Beukenbladeren, bloemen en zaden By Brandt, Wilhelm; Gürke, M.; Köhler, F. E.; Pabst, G.; Schellenberg, G.; Vogtherr, Max. - https://www.biodiversitylibrary.org/pageimage/303628, wikimedia
Midden oktober zag ik steeds meer herfstsignalen in het park; een boompje bezweek bijna onder het gewicht van de sierappeltjes en bladeren begonnen te verkleuren. Gek genoeg niet overal; ik zag een beuk met gele bladeren en een aantal die nog erg groen waren. De beuken in het park zijn nog niet erg groot, dat komt omdat ze langzaam groeien. Ze worden meestal rond de 150 jaar, met uitschieters tot het dubbele, en pas vanaf hun 50ste maken ze zaden. Ook daarvoor nemen ze de tijd, ze bloei(d)en maar eens in de vijf tot acht jaar. De 'd' staat tussen haakjes omdat daar de laatste jaren verandering in is gekomen. Van 2013 tot 2019 leverden de beuken elk jaar bloemen en nootjes. Warmte had daarop meer invloed dan droogte: hoe warmer de winter en zomer, hoe meer beukennootjes er aan de takken bungelden. In het park zag ik nu alleen nog de lege napjes liggen. Er was geen beukennootje meer te bekennen. Die nootjes barsten van de eiwitten, koolhydraten, vetten en verschillende mineralen en zijn daarom populair bij veel dieren. Ongeveer één derde van het voedsel van wilde zwijnen bestaat uit beukennootjes. Een mannetjeszwijn weegt ergens tussen de 60 en 180 kilo en een beukennootje weegt tegenwoordig een schamele twee gram. Overigens is dat ruim het dubbele vergeleken met de negentiger jaren van de vorige eeuw. Dit wordt allemaal uitgezocht door het Nederlands Instituut voor Ecologie, dat elk jaar een heuse beukennotenindex bepaalt. Al ruim 35 jaar lang worden beukennoten op het Nationaal Park de Hoge Veluwe verzameld om de oogst van beukennoten te bepalen. Hierbij worden elk jaar eenmalig in oktober ongeveer 30 bomen bezocht waar in vier vierkantjes van 25 bij 25 centimeter alle beukennoten worden opgeraapt om mee naar het lab te nemen. Het totale gewicht van de volle (bevruchte) noten bepaalt de beukennotenindex. Het instituut heeft ook uitgevogeld dat koolmezen het beter doen in een goed beukennotenjaar. Hiervoor houden ze al sinds 1955 de 'burgerlijke stand' bij van koolmezen. In vier gebieden in Nederland kijken de onderzoekers welk vogeltje wanneer waar wordt geboren, hoe zwaar hij is bij het uitvliegen en wie de ouders, broers en zussen zijn. En er blijkt dus een verband te zijn tussen goede beukennotenjaren en goede mezenjaren.
Ook de eekhoorn leeft op van beukennootjes: ze brengen in een jaar met veel nootjes een extra nestje groot. Muizen zijn verzot op deze zaden en de boommarter profiteert op zijn/haar beurt weer van het grote muizenaanbod; hun broedsucces is in zulke jaren groter. Vorig jaar viel er 1 miljoen kilo beukennootjes uit de bomen op de Veluwe, dat zijn er zo'n 500 miljoen stuks :). En dan zijn er nog veel meer beukenbomen verspreid over Nederland. Klein maar fijn, dat lijkt me op deze voedselbron dus wel van toepassing. Overigens zijn de nootjes voor mensen ook eetbaar, maar eet ze liever niet rauw of in grote hoeveelheden. Er zit een zweempje blauwzuur in. Dat gif verdwijnt overigens bij het roosteren. Je kunt het filmpje van deze week bekijken door hier te klikken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten