Nu de winter langzaam overgaat in de lente, gebeurt er weer wat in de natuur. De eerste bloemen bloeien, na de sneeuwklokjes zie ik nu overal het gele klein hoefblad met zijn ronde bloemhoofdjes en de eveneens gele sterretjes van het speenkruid. De blauwe reigers en ooievaars zijn al bezig met hun nesten en spechtenroffels klinken alom. Vorige week heb ik aandacht besteed aan ooievaarsnesten en vorig jaar wijdde ik een blog aan de nestelende blauwe reigers. Vandaag wil ik daarom stilstaan bij slimme aanpassingen van sommige vogels.
De ogen van de reiger zijn beter dan de duurste cameralens
Blauwe reiger
De blauwe reiger vangt zijn diner door doodstil te wachten en op het juiste moment bliksemsnel toe te slaan. Hij wordt daarbij geholpen door zijn uitstekende gezichtsvermogen, dat drie keer gedetailleerder is dan dat van ons, met een zeer goede diepte-waarneming. De ogen hebben een ingebouwde "zoomlens" waardoor de vogel onmiddellijk kan schakelen tussen telescopisch en macrozicht, dat waarschijnlijk even goed of beter is dan onze duurste cameralenzen. Als wij mensen in dezelfde situatie zouden verkeren als de reiger, zouden de meesten van ons verhongeren. Starend in het water zouden we niks zien door de schittering, de beweging van het oppervlak en onze eigen weerspiegeling. Zelfs als we een vis konden zien, zouden we de exacte locatie moeilijk kunnen beoordelen omdat het gebroken licht onze kijkhoek zou verstoren. De reiger heeft een ingebouwd polarisatiefilter om de schittering en reflecties uit het water te filteren. Vogels die heimelijk van boven het water vissen, moeten voor de lichtbreking corrigeren, vooral wanneer de vissen onder een hoek worden waargenomen. Ze zijn succesvoller in het vangen van vis wanneer er onder een scherpe hoek een prooi wordt geslagen, waarschijnlijk omdat de prooivissen de vogel vanuit die hoek niet kunnen zien. Een andere theorie is dat reigers werken met zo’n scherpe aanvalshoek omdat het verschil tussen de schijnbare en echte prooidiepte dan het kleinst is.
Grote bonte specht Jos Zwarts - CC BY-SA 4.0, wikimedia
Een roffelende specht krijgt geen hoofdpijn
De grote bonte specht in de film van deze week probeert vrouwtjes te attenderen op zijn aanwezigheid door te roffelen op een dode boomstam. Spechten doen dat met een snelheid van zeven meter per seconde. Wanneer wij mensen met dezelfde snelheid als de specht tegen een boom aan zouden rammen, is de kans groot dat dat ons – letterlijke en figuurlijk – de kop kost; onze hersenen botsen tegen de schedel met alle gevolgen van dien. Maar de spechten lijkt het niet te deren, hun relatief kleine hersens zitten heel stevig in de schedel zodat ze geen kant op kunnen. Daarnaast hebben ze nauwelijks vocht rondom de hersenen die de schokgolven door kunnen geven. Een andere aanpassing is de vorm van de hersenen: die van de specht zijn heel glad waardoor schokgolven ook weer minder grip hebben dan bij onze kronkelige grijze cellen. Tenslotte spant de specht vlak voor de roffel zijn spieren, zodat de beenderen de schok opvangen en langs de hersenen leiden. Poolse onderzoekers hebben overigens vastgesteld dat spechten allemaal hun eigen roffel hebben!
Bekijk de dieren in het filmpje van deze week en bedenk welke slimme aanpassingen er zitten in die vogelkoppies! (E-mailabonnees klik hier).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten