dinsdag 11 maart 2025

Schelpen zoeken: Noorse hartschelp, Zaagje en Otterschelp

De zee bij Rockanje

Een strandwandeling is altijd heerlijk, maar op een zonnige, nagenoeg windstille dag is het een extra mooie beleving. Natuurlijk speur ik naar schelpen in het zand. Waar het strand in Noordwijk vol ligt halfgeknotte strandschelpen en Amerikaanse zwaardschedes, vond ik bij Rockanje toch ook wat andere soorten.

De Noorse hartschelp bijvoorbeeld, is vrij zeldzaam op het strand, behalve in Zeeland en op de Wadden waar ze iets vaker te vinden zijn. 

De Noorse hartschelp (midden) is familie van de kokkel

Ze hebben een gladde, driehoekige schelp die wel 7,5 cm hoog kan worden. De 20 tot 30 ribbels zijn zeer oppervlakkig en soms alleen als tekening aanwezig (bij jongere exemplaren). Noorse hartschelpen leven in de Noordzee en in meer zuidelijke wateren tot de Kaapverdische Eilanden. Levende Noorse hartschelpen zijn lichtgeel bij de top met oranjerode vlekken en een bruingroene schijn, vooral aan de randen. Oudere aangespoelde kleppen zijn meestal grijs of bruin. Dit zijn vaak fossiele exemplaren, die stammen uit de Eemtijd. Ze zijn ongeveer 100.000 jaar oud. 'Verse' Noorse hartschelpen spoelen alleen aan na een flinke storm, zoals de storm Floriane in januari van dit jaar.  

Noorse hartschelp (boven)

De Noorse hartschelpen zitten ingegraven tot 100 meter diepte. Bijzonder is dat de schelp een mechanisme heeft om te springen: als een Noorse hartschelp snel weg wil komen is het net een onderwater-kangoeroe. Hij kan grote sprongen op de zeebodem maken door gecontroleerd water uit te persen. De dieren filteren fytoplankton en organische voedseldeeltjes uit het bodemwater. De dieren hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en produceren dus zowel zaad- als eicellen. Daarmee zijn ze een van de weinige tweeslachtige soorten binnen de familie van Europese kokkels, hartschelpen en doopvontschelpen (Cardiidae). Ze planten zich voort in het voorjaar en de zomer en leven ongeveer 3-5 jaar.

Verder speurend kwam ik ook een zaagje tegen. Deze soort is op alle Nederlandse stranden te vinden, maar is ook bepaald geen alledaagse vondst. Zaagjes hebben dunne, gladde schelpen met een gekartelde onderrand. Daar komt de naam vandaan :). Ik vind de kleur en fijne tekening van deze schelpjes erg mooi. Deze soort heeft een korte sifon (voor ademhaling en voedselopname), dus ze leven dicht bij de oppervlakte onder het zand. Door de stroming wordt de soort daardoor makkelijk losgewoeld. Met een grote, gespierde voet kunnen ze zich dan echter weer binnen enkele seconden ingraven.

Zaagje (midden)

Op zoek naar informatie over het zaagje kwam ik op NatureToday informatie tegen over de Landelijke Schelpenteldag op 22 maart 2025. Dan is er bijzondere aandacht voor het zaagje. Op die dag wordt geïnventariseerd hoe de verhouding is van aangespoelde linker- en rechterkleppen van het zaagje op Nederlandse stranden. Je zou verwachten dat je langs het hele strand linker- en rechterkleppen van schelpen in vergelijkbare hoeveelheden zou kunnen vinden, maar uit een eerdere inventarisatie van de Vlaamse schelpenteldag blijkt dat je op het ene strand vooral linkerkleppen vindt, en op een ander strandvak de rechterkleppen meer voorkomen. 

Ik ben eens benieuwd wat dit onderzoek gaat opleveren. En vooral zou ik willen weten (zoals altijd :)) waarom dit zo is. Maar ja, waaromvragen over de natuur zijn niet altijd goed te beantwoorden. 

Een andere dunne schelp die ik tijdens de wandeling aantrof is de otterschelp; de zeldzaamste om te vinden van de drie. De soort komt langs de Midden- en Zuid-Europese kusten voor tot in Zuid-Afrika. Sinds 2003 worden de schelpen wat vaker in Nederland gevonden. De otterschelp is een zogenaamde 'klimaatopschuiver': een oorspronkelijk meer zuidelijke soort, die mede door de opwarming van het zeewater nu ook in ons land voorkomt. 

Otterschelp (midden)

De otterschelp spoelt meestal in de winter en het voorjaar aan. De schelp kan tot twaalf centimeter breed worden, is wit gekleurd en met een schilferig bruingroen laagje (dat is er bij de schelp op bovenstaande foto al van af gesleten). Bij leven zitten deze schelpdieren tot dertig meter diepte, ingegraven in modderige bodems. Natuurlijk was ik benieuwd hoe deze schelp aan zijn naam komt. Dat is volgens NatureToday waarschijnlijk te wijten aan een foutje. Linnaeus gaf twee gelijkende schelpen de namen arenaria en lutraria. Dat eerste komt van het woord zand, en het tweede van otter. Maar waarschijnlijk is er per ongeluk een 'r' te veel ingeslopen: lutaria, zonder r dus, betekent namelijk slijk of modder. Dat is waar deze schelp leeft. Naast otterschelp gebruiken we in Nederland ook wel als andere naam: ovale slijkschelp. 

We bleven nog even genieten van de zonsondergang op het inmiddels stille strand. Het was een prachtige wandeling!

Geen opmerkingen: