De meeste bomen en struiken zijn nog kaal, maar hier en daar piept het groen van de blaadjes al een beetje te voorschijn. Af en toe duikt er een struik op met een waas van witte dotjes. Nog voor de blaadjes zich ontwikkeld hebben, opent de sleedoorn zijn prachtige witte bloemetjes. Dat is nu overal te zien. Deze struik behoort tot de rozenfamilie, net als de meidoorn en de vogelkers trouwens. Veel wilgen zijn al over de top van hun bloei heen als de sleedoorn nectar en stuifmeel gaat leveren. Vroege insecten zoals hommels maken daar graag gebruik van. Van nature komt deze struik vooral in het oosten en zuiden van ons land voor, maar in veel plantsoenen en langs wegen is deze soort aangeplant, zodat we er vrijwel overal van kunnen genieten. Uit de bloemetjes groeien kleine pruimpjes die in de loop van de zomer van groen naar bedauwd blauwgrijs kleuren. Deze steenvruchtjes zijn waarschijnlijk een voorouder van onze huidige pruimen. Ze zijn echter een stuk kleiner en ook veel wranger/zuurder dan onze 'consumptiepruimen'. Het woord 'slee' betekent 'stroef makend'. Vanuit het Limburgs ken ik de uitdrukking 'schlee tenj' (ik weet niet of het goed schrijf), dat betekent dat iets een stroef gevoel op de tanden geeft.
Nu, dat doen die pruimpjes zeker. Om zo te eten zijn ze niet echt lekker. Maar je kunt ze in jam verwerken, met hun hoge pectinegehalte zorgen ze dan voor een stevige gelei. Wanneer de vorst erover heen is gegaan smaken de pruimpjes iets minder zuur. Dat kun je simuleren door ze een paar nachtjes in de vriezer te leggen. De Engelsen zijn verzot op sleedoornwodka (sloe wodka). De vruchtjes worden ingeprikt en met suiker in een fles wodka gedaan. In een paar maanden tijd kleurt het tot een prachtig rood drankje. Voor de liefhebber :).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten