zaterdag 1 november 2025

Kokkels hebben hittestress

Hollands duin bij Noordwijk

De dag voor de storm Benjamin ons land passeerde wandelden we door een zonnig Hollands Duin bij Noordwijk. De lucht was grotendeels blauw, de wind niet te hard en op het slangenkruid waren zowaar nog akkerhommeltjes actief. 

Akkerhommel op slangenkruid

Het was flink klimmen en dalen door de golvende duinen. Vergezichten en bospartijen wisselden elkaar af en uit-de-wind-in-de-zon was het flink puffen geblazen op deze oktoberdag. Het kwik steeg rond het middaguur naar 17 graden. We streken neer bij een strandtent om te lunchen. Tegen de tijd dat we aan de koffie toe waren pakten donkere wolken zich samen aan de zuidelijke horizon, als een voorbode van de storm die ons morgen te wachten stond.

Regen op komst

We besloten toch nog een stukje langs het strand te lopen. Er lagen niet veel schelpen, maar op één foto kon ik toch vier verschillende soorten vastleggen. Naast de Amerikaanse zwaardschede (de langwerpige schelp) zie je gebandeerde halfgeknotte strandschelpen, een nonnetje (met het roze puntje) en de geribbelde kokkel. De Amerikaanse zwaardschede, die - zoals de naam doet vermoeden - niet van nature in Europa voorkomt is een geduchte concurrent voor de kokkel, want hij eet de larven van de kokkels op. Daarmee komt de succesvolle voortplanting van de kokkels in gevaar. 
Dat is niet de enige bedreiging voor de kokkels. Door onze hetere zomers lopen deze weekdieren weefselschade op die tot de dood van de kokkels kan leiden. Op Eoswetenschap.nu las ik hier een artikel over. Net als mensen hebben kokkels te lijden onder celschade door UV-straling van de zon. En net als wij hebben ze daar herstellend vermogen voor. Maar dat herstelvermogen van de kokkels vermindert sterk onder invloed van warmte. Ze worden zwakker en beginnen te sterven. Zodra er kokkels gaan sterven kan de situatie snel verergeren. ‘Door de rotting komt er een zuurstoftekort in het water, en dat terwijl de schelpdieren koudbloedig zijn. Hoe warmer het wordt, hoe sneller het metabolisme van die beesten gaat. Als er dan geen zuurstof is, dan is dat dodelijk.’ , aldus de onderzoekers. 

Kokkel: in het midden

Dat de hete zomers van de afgelopen jaren de kokkel parten spelen, heeft veel te maken met zijn speciale plekje in de getijdenwateren. ‘Hij leeft vrij hoog op de platen en zit in de bovenste zeven centimeter van de bodem.’ Verkoeling moeten ze hebben van het opkomende water. Als ook dat al erg warm is, koelen ze te weinig af en kunnen ze minder goed de schade herstellen.’

Kokkels leven op geringe diepte in het zand

Tijdens een vakantie in Griekenland spoelden er twee levende kokkels aan op het strand. Bij levende kokkels zijn de kleppen gesloten en als je ze van opzij bekijkt zie je een hartvorm (soms worden kokkels daarom ook wel hartschelpen genoemd). De kokkels wilden er natuurlijk vandoor gaan, want een plastic bakje is niet hun normale leefgebied. Hierdoor konden we de knaloranje 'voet' van het dier goed bekijken. Deze voet is een spier die de kokkel kan uitsteken om zich uit zand te trekken of om dieper in de zanderige bodem te gaan zitten. Het dier gebruikt de voet om zich te verankeren en zichzelf te begraven, zodat het beschermd is tegen golven en roofdieren. Het voedsel wordt verkregen via sifo's (buisjes) die boven het zand uitsteken. Hiermee filtert de kokkel plankton en algen uit het water. Die zijn op de foto niet te zien. 

Levende kokkels, de onderste heeft zijn voet buiten de schelp gestoken

Als je kokkelschelpen op het strand vindt, zijn die lang niet altijd van recent gestorven dieren. In dat laatste geval zitten de kleppen meestal aan elkaar en zijn er vleesresten in de schelp te vinden. Veel kokkelschelpen op onze stranden zijn fossiel (dan zijn ze ze minimaal 10.000 jaar oud) of subfossiel, die zijn tussen de drie- en zesduizend jaar geleden dood gegaan. Al je een schelp tegen het licht houdt en het licht schijnt er doorheen, dan heb je waarschijnlijk een nieuwe schelp te pakken. Anders heb je een fossiel in handen. Onderstaande schelpen lieten in ieder geval geen licht door. De kokkels zoals wij die kennen leven al 2,5 miljoen jaar in de Noordzee. Dat is onvoorstelbaar lang. Hopelijk wordt de grond (en het water) hen niet te heet onder de voet(en), zodat ze nog lang in onze wateren kunnen vertoeven. 


woensdag 29 oktober 2025

Vliegenzwam en vliegende rendieren

Ik vind de herfst een mooi jaargetijde, zeker op zonnige, bijna windstille dagen. Bladeren krijgen een extra gouden gloed en spinnendraden flonkeren in het tegenlicht. Twee herfstverschijnselen wil ik elk jaar zien: glimmende mahoniekleurige paardenkastanjes en vliegenzwammen met hun spetterend rode hoed. Afgelopen weken zag je al mijn borduurwerk in wording: een ode aan de vliegenzwam. Dat is nu af, dus tijd om de vliegenzwam in de spotlights te zetten. 

Elk najaar ga ik op zoek naar vliegenzwammen

Vliegenzwammen zijn paddenstoelen die leven in symbiose (samenwerking) met bomen. Je vindt ze bij berken, tamme kastanjes, eiken, beuken, ook wel bij dennen en sparren. Voor het begin van de samenwerking tussen schimmels en planten moeten we zo'n 400 miljoen jaar terug in de tijd. Toen begonnen de groene planten aan hun opmars over het vasteland van de aarde. De eerste landplanten hadden geen uitgebreid wortelstelsel om water en voedingsstoffen op te nemen. Daar zorgden de schimmels voor met hun dunne en wijd vertakte schimmeldraden die ze rond de plantenwortels weefden. De schimmels waren in staat om water en mineralen op te nemen, maar voor koolhydraten waren ze afhankelijk van groene planten. Zo ontstond een samenwerking die nuttig was voor plant en schimmel. In de loop van de evolutie zijn op die manier heel gespecialiseerde samenwerkingen ontstaan van paddenstoelen en bepaalde planten en bomen. 

De vliegenzwam is niet te verwarren met andere paddenstoelen

Veel paddenstoelen zijn moeilijk op naam te brengen omdat ze erg veel lijken op andere soorten. Dat geldt niet voor de vliegenzwam: rood met witte stippen, daar is er maar één van. De kleur kan variëren van helderrood bij pas opgekomen paddenstoelen tot meer oranje bij volwassen exemplaren na een flinke regenbui. Het is familie van de uiterst giftige groene knolamaniet waarover ik onlangs een blog schreef. De vliegenzwam is ook giftig maar minder dodelijk (hoewel ik het niet uit zou proberen, want als een klein hondje een vliegenzwam eet kan dat fataal worden). Dat gif zit vooral in het rode deel van de hoed dat muscarine bevat. Van dat stofje wordt een vliegendodend middel gemaakt, daar ontleent de zwam zijn naam aan. 



Naast muscarine zitten er in de vliegenzwam ook muscimol, muscazone en iboteenzuur. Die stoffen kunnen bij inname leiden tot hallucinaties. Daarom valt de vliegenzwam onder de Opiumwet. Juist deze geestverruimende werking heeft er voor gezorgd dat sjamanen in Siberië en Amerika gebruik maken van deze paddenstoelen. Zweedse en Russische ontdekkingsreizigers keerden in de achttiende eeuw terug uit Siberië met verhalen over sjamanen, bezetenheid door geesten en zelfvergiftiging met felgekleurde paddenstoelen. Een Poolse reiziger genaamd Joseph Kopék was de eerste die in 1837 een verslag schreef over zijn eigen persoonlijke ervaring met de vliegenzwam.

Rond 1797, nadat hij twee jaar in Kamtsjatka had gewoond, werd Kopék ziek met koorts en hoorde hij van een plaatselijke bewoner over een "wonderbaarlijke" paddenstoel die hem zou genezen. Hij at een halve vliegenzwam en verviel in een levendige koortsdroom. "Als gemagnetiseerd" werd hij meegevoerd door "de meest aantrekkelijke tuinen waar alleen plezier en schoonheid leken te heersen"; prachtige vrouwen in het wit gekleed gaven hem fruit, bessen en bloemen. Hij ontwaakte na een lange en helende slaap en nam een ​​tweede, sterkere dosis, die hem terug in slaap wierp en het gevoel gaf van een epische reis naar een andere wereld. Hij herbeleefde delen van zijn jeugd, ontmoette vrienden uit zijn hele leven opnieuw en voorspelde zelfs uitgebreid de toekomst met zoveel zelfvertrouwen dat er een priester werd opgeroepen om getuige te zijn. 


In Lapland was de paddenstoel voor sjamanistische gebruiken zo gewild dat het verhaal gaat dat één vliegenzwam werd geruild voor een rendier. Die rendieren hadden overigens regelmatig vliegenzwammen op hun menu staan. Aangezien ze een deel van de werkzame stoffen uit plasten, werd die urine door mensen gedronken om zo een graantje mee te pikken van de hallucinerende werking. Intussen waren de rendieren natuurlijk ook onder invloed en zullen ze wat wankel op hun poten hebben gestaan. Zo ontstond de mythe van vliegende rendieren in het kerstverhaal. Misschien kwam dat ook doordat de menselijke gebruikers ze 'zagen vliegen' :). Afijn, dat is dus niets om zelf te proberen!


Tot slot is het altijd een discussie gebleven in hoeverre "Alice in Wonderland" gaat over de geestverruimende effecten van paddenstoelen. Er wordt gespeculeerd of de schrijver van het boek zelf ervaringen heeft opgedaan met de paddenstoelen of dat sommige delen van het boek puur zijn ontsproten aan zijn rijke fantasie: 
Alice, die door het konijnenhol reist, ontmoet een rups die op een paddenstoel zit en haar met een "loom, slaperig stemmetje" vertelt dat de paddenstoel de sleutel is tot haar reis door vreemde omstandigheden: "de ene kant maakt je langer, de andere kant maakt je korter". Alice neemt een stuk van elke kant van de paddenstoel en begint aan een reeks duizelingwekkende transformaties van grootte, waarbij ze de wolken in schiet voordat ze leert haar normale grootte te behouden door afwisselende happen te nemen. In de rest van het boek blijft ze de paddenstoel nemen: ze betreedt het huis van de hertogin, nadert het domein van de Maartse Haas en, tot slot, betreedt ze de verborgen tuin met de gouden sleutel.
We kunnen het niet meer navragen, want schrijver Lewis Carrol is in 1898 overleden. 

Wat de vliegenzwam betreft herhaal ik nog maar eens wat ik altijd zeg bij paddenstoelen: bekijk ze maar eet ze niet!

zaterdag 25 oktober 2025

Damhertenbronst en paddenstoelen in de Amsterdamse Waterleidingduinen

De weersverwachting voor de herfstvakantie zag er nat uit, maar vorige week zaterdag (en woensdag) waren een uitzondering op de regel. De parkeerplaatsen van de Amsterdamse Waterleidingduinen stonden bomvol, waarschijnlijk door een combinatie van drie dingen: het gunstige weer, de start van de  herfstvakantie en de damhertenbronst. In deze periode laten vooral de mannetjesherten zich goed zien. Ze moeten een territorium afbakenen en verdedigen en daarnaast zoveel mogelijk hindes zien te interesseren voor hun harem. Alleen zo kunnen ze hun genen doorgeven aan een nieuwe generatie damherten (via deze link kun je alle blogs lezen die ik heb geschreven over damherten, inclusief filmpjes van de bronst waarin je ook het burlen kunt horen). 

Voor we de eerste herten hoorden burlen sprongen de verse paddenstoelen al in het oog. Porseleinzwammen beginnen hun groei als kleine grijze bolletjes (kijk onderaan bij de steel van de rechterpaddenstoel) op levende beuken die het al zwaar hebben, of op dode beukenstronken. Vrij vlug pompen ze hun vruchtlichaam op met een glanzend doorschijnende hoed die kan wedijveren met Chinees porselein. Lang duurt dit niet, ze worden al snel bruin en slijmerig. Maar vandaag waren ze op hun hoogtepunt. 

Porseleinzwammen

In een donker maar door de zon beschenen hoekje lichtten gewone zwavelkopjes op. Dat is een van de meest algemeen voorkomende opruimers van dood hout in bossen en parken. De smaak is erg bitter en dat is maar goed ook. Want als je de paddenstoel eet kan dat leiden tot misselijkheid, diarree en zelfs tijdelijke blindheid en verlamming. De plaatjes aan de onderkant van de hoed zijn eerst geel, ze verkleuren van groen naar olijfbruin als de sporen rijp zijn. Maar dat laatste gebeurt niet bij alle exemplaren. Sommige zwavelkopjes zijn steriel en maken geen sporen. Dan blijven de plaatjes geel. 

Gewone zwavelkop

We naderden inmiddels het kerngebied waar de bronst zich afspeelt. We hoorden geburl (bij damherten heet dit eigenlijk 'knorren') maar we zagen niet meer dan schimmen tussen de bomen. Het eerste hert dat we goed in beeld kregen was eentje die zijn dorst kwam lessen in één van de kanalen. Tijdens de bronst eten mannetjes nauwelijks tot niet, omdat ze hun plek en harem moeten bewaken. Ze vallen dan ook vele kilo's af in een paar weken tijd. Maar een slokje water ging er wel in. Op onderstaande foto kun je ook goed zien dat de nek van de mannetjesherten in deze periode heel dik is. Tijdens de bronst neemt het testosterongehalte bij mannelijke herten sterk toe. Dit leidt tot een aanzienlijke zwelling van de nek, ook wel een "speknek" genoemd, en een grotere adamsappel. De dikke nek, samen met het gewei, is een visueel signaal van kracht dat herten gebruiken om vrouwtjes te imponeren en andere mannetjes af te schrikken. 

Drinkend damhert

Even verderop waren we getuige van een ontmoeting tussen twee herten. Natuurlijk hoopten we op een gevecht, maar het bleef bij dreigen en aftasten. Uiteindelijk dropen ze beide in een andere richting af. 

Twee damherten die niet tot een gevecht kwamen

Eén hert vertrok burlend. Het burlen een uiting van dominantie: het benadrukt de kracht van de mannetjes en hun drang om de grootste harem te verzamelen. De diepe burlgeluiden dienen als een soort lokroep om vrouwtjes te trekken, met als uiteindelijk doel succesvolle voortplanting. Het geluid waarschuwt andere mannetjes juist om uit de buurt te blijven. Dit voorkomt mogelijk gevechten, maar kan ook een directe uitdaging zijn om een gevecht aan te gaan. Door te burlen bakenen de mannetjes hun territorium af en informeren ze andere herten dat dit hun gebied is. 

Burlend damhert

De damherten maken een bronstkuil door met hun hoeven in het zand te schrapen. Ze urineren in de kuil en wentelen zich in het zand met de urine om de geur aan zich te hechten en zo goed mogelijk te verspreiden. We roken de penetrante lucht regelmatig, want rond het bos bij het Vliegermonument zagen we talloze bronstkuilen met herten. 

Damhert in bronstkuil

De meeste herten hadden hun territoriumstrijd al gestreden en lagen nu te rusten in hun kuil. De echte actie komt tijdens de nacht, dan komen de hindes uit het bos te voorschijn om zich te laten dekken. 

Rustend damhert in afwachting van een actieve nacht

Ook dit weekend kun je nog gaan kijken naar bronstverschijnselen, want de bronst duurt meestal tot eind oktober. De met oranje plaatjes gemarkeerde wandelroute brengt je bij het Vliegermonument. Hier zul je zeker bronstkuilen en herten zien. 

Bruinrode heidelibel op een parasolzwam

Niet alleen de herten rustten lekker uit, maar ook een bruinrode heidelibel. Dit insect had een parasolzwam als rustplaats gekozen. Ik denk dat we wel meer dan vijftig exemplaren van de parasolzwammen hebben gezien, sommige zo groot als een pannenkoek. 
Het was weer een heerlijke herfstwandeling. Na afloop konden we zelfs nog lunchen op een terras, uit de wind in het zonnetje!






woensdag 15 oktober 2025

Eetbare en minder eetbare dingen in het voedselbos van Huizen

Door een reeks van toevalligheden was ik afgelopen weekend aanwezig bij de laatste rondleiding van 2025 in het Voedselbos Huizen. Een enthousiaste vrijwilliger maakte ons deelgenoot van alle successen en leerpunten van het nog jonge voedselbos in het Huizer stadspark, dat zich op de schrale zandgrond moet gaan ontwikkelen. Fruit, noten, mispels en andere snoeperijen uit de natuur moeten hier straks een levendig bos vormen voor mens en natuur.

Op weg naar het voedselbos vanaf de parkeerplaats vielen meteen al de herfstkrokussen op, als een sprankje lente in het najaar. Zoals je op onderstaande foto ziet is het verschil met voorjaarskrokussen dat er geen blad aan de krokus zit. Dat komt pas in het voorjaar. Verder springen de sierlijke vertakte oranje stijlen in het oog. Door de bladloze groei wordt de herfstkrokus vaak verward met de uiterst giftige herfsttijloos. Maar die behoort tot een heel andere plantenfamilie. 

Herfstkrokus

Herfstkrokussen hebben drie meeldraden, herfsttijloos zes. En van die laatste zijn de stijlen rechttoe rechtaan en niet zo kunstig als die van de herfstkrokus. 


Opvallend was de herfstkrokus die zich een weg door een zuringblad had gebaand; alsof ze toch behoefte had aan blad om zich heen :).

En daarmee komen we op de volgende waarneming: de zuringuil. De vliegtijd van de bruin/witte vlindertjes (april tot half oktober) zat er net op voor dit jaar, maar een kleurrijke rups bevond zich nog op de waardplant. De rups wilde zich misschien nog even goed volproppen, want rond half oktober spint hij zich in in een cocon. De winter brengt-ie in die cocon door tussen de bladeren in de strooisellaag. 

Zuringuil rups

Zuringuil (vlinder)
Foto: Ben Sale from Stevenage, UK - [2289] Acronicta rumicis,
CC BY 2.0, Wikimedia

Op het grondgebied van het voedselbos staat een enorme eik. Eerder tijdens de rondleiding zagen we bij jonge eiken al knikkergallen. Onder deze majestueuze boom lagen knoppergallen. Die kende ik alleen uit het boekje, dus ik was blij om ze eens in het echt te zien. De gal wordt geproduceerd door een galwesp, die met haar legboor een eitje legt tussen de eikel en het napje. Tegelijk met het eitje brengt de galwesp een stofje in de eikel die tot een woekering van het weefsel leidt: de gal. Eerst is die gal groen en later verdroogt het tot bruin. Afhankelijk van het aantal larven binnenin is de gal grilliger van vorm. Hoewel de naam anders doet vermoeden, legt de galwesp het eitje dus niet in een knop van de boom. Het woord knopper is waarschijnlijk afgeleid van het Duitse woord "knoppe", een soort vilten pet of helm met een vorm die lijkt op die van de gal. Die petten werden gedragen in de 17e eeuw .

Knoppergallen: nog vast aan de eikel (onder) en los (boven)

Op de bodem van de gal bevindt zich een 2 mm grote ruimte. In deze binnengal leeft de larve. 

Binnenkant van de knoppergal
Foto: Bj.schoenmakers - Own work, CC0,
Wikimedia

In de knoppergallen zitten alleen vrouwelijke wespjes, die zijn in staat om zich ongeslachtelijk voort te planten. De seksuele gallen van deze soort ontwikkelen zich in de lente, ze bevatten zowel mannelijke als vrouwelijke dieren en zijn veel onbekender en maar 2,5 mm groot.

Terwijl de excursie afgesloten werd, viel mijn oog op een kring van paddenstoelen onder de eik. De ObsIdentify app wist met 100% zekerheid te melden dat het om de uiterst giftige groene knolamaniet ging. En dat uitgerekend in een voedselbos! 

Niet om te eten: groene knolamaniet

De paddenstoel ruikt enigszins honingachtig en wordt in het Engels death angel of death cap genoemd. Recent kwam deze paddenstoel in het nieuws omdat in Australië een vrouw Beef Wellington had gemaakt met deze paddenstoel om haar ex-man en schoonfamilie te vermoorden. Haar ex overleefde het omdat hij niet was komen opdagen. Voor haar schoonouders en een tante van haar ex-man werd de lunch fataal. De enige overlevende (een oom) gaf aan dat de moordenares zelf een ander kleur bord had en niemand mocht helpen met opscheppen. Bij nader inzien een teken aan de wand.
Dertig tot vijftig gram van deze paddenstoel is een dodelijke portie, binnen een aantal dagen treedt lever- en nierfalen op met de dood tot gevolg. 

De paddenstoel in het voedselbos stond er tamelijk 'onschuldig' bij, niet bepaald met een waarschuwingslabel 'ik ben de giftigste paddenstoel ter wereld'. Door zijn lichte kleur lijkt hij in een bepaald stadium op een eetbare champignonsoort. Hieruit blijkt maar weer dat je met paddenstoelen altijd moet opletten: kijken en niet aankomen!



 

woensdag 8 oktober 2025

Op paddenstoelenjacht

Ik ben er in de afgelopen weken regelmatig op uit getrokken om paddenstoelen te zoeken. Maar door het aanhoudend droge weer was er weinig te zien op dat gebied. Nu de herfstbuien over Nederland getrokken zijn, maakten we meer kans om wat paddenstoelen te vinden. Het Gouwebos is daarvoor een hotspot in onze buurt. Vorig jaar troffen we daar letterlijk duizenden vruchtlichamen van de honingzwam aan. Nu liepen we over hetzelfde paadje en er was geen honingzwam te bekennen. We hadden echter het vermoeden dat deze zwam ondergronds nog steeds alom aanwezig was. Gelukkig was er allerlei ander moois te zien. 

Het gewoon ijsvingertje is in Nederland en België een algemene verschijning. Maar hoe komt het dat ik het nooit eerder heb ontdekt?? Om te beginnen misschien door het formaat. De 'vingertjes' zijn maar 1 millimeter hoog en staan in groepjes, een soort kransjes van 1 centimeter doorsnede.

Gewoon ijsvingertje

IJsvingertjes zijn geen paddenstoelen maar slijmzwammen, net als de heksenboter waar ik eerder over schreef. Als je er met een loepje naar kijkt dan zie waarom ze ijsvingertjes heten: ze hebben een grijswitte kleur en zijn waterig doorschijnend, maar smelten niet :). Niet alleen in onze streken zijn ze algemeen, je vind ze van de noordpool tot in de tropen!

Gewoon ijsvingertje close up
Foto: Alan Rockefeller - https://www.inaturalist.org/photos/342355226,
CC BY 4.0, Wikimedia

Op naar de gewone paddenstoelen. Op verschillende plaatsen roken we de penetrante aasgeur van de grote stinkzwam. Het lukte maar op één plek om ook de paddenstoel zelf te vinden dankzij mijn man als superspeurder. 

Grote stinkzwam

De stinkzwam kruipt letterlijk uit een ei. Hoewel de paddenstoel zich daaruit bevrijdt met een eitand is het geen ei dat door een kip is gelegd maar een 3-6 centimeter grote knol. In enkele uren groeit een 10–20 cm lange poreuze en holle steel. Op de hoed van de paddenstoel zit een groene slijmerige sporenlaag die flink ruikt. De stank trekt vliegen en kevers aan die voor de verspreiding van de sporen zorgen. Die hadden hun werk al gedaan bij het exemplaar dat wij vonden. De hoed was inmiddels lichtgeel en heeft een patroon dat wel wat op morieljes lijkt.

De elegante grauwgroene hertenzwam stond balancerend op een takje. De paddenstoel leeft van dood hout en helpt zo de afvalberg in bossen te verkleinen.

Grauwgroene hertenzwam

De zwam bevat de stof psilocybine. Als je dat eet dan kunnen er bewustzijnsstoornisen en roesachtige verschijnselen optreden. Die effecten houden zo'n 3 tot 8 uur aan. Voor mensen die de stof binnen hebben gekregen lijkt dit veel langer te duren, omdat de drug ook het tijdsbesef kan veranderen. Psilocybine staat op de lijst van verboden middelen, maar paddenstoelen kunnen daarvoor niet gevangen genomen worden :). 

Het paddenstoelenbulletin wordt vervolgd in een volgend blog.



zaterdag 27 september 2025

Zuidelijke groene schildwants: een variabel beestje

Ik liep deze week een rondje langs de tomatenplanten om te zien of er nog iets te oogsten viel. Op één tomaatje zat een voor mij onbekend insect met een opvallende tekening op zijn schild. 

Zuidelijke groene schildwants

Zoals altijd in dit soort gevallen bood ObsIdentify uitkomst: het bleek de nimf van een zuidelijke groene schildwants te zijn. De 'gewone' groene schildwants had ik al regelmatig in de tuin aangetroffen, maar deze zag ik voor het eerst. Zo groen was-ie trouwens nog niet. Het beestje was bruinzwart met witte en gele stipjes.

Toch moeten ze al een tijdje in onze tuin rondhangen, want deze - van oorsprong Ethiopische - insecten hadden al wat sporen achtergelaten. Het is een plaagsoort voor tomaten en paprika's. Bij nader inzien hadden ze flink huisgehouden in onze puntpaprika's deze zomer. Het insect prikt met zijn zuigende monddelen in jonge plantendelen en vruchten om het plantensap op te nemen. Dat is op zich nog te overzien, maar het beestje injecteert ook giftig speeksel, en dat leidt tot afstervend weefsel op de vruchten. De wonden kunnen ook worden geïnfecteerd door schimmels en bacteriën, en dan is de schade groot. Voor een paprikakweker is dat natuurlijk een flinke strop.

Schade aan de paprikaplanten

Normaal kweek ik de paprika's binnen op de vensterbank waar ze op het zuiden lekker staan te warmen in de zon. Door de droge en warme zomer had ik ze echter dit jaar eens buiten gezet. Er verschenen allemaal bruine plekken op het vruchtvlees, maar ik had geen idee waar dat door kwam. Op een gegeven moment kwamen er weer onbeschadigde paprika's aan de planten dus ik dacht er verder niet meer over na. Maar nu is de schuldige dus geïdentificeerd.....de zuidelijke groene schildwants.

Dat is trouwens een kleurrijk beestje. Voor ze als groene wants eindigen, maken ze vijf larvenstadia door als nimf, allemaal met verrassende kleurtjes. Zelfs de volwassenen kunnen wat kleurvariatie hebben. Het insect in mijn tuin was in het derde larvenstadium.

Met onderstaande foto's van Wikimedia laat ik de vijf nimfenstadia en de volwassen wants even zien.

Op onderstaande foto zijn de larven net uit het ei gekropen. Ze blijven in dit stadium in groepjes rondhangen, waarschijnlijk omdat ze in een groep individueel wat minder kans maken om opgegeten te worden.

Eerste nimfenstadium
Foto: Slimguy, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons


In het tweede stadium zijn het gedrongen zwarte wantsjes met rode stipjes.

Tweede nimfenstadium
Foto: Herb Pilcher, USDA Agricultural Research Service,
Bugwood.org, Public domain, via Wikimedia Commons

In het derde stadium komen er meer stipjes. De stipjes zijn niet meer rood maar geel en wit en er is nu een groen gestreept bandje bovenaan het schild.

Derde nimfenstadium
Foto: AnRo0002, CC0, via Wikimedia Commons

In het vierde stadium komt de groene kleur al door; de stipjes zijn nu geelwit en rood. De poten zijn ook fraai gekleurd.

Vierde nimfenstadium
Foto: Amada44, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons

De nimf is bijna volwassen in het vijfde larvenstadium, nog even wat spetterende kleuren op het lijf!

Vijfde en laatste nimfenstadium
Foto: Katja Schulz from Washington, D.C., USA,
CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

Als volwassen exemplaar doet de wants zijn naam eer aan met een groene kleur. In de zomer en het groeiseizoen is de volwassen wants overwegend helder groen. Tijdens het winterhalfjaar of na overwintering kleurt de wants bruin tot olijfbruin. Soms is er een opvallende gekleurde zoom te zien aan de voorkant van het halsschild. Je kunt de zuidelijke groene schildwants altijd herkennen aan de drie stipjes in het driehoekje op het schild.

Volwassen zuidelijke groene schildwants
Foto: Hectonichus, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Tsja, als ik dit zie, dan wint de verwondering over de natuur het weer van de ergernis over de vraatschade. Maar ik ben dan ook slechts een hobbyteler en het is niet mijn inkomen.... 

maandag 22 september 2025

Zeewier op het strand en op je bord

Zeewier op het Texelse Noordzeestrand

Toen we in augustus langs het strand bij de Slufter (Texel) liepen, waren er veel wieren aangespoeld. We vonden vooral blaaswier en Japans bessenwier langs de vloedrand. Beide wieren hebben blaasjes, maar die van Japans bessenwier zijn vele malen kleiner dan die van blaaswier. 

Zoals de naam aangeeft, komt Japans bessenwier oorspronkelijk uit de zeeën rond Japan en het is waarschijnlijk meegelift met in Europa ingevoerde Japanse oesters. De exoot verspreidde zich sinds de aankomst in 1973 snel. In Engeland heeft men geprobeerd om de soort mechanisch te bestrijden, maar het wier reageerde met nog meer groei. Ook in Nederland tierde Japans bessenwier welig, met name vanaf 1980 in het Grevelingenmeer, waar geen getij en geen stroming is. In 1983 was het daar alom aanwezig. Gelukkig is de soort nu minder invasief en verdringt het wier de inheemse wiersoorten niet meer zo erg. Veel dieren gebruiken het Japanse bessenwier om ertussen te schuilen en/of hun voedsel te vinden. Je vindt dit wier in de Oosterschelde en de Waddenzee, waar het groeit op drijvende pontons in havens. Op plekken met niet te veel stroming kan het wier wel 5 meter lang worden.

Japans bessenwier

Blaaswier heeft beduidend grotere drijfblazen dan Japans bessenwier. Dit bruinwier varieert in kleur van olijfgroen tot bruin. Deze soort kun je op de waddeneilanden vinden, maar ook aan de westkust van Zeeland tot Noord-Holland. Aangespoelde exemplaren kunnen zelfs uit Frankrijk of Zuid-Engeland komen, dus het is niet per sé 'Nederlands wier' :).

Blaaswier, bruine kleur

Van de week las ik in de nieuwsbrief van Historiek dat zeewier al populair was in de prehistorie. In een 14.600 jaar oud kamp in Zuid-Chili werden in een medicijnhut resten van zeewier gevonden. Er lagen diverse soorten zeewier, die op verschillende plekken in zee groeien en op verschillende momenten in het jaar voorkomen. Deze wiereters moeten dus uitgebreide kennis van hun omgeving en de kust hebben gehad. Waarschijnlijk werd het wier zowel als voedsel als om medicinale redenen gebruikt. 

Blaaswier, olijfgroene kleur

Zeewier als voedsel staat momenteel opnieuw in de belangstelling. Waarschijnlijk ken je het van de sushirolletjes, maar ook op andere manieren wordt er over toepassingen voor zeewier nagedacht.

Op de site van NatureToday las ik wat interessante weetjes hierover. Zeewier is een bron van aminozuren. Dit zijn voedingsstoffen die ons lichaam nodig heeft maar die we niet zelf kunnen aanmaken. Het moet uit ons voedsel komen. En met zeewier kunnen we dat efficiënt en tamelijk ecologisch produceren. Voor het telen van zeewier heb je minder oppervlakte nodig dan voor landbouwgewassen of veeteelt. Het groeit aan touwen en babywier is binnen twee maanden genoeg gegroeid om het te oogsten. Dit levert per jaar zo’n 250.000 kilo zeewier per hectare op. Zeewier groeit ook in de wintermaanden, zodat de productie ook ’s winters door kan gaan. De productie van een kropsla kost 65 liter zoetwater, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Zeewier zoals bijvoorbeeld zeesla heeft alleen zout zeewater met de daarin opgeloste voedingsstoffen nodig. En het groeit tien keer sneller dan planten op het land. 


Er moet nog wel gekeken worden hoe het zeewier duurzaam geteeld kan worden. Het is natuurlijk niet de bedoeling om alleen maar te oogsten en zo de zee kaal te plukken. Om in 2050 negen miljard monden te voeden met het mineralenrijke zeewier zou 2% van het zoutwateroppervlak van de aarde voldoende kunnen zijn. 

Mocht je denken: zeewier dat is dus niks voor mij, kijk dan eens op de verpakking van je puddinkjes, soep, koffiemelk of tandpasta. Zie je daarop het E-nummer 400–407 staan, dan eet je al zeewier!

woensdag 10 september 2025

Eindelijk gevonden: wolvensporen in Nederland

In 2017 ondernamen we een reis naar Spanje met twee doelen. We gingen speuren naar de lynx (in Andalusië) en de Iberische wolf (in de Sierra de la Culebra en de Picos de Europa). Twee machtig mooie zoogdieren die we graag eens wilden zien in hun natuurlijke omgeving. Wat de lynx betreft is dat gelukt, maar de wolven lieten zich helaas niet zien. Aan het eind van mijn blog schreef ik destijds: Wie weet komen we binnenkort nog eens een wolf tegen in Nederland. Op de Veluwe of zo :). Inmiddels zijn er tal van mensen die wolven gezien hebben in Nederland, voor sommigen kwam de wolf zelfs erg dichtbij :(. 

Om meer over wolven te weten te komen heb ik in 2023 de (uitstekende) online cursus Wolvensporen van Weylin Tracking gedaan (niet gesponsord!). Voor het afsluitende theorie-examen scoorde ik een 10. Maar nu de praktijk nog. Dat is hier in het westen van Nederland nog niet zo makkelijk. Tijdens tripjes naar de Veluwe speurden we in het zand, maar zonder resultaat. Tot afgelopen weekend.

Hulshorsterzand

We maakten een wandeling over het Hulshorsterzand. Het gebied was na een afsluiting voor het vogelbroedseizoen pas weer geopend voor wandelaars. Vanuit de parkeerplaats liepen we tussen een rijtje dennen naar het stuifzand en ik zei tegen mijn man: een wolf hoef ik niet tegen te komen, maar de sporen wil ik nu eindelijk wel eens zien. Ik had de woorden nauwelijks uitgesproken of mijn oog viel op een wel erg grote pootafdruk. Wat een grote hond dacht ik eerst nog. Maar al snel daalde het besef in dat hier toch echt een wolf had gelopen. En nog niet zo lang geleden. Het zand was op sommige plekken nog een beetje nat van de regen. In de prenten (pootafdrukken) waren ook nog wat putjes van regendruppels te zien. 

Eindelijk vind ik wolvensporen in Nederland

Nu kon ik mijn theoretische kennis eindelijk gaan toepassen. De eerste regel bij wolvensporen is: één prent is geen prent. Je moet het spoor minstens 100 meter kunnen volgen. In tegenstelling tot honden, die rondsnuffelen en om hun baasje heen dartelen, lopen wolven heel doelgericht. Het spoor loopt dus recht vooruit. Van een wolf die even een pad oversteekt en weer in de begroeiing verdwijnt vind je eigenlijk nooit een bruikbaar spoor. Maar hier op het zand.... kijk zelf maar:

Een wolf verplaatst zich heel doelgericht in een rechte lijn,
en loopt meestal in draf
Er stonden geen voetafdrukken van mensen naast het spoor die kunnen
wijzen op een begeleidende hondenbezitter

Afijn, dat leek dus inderdaad een wolvenspoor. Vervolgens namen we de prenten wat meer onder de loep. In tegenstelling tot honden is er bij de wolf een groot verschil in formaat van de voor- en achterpoot. De voorpoten zijn groter omdat zij de zware borstkas van de wolf moeten dragen. Dat verschil is op onderstaande foto goed te zien.

Wolvenprenten: voorpoot (links) achterpoot (rechts)

Verder valt de ovale (druppel)vorm op (hondenprenten zijn ronder) en de lange scherpe nagelafdrukken die een beetje naar binnen wijzen. De prent van de voorpoot was ruim 10 centimeter en viel daarmee binnen de marge van 9-11 centimeter die gebruikelijk is voor een wolf. Die checkjes stonden dus ook op groen. 

Op een gegeven moment hield de stuifvlakte op en liepen er meerdere paden vanaf het zand de heide op. Dat was het moment om naar uitwerpselen te gaan speuren, want wolven deponeren deze vaak duidelijk op een kruising van wegen. Ze houden daarbij ook rekening met de meest voorkomende windrichting en plaatsen de drol zo dat de wind de geur over de kruising blaast, zodat alle passerende dieren weten dat hier een wolf leeft.

De drollen zijn 2,5 centimeter dik en bevatten veel haren en botresten. 

Vrouwtjeswolven zijn degenen die een territorium uitkiezen, vaak eenzelfde type als waar ze zelf zijn opgegroeid, bijvoorbeeld een bos. Met de drollen wordt het terrein gemarkeerd om een mannetje aan te trekken. Wat betreft de partnerkeuze nemen wolven geen genoegen met de eerste de beste, er moet een 'klik' zijn om samen verder te gaan.

Gaaf dat ik nu de theorie in de praktijk kon toepassen. Gedurende de rest van de wandeling was ik wel iets meer op mijn hoede en keek af en toe achterom, maar ik kon toch nog genieten van de prachtige bloeiende heide.


In nos.nl las ik later dat we, om een wolf te zien, even een bezoekje hadden moeten brengen aan Hoenderloo. Daar liep diezelfde avond een wolf door de straten tussen het ijsetende publiek door....

Wolf bij een ijssalon in Hoenderloo
Bron: IJs van Co