vrijdag 14 januari 2022

Twee uurtjes winter

Rijp op brandnetels

Tot op heden hebben we twee uurtjes winter gehad. Eind vorig jaar was het net voor zonsopgang gaan vriezen en ik moest er snel bij zijn, want de dooi trad rap in op plekken waar de zon scheen. Even genieten van de heerlijke 'crispy' sfeer van vorst! De hemel was blauw en boven het water steeg waterdamp op. In tegenlicht zweefde het langzaam weg en omhulde een vissende aalscholver, wilde eenden en een stelletje nijlganzen in hun fraaie verlovingskleed. Even later kwam de aalscholver uit het water en ging op het eilandje in een boom zitten met zijn vleugels wijd gespreid. Dat doet-ie om zijn veren te drogen. Om diep en lang te duiken hebben deze vogels geen waterafstotende vetlaag rond hun veren. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Met hun doorweekte verenpak is er minder opwaartse druk en kunnen ze makkelijker onder water blijven. Nadeel is wel dat ze naderhand hun veren moeten föhnen :). Met gespreide vleugels drogen ze hun veren in zon en wind. 

Aalscholver droogt zijn veren

De vraag is dan natuurlijk of hun veren niet bevriezen in een koude winter als ze zo lang nat blijven. Dat schijnt erg mee te vallen; zo nu en dan klapperen met de vleugels is voldoende om ijsvorming tegen te gaan. 

Al voor de kerst zagen we aalscholvers op de nesten zitten bij de Geerplas in Langeraar. Dat lijkt elk jaar weer een tikje vroeger te gebeuren. Veel aalscholvers brengen tegenwoordig in Nederland twee nesten groot; één in februari en één in april. Zoals uit de beelden blijkt overwinteren ze hier ook. Uit het boek Nederlandsche Vogelen begreep ik dat dat vroeger niet zo was. De aalscholvers overwinterden volgens de inzichten destijds in IJsland en kwamen in februari of maart pas naar ons land. Ze broedden toen maar éénmaal per jaar. In maart en april begon de nestbouw en de broedtijd was vier weken. Als een deel van het legsel werd weggehaald, bleven de aalscholvers eieren leggen tot het aantal was aangevuld. Een raar experiment zul je zeggen, maar dat kwam door de broodbakkers. Die hadden ontdekt dat aalscholvereieren de beste eieren waren om beschuit mee te maken! Als de eieren uitgekomen waren, werd een deel van de jongen gedood en verpatst aan 'de gewone man' om op te eten. Tegenwoordig broeden de aalscholvers vooral in bomen, maar de waarnemingen in het boek betreffen nesten op riet en biezen in het water. Jaar op jaar kwam er een nieuwe laag grassen en drek bij. Voor mensen was het niet mogelijk daar over te lopen, maar met een bootje er langs varen kon natuurlijk wel. De auteur heeft zijn beschrijving gebaseerd op waarnemingen in de Wolle foppen-polder. Ik heb eens nagezocht waar die was en dat blijkt bij Rotterdam te zijn. Volgens het archief van het Hoogheemraadschap van Schieland: 'de polder Wollefoppen werd opgeheven bij Statenbesluit van 12 november 1873, nr. II, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 december 1873, nr. 20, en opgenomen in de bedijking en droogmaking van de polder Prins Alexander'. Ik heb twintig jaar gewerkt in een kantoorgebouw in die polder (er is tegenwoordig ook een groot winkelcentrum: Alexandrium). Dat leefgebied is voor de aalscholver verloren gegaan. Maar eieren rapen en jongen om zeep helpen is er niet meer bij, want zoals alle Nederlandse vogels zijn aalscholvers bij de wet beschermd. Ik vond deze prachtige prent van de Wolle foppenpolder op internet uit het archief van de Universiteit van Amsterdam (klik hier), gemaakt rond 1770. Ik zie een grote groep lepelaars op vergelijkbare lage nesten zitten. De donkere vogels die zwermen op de achtergrond zijn misschien de hier beschreven aalscholvers. De prent is gemaakt door Cornelis Nozeman, die ook meewerkte aan Nederlandsche Vogelen. Een prachtig kijkje in het verleden! 

Geniet even van een sprankje winter in het heden in het filmpje van deze week door hier te klikken.





Geen opmerkingen: