg kun je lezen op deze site.
Hoe werkt heggenvlechten met levend materiaal?
Bloeiende meidoorn
Het heggenvlechten was een speciaal ambacht dat gedaan werd door de boer, de boerenzoons of boerenknechten. Daarnaast waren er mensen die zich gespecialiseerd hadden in dit vlechtambacht en in de winter bij boeren de heggen vlochten. Deze heggenvlechters, ook wel heggenleier of heggenlegger genoemd, waren vaak keuterboeren die als aanvulling op de inkomsten uit het boerderijtje gingen vlechten. Tegenwoordig wordt het werk vooral door vrijwilligers gedaan. Maasheggenvlechters gebruiken uitsluitend handgereedschap en werken alleen in de winterperiode. Er wordt vooral in ‘hoog Nederland’ (Noord-Brabant en Limburg) in deze stijl gevlochten. Als de stammen van de heg polsdik zijn, is de heg klaar om gevlochten te worden. Eerst wordt de heg flink gesnoeid, zodat de vlechter er goed bij kan. De vlechter gebruikt zogenaamde liggers en staanders. De liggers worden schuin ingezaagd met een snoeizaagje of, voor de geoefende vlechters, een traditionele hiep. De verbinding met de sapstroom (een stukje bast en hout) is minimaal anderhalve centimeter dik en mag niet gebroken zijn. De ingezaagde ligger wordt onder een hoek van tachtig graden gebogen en tussen de staanders gevlochten. Staanders staan ongeveer elke meter en worden op een hoogte van honderdtwintig à honderddertig centimeter ingezaagd en gevlochten.
Hiepen, gereedschap voor heggenvlechten Bron: Felix Blum, wikimedia
NK Maagheggen vlechten
Om de kennis en traditie in ere te houden, vindt er jaarlijks een Nederlands kampioenschap Maasheggenvlechten plaats, georganiseerd door Stichting Landschapsbeheer Boxmeer. Door de coronapandemie konden de wedstrijden de afgelopen jaren niet doorgaan, maar dit jaar werd op 13 maart een kleinschalige editie (zonder publiek) gehouden. Een kort verslag op de website van de stichting:
"Zoals gebruikelijk in de 15 voorafgaande edities vond het kampioenschap plaats op de tweede zondag van maart. Op een prachtig zonnige 13 maart werd er gevlochten door 36 teams. Bijzonder dit jaar was dat er zes universiteitsteams deelnamen aan het kampioenschap. Drie studententeams vertegenwoordigden de universiteit van Wageningen en de drie teams de Radboud universiteit uit Nijmegen. Mooi dat mede hierdoor eerste stappen zijn gezet om het ambacht van het heggenvlechten en daardoor het in stand houden van het mooie Maasheggenlandschap doorgegeven kan worden aan de volgende generatie.
De 36 teams zorgden ervoor dat het Maasheggengebied 300 meter gevlochten heg rijker geworden is. De jury stond na 5 uur vlechten voor de moeilijke taak een winnend team aan te wijzen. Door alle deelnemers werd vol inzet gesnoeid, gezaagd en gekapt om uiteindelijk een mooie en sterke heg te vlechten."
In het filmpje van deze week zie je een klein stukje levende meidoornheg, die nu prijkt in de Hollandse polder. Wie weet wordt dit een goede traditie. Want behalve dat het hout bespaart en mensen en dieren 'binnen de perken houdt', is het een heerlijke schuil- en broedplaats voor vogels en kleine (zoog)dieren. De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap heeft berekend dat de randen van Nederlandse akkers en weilanden 200.000 kilometer lang zijn. Dat is vijf keer de aarde rond. In hun deltaplan ijveren ze voor houtwallen, sloten, heggen, singels en andere vormen van ‘groen en blauw’ op die randen om zo de natuur weer te verlevendigen.
Dat was veel leeswerk in mijn blog deze week, voor degenen die vooral willen genieten van zo'n houtwal en de uitbundige lente: klik hier om het filmpje van deze week te bekijken.