woensdag 24 juni 2020

De gele lis en zijn buitenlandse familieleden

Gele lis met honingmerk op de buitenste slippen
Daklis
Afbeelding: Johann Georg Sturm
(Painter: Jacob Sturm)
 wikimedia
Tegen de tijd dat de vogelzang begint te verstommen omdat de vogels in alle stilte hun nageslacht groot brengen, komen meer en meer planten in bloei. Dan verleg ik de focus van het vliegende naar het stilstaande spul. Voor de waarnemer is het feitelijk andersom: om vogels te spotten kun je het beste stilstaan, maar om verschillende planten te zien moet je lopen :). De gele lissen langs de waterkant stonden in bloei, altijd een momentje om te genieten van de schoonheid van deze zwavelgele bloem. De lissenfamilie is groot (tussen de 1500 en 2000 soorten wereldwijd), maar alleen de gele lis komt van oorsprong in ons land voor. Toch ben je waarschijnlijk wel bekend met de exotische familieleden van de gele lis: de krokus, de iris, gladiolen, de vroeger veel verkochte snijbloem freesia en als je tuiniert ken je wellicht de crocosmia/montbretia. Een aparte iris die vroeger in verwilderde vorm op Limburgse daken groeide is de daklis. Ik had er nog nooit van gehoord, dus daar heb ik een plaatje van wikimedia bij gezocht.

De leden van deze plantenfamilie overwinteren met behulp van een knol of wortelstok die in het voorjaar weer uitloopt. De bloem van zo'n gele lis zit nogal ingewikkeld in elkaar. De drie buitenste gele bladeren (kroonbladeren) zijn behoorlijk groot en zijn voorzien van een bruingekleurd honingmerk. Dat is een soort gemarkeerde landingsbaan voor de insecten die ze wijst waar de nectar te vinden is. Die is bij de gele lis diep weggestopt in de plant; alleen insecten met een zuigsnuit van meer dan een centimeter kunnen erbij, meestal hommels. Veel planten maken gebruik van ultraviolet licht om het honingmerk extra te accentueren, maar dat kunnen wij mensen niet zien.
De drie binnenste kroonbladeren staan omhoog en zijn smaller. De bloem is afhankelijk van kruisbestuiving. Om te zorgen dat dat gebeurt kent de bloem een mannelijke en vrouwelijke fase. In de eerste fase zijn de doorgangen in de bloem vrij breed: de hommels en andere bestuivers kunnen bij de nectar en nemen stuifmeel mee zonder daarbij de stempel (het vrouwelijke deel van de bloem) aan te raken. In de tweede fase vernauwt de buis zich. Hommels met stuifmeel van andere bloemen wurmen zich door de smalle buis en laten daarbij wel stuifmeel achter op de kleverige stempel. Snel daarna verwelken de bloemen en vormen zich glanzende groene zaaddozen die veel met kurk omlijste zaden dragen. Als de doos openbarst drijven de zaden weg naar een nieuwe plek om te kiemen. Als het kurkdeel vergaan is, zakken ze naar de bodem. Bekijk de gele lis, te samen met de broedende zwaan, opgroeiende meerkoeten en andere bloemen in het filmpje door hier te klikken. Aan het einde zie je trouwens nog parende bloesemboktorren, die vaak op hondsrozen zitten.


Geen opmerkingen: