zaterdag 20 juni 2020

Een lesje over bloemrijk grasland

Margriet
De een houdt van een strakke grasmat; een golfveld of een biljartlaken zonder 'onkruid'. De ander ziet graag wat bloemetjes tussen het gras, met zoemende bijtjes, hommels en zweefvliegen. Het zal je niet verbazen dat ik tot die laatste categorie behoor :). En dan heb ik het nog maar over een tuintje van het formaat postzegel. De gouden regel is: variatie in beplanting leidt tot de komst van meer insecten en die leiden tot vogels die hun maag kunnen vullen met zaden of insecten (of beide). In de praktijk zijn grote delen van ons land in gebruik voor voedselproductie: direct, bijvoorbeeld een graanakker voor het maken van broodmeel of indirect een weiland waar koeien grazen, waarvan we de melk of het vlees consumeren. Boeren moeten dat zo efficiënt mogelijk doen, omdat ze vaak matig betaald worden voor hun producten. Dus worden de weilanden beplant met eiwitrijk raaigras dat flink bemest wordt zodat het snel groeit en dichte zoden vormt waardoor andere planten geen kans meer krijgen om te groeien. Het grondleven verandert ook: in zo'n groene woestijn zitten minder en kleinere ongewervelden in de bodem dan in gevarieerd bloemrijk grasland. In plaats van grote sprinkhanen, rupsen en kevers vind je tussen het raaigras kleine bladluizen en vliegjes.Vogels moeten dus harder werken om aan dezelfde portie eten te komen. Er zitten ook nog wel regenwormen in de grond, maar daar kunnen ze pas bij als er gemaaid is.
Fazanthen met kuikens
En de kleine snaveltjes van pasgeboren jongen reiken niet diep genoeg om daar überhaupt bij te kunnen. Door de snelle groei van het bemeste raaigras wordt er eerder gemaaid, waardoor de jonge vogels vaak nog niet kunnen vliegen als de machines langskomen, met alle gevolgen van dien. Kunnen we dit de boeren kwalijk nemen? In principe niet, als wij liever goedkoop eten, dan moeten ze wel kiezen voor efficiëntie op de vierkante meter. Gelukkig zijn er ook boeren die op een andere manier werken en wat meer geld voor hun producten vragen. Voor akkervogels maakt dat veel verschil. Hoe meer plantensoorten het grasland telt, hoe meer microstructuur er is door al die variaties in bladeren en stengels. Wat voor ons microstructuur is, is voor kleine dieren macrostructuur! Vergelijk het met een mens die door een woestijn of een bos loopt. Die structuurvariatie biedt op elk moment keuze tussen koele of juist warme plekjes, droge of juist vochtige, donkere of lichte enzovoort. Klein reliëf zorgt ook voor goede verstopplekjes, zelfs voor de meest opvallend gekleurde vogels zoals de zwart/witte scholekster. Meer soorten betekent ook meer waard- of nectarplanten voor meer soorten ongewervelden. Voor die plekjes zijn vogels meer en meer aangewezen op natuurgebieden. We namen onlangs een kijkje in de Bovenlanden bij Nieuwkoop waar dat soort bloemenweiden naast het agrarische gebied liggen. Tussen de kruiden slopen jonge tureluurs, grutto's en kieviten rond. Helaas kreeg ik ze niet op de film omdat de gaten in het kijkscherm erg klein waren en op zeer onhandige hoogte waren aangebracht. Dus ik moest het doen met verrekijkerwaarnemingen.
Maaischema's zijn afhankelijk van het doel van het gebied
Bron: Olivier Dochy, Natuur Oriolus
Langs het pad naar het kijkscherm kreeg ik wel een fazanthen met kuikens voor de lens, maar zij verdwenen snel in de hoge begroeiing. Ik vroeg me af òf en wanneer het gras in zo'n gebied gemaaid wordt. Dat blijkt af te hangen van het doel van zo'n gebied en is nog een hele puzzel. De agrariër zal, zoals gezegd, mikken op snelle groei en frequent maaien. Maar een natuurbeheerder maait op verschillende tijdstippen. Eind juni als het te doen is om botanische rijkdom (dat wil zeggen zo veel mogelijk verschillende planten). Wil hij veel jagende vogels op zijn terrein dat wacht hij tot het einde van juli, als de kruiden afsterven en zaad vormen dat gegeten wordt door kleine vogels. De natuurbeheerder die juist veel akkervogels wil aantrekken maait eerst vroeg in het seizoen (april) en verlengt zo het bloeiseizoen van de planten. Maar ook daarbij zit hij met allerlei dilemma's. Soorten als Patrijs, Kwartel, Fazant en Grauwe Gors starten pas eind april met de nestbouw. Ze houden van een wat ruigere vegetatie om het nest te verstoppen onder horsten (pollen) oud gras. Door het maaien is dat er niet meer. Maar op het moment van de tweede maaibeurt (eind juli) worden er dan tenminste geen nesten weggemaaid.
In de buurt zag ik nog een ingezaaide berm met typische akkerplanten die vroeger heel algemeen waren, maar die je tegenwoordig minder ziet. Ze wemelden van het leven en waren het levende bewijs van bovenstaand verhaal. Bekijk het in de film door hier te klikken.

 

Geen opmerkingen: