Februari was warm maar vooral ook nat, zoals we merkten tijdens onze week op Texel in de krokusvakantie. Aan dat tripje wijd ik binnenkort een paar blogjes. Maar nu even tijd voor wat vrolijke lentebodes. Vorige week waren er een paar zonnige, bijna windstille dagen en twee voorjaarsbloeiers schoten de grond uit: speenkruid (de sterren uit de titel) en klein hoefblad (de zonnetjes) fleurden massaal de bermen op. Klein hoefblad is een pionierplant, die je kunt vinden op pas omgespitte grond en op stortplaatsen waar gruis in de bodem zit. Op de puinhopen van verwoeste steden na de Tweede Wereldoorlog was dit de meest voorkomende plant! Een goed herkenningspunt is de geschubde steel. Het is ook één van de weinige planten waarvan eerst de bloemen ontluiken en dan pas de bladeren. Op onderstaande foto zie je dat de bladeren ook al opkomen, dat gaat zeer rap achter elkaar dit jaar.
Klein hoefblad |
Speenkruid dankt zijn naam aan de speenvormige knolletjes. Door de voedselopslag in zo'n knol kan de plant in het voorjaar snel tot bloei komen. Klein hoefblad en speenkruid bloeiden pakweg 50 jaar geleden pas eind maart, en nu dus een week of drie eerder.
Speenkruid |
Ook de sleedoornstruiken waren in een witte waas van tere bloemetjes gehuld en dat is altijd weer een mooi gezicht. Veel planten die na de winter als eerste bloeien zijn wit of geel. Om hier meer over te weten komen, zocht ik wat informatie op in het boek 'Niet zonder elkaar - bloemen en insecten". Zo las ik dat van de inheemse planten maar liefst 58% wit of geel bloeit (dat is vergelijkbaar met andere Europese landen en ook andere continenten).
Wit en geel zijn redelijk energiezuinig voor de plant om te produceren. Een witte kleur ontstaat door lucht in de blaadjes die zorgt voor 100% reflectie. Geen pigmenten aanmaken is dus een flinke besparing. Gele kleurstoffen zijn minder complex om aan te maken dan donkere kleuren zoals paars en blauw. Kleurstoffen voor deze kleuren (zoals anthocyaan) hebben een ingewikkelde chemische samenstelling en dat kost de plant veel energie.
Interessant is verder dat geel een belangrijke rol speelt bij de bestuiving van vroege bloeiers omdat zij afhankelijk zijn van hommels. Deze insecten kunnen al vroeg in het voorjaar vliegen dank zij twee aanpassingen: met hun vliegspieren kunnen zij zich warm trillen op koude dagen en hun dikke harige jas zorgt dat de warmte niet te snel hun lijfje verlaat. Hommels laten zich vooral verleiden door gele kleuren, want geel absorbeert sterker dan andere bloempigmenten het ultraviolette deel van het zonlicht. En dat kunnen hommels goed zien.
Stuifmeelkorrels zijn vaak geel, ook als de rest van de bloem dit niet is. Doordat de gele kleur het ultraviolette licht absorbeert, beschermt deze kleurstof de spermacellen in het stuifmeel tegen de agressieve straling. En door reflectie van de warmtestraling voorkomen de gele kleurpigmenten dat het kwetsbare stuifmeel oververhit wordt. Reden waarom de plant tussen de 2-4% van het gewicht van elke stuifmeelkorrel aan gele kleurpigmenten besteedt.
De volgende keer fiets ik iets minder gedachteloos langs al die mooie gele bloemen. Wat zijn het toch indrukwekkende mini-fabriekjes!
2 opmerkingen:
Leuke weetjes weer Monique!
Dank je wel Yvonne!
Een reactie posten