zaterdag 16 mei 2020

Grassen: niet alleen goed voor hooikoorts

Kropaar is de voedselplant voor veel rupsen
Een paar dagen na mijn vorige bezoek aan het park ging ik opnieuw struinen om te kijken of er weer wat te beleven was. Het was een beetje heiig en dat maakte de bloemenweiden en slootjes erg fotogeniek. Ik speurde naar oranjetipjes die verscholen zaten tussen de bloemen omdat ze nog moesten opwarmen. Als ze eenmaal gaan vliegen dan is het bijna onmogelijk om ze nog lang in beeld te krijgen. Maar helaas, ik denk dat ze diep weggedoken waren in het struweel. De grassen hadden inmiddels een deel van het bloemenveld ingenomen. Ze vallen minder op dan het weelderig bloeiende fluitenkruid, maar ook grassen zijn in hun verscheidenheid mooi om te zien. Je moet er alleen iets gedetailleerder naar kijken. Maar liefst 8000 soorten telt de grassenfamilie, waarvan er ééntje zelf groeit op Antarctica, waardoor deze plantenfamilie vertegenwoordigers heeft op alle continenten. Grassen spelen - indirect - een belangrijke rol in onze voedselvoorziening omdat we het vlees en de melk van grazers consumeren. Maar niet alleen koeien, schapen en geiten eten gras. Ook een groot aantal insecten doet zich te goed aan de groene sprieten. Bij andere planten zien we vaak vaste relaties tussen één bepaalde insectensoort en één bepaalde plant. Dit heeft te maken met de 'wapenwedloop': planten produceren giftige stoffen om insectenvraat te voorkomen en sommige insecten kunnen zich hier tegen verweren door een hoge tolerantie voor een bepaald gif op te bouwen. Het is onmogelijk om tolerant te worden voor alle soorten gif, vandaar de specialisatie. Bij grassen ontbreken zulke giftige afweerstoffen. Zij zorgen op een andere manier dat ze er niet aan onder door gaan: het groeipunt zit vlak bij de grond en na begrazing of andere vraatschade (of onze grasmaaier) kan het gras snel weer aangroeien.
Rupsen van het hooibeestje
voeden zich met grassen
Meer dan honderd Nederlandse vlindersoorten hebben gras als voedselplant; 80 soorten nachtvlinders en 20 soorten dagvlinders uit de familie van de zandoogjes en dikkopjes. Grassen hebben weliswaar geen afweergif, maar ze zijn minder voedselrijk dan andere planten. Grasetende rupsen doen er twee tot drie keer zo lang over om zich te ontwikkelen als soorten die op 'giftige' planten opgroeien, ze hebben daar maanden voor nodig. Vlak voor de bloei is de voedingswaarde van gras op zijn dieptepunt; op dat moment vliegen de volwassen vlinders die zich voeden met nectar. Rupsen kun je vooral vinden in de nazomer en de herfst of de vroege lente. Bij sommige soorten komen de rupsen uit het ei in het najaar en groeien na een winterrust in het voorjaar door. Grassen die je nu (en in de film) kunt zien vallen bij de rupsen in de smaak: de vossenstaart (een pluim die lijkt op...jazeker) en kropaar (met verspreid staande trosjes). Het timoteegras groeit wat later dan de vossenstaart; dat gras heeft ook een pluim maar die is wat langer dan de vossenstaart en van boven plat. En oh ja: toen de zon wat hoger stond begonnen de vlinders te fladderen: koolwitjes èn oranjetipjes. Maar je moet goed kijken om ze te ontwaren als ze snel langs vliegen. Klik hier om de film te zien.


Geen opmerkingen: