dinsdag 1 april 2025

Zonnige lentedagen met vogelzang en sleedoornbloemetjes

Afgelopen zaterdag was een windstille ochtend; een prima mogelijkheid om vogelzang vast te leggen zonder nare ruis in de microfoon. Over vogelzang schreef ik al enkele blogs. En in het filmpje van deze week kun je zien èn horen welke vogels ik in het park tegenkwam. Niet alleen de vogels lieten zich van hun beste kant zien, de sleedoorn showde haar ragfijne witte bloemetjes tussen het prille lentegroen. 

Sleedoorn

Een vlinder die verbonden is aan deze struik is de prachtige sleedoornpage. De vlinder legt de eitjes in de oksels van takken op de grens van oud en jong hout, waar de eitjes overwinteren. De eitjes zijn wit en plat en hebben een geribbeld patroon. In het voorjaar komen de eitjes uit en vreten de rupsjes de knoppen van binnenuit, later peuzelen ze van het blad. De rupsen verpoppen eind juni of begin juli op de grond onder afgevallen bladeren. Mieren begraven de poppen in oppervlakkige holletjes. Door de verborgen leefwijze van de sleedoornpage zie je de vlinders helaas niet vaak. Meestal gaan enthousiaste tellers er in februari op uit om op de kale takken naar eitjes te speuren en zo in kaart te brengen waar de vlinder voorkomt.

Sleedoornpage (v) is klaar om een ei te leggen
Foto: Charles J. Sharp - Own work, from Sharp Photography,
CC BY-SA 4.0, Wikimedia


Sleedoornpage ei
Foto Gilles San Martin - Flickr: Thecla betulae egg,
CC BY-SA 2.0, Wikimedia


In navolging van de sleedoornpage zou je verwachten dat de meidoornuil (een nachtvlinder) haar eitjes op de meidoorn legt. Maar dat is lang niet altijd het geval. De meidoornuil is vaak te vinden op sleedoorn (en berk) om haar nageslacht veilig te stellen. De eitjes van deze soort worden dan ook vaak door sleedoornpagetellers gevonden. De eitjes verschillen van de sleedoornpage: ze zijn hoger en lopen bovenaan wat taps toe. Ook het patroon is anders, met langgerekte groeven.

De eitjes van de meidoornuil overwinteren en komen rond deze tijd (eind maart/begin april) uit. De jonge rupsjes eten van het jonge blad en zijn ook overdag actief. Oudere rupsen rusten overdag stijf tegen takken aangedrukt en zijn dan opvallend goed gecamoufleerd, zij scharrelen 's nachts hun maaltje bij elkaar. Na vier tot zes weken zijn de rupsen volgroeid en maken ze een cocon in de strooisellaag. Dan gebeurt er iets bijzonders; of eigenlijk eerst een tijdje niks: de verpopping vindt pas na zes tot acht weken plaats. Tot die tijd blijven ze als rups in de cocon zitten. Dit zie je bij meer vlindersoorten, vooral soorten die in het voorjaar rups zijn en een vliegtijd hebben in het najaar. Vermoedelijk is dit een strategie om in geval van ongunstige omstandigheden nog enigszins mobiel te zijn. Een pop kan zich immers niet verplaatsen en een rups wel. Om deze theorie te testen zijn er experimenten gedaan. Poppen werden in zaagsel gelegd en dit werd vervolgens flink nat gemaakt en omgewoeld. Op zo'n moment kwamen de rupsen uit de cocon en maakten op een andere plek een nieuwe cocon. 

Meidoornuil
Foto Ben Sale from Stevenage, UK - [2245]
CC BY 2.0, Wikimedia 

Om de vlinders te zien moet je dus wachten tot het najaar, de top van de vliegtijd ligt in de eerste helft van oktober. Maar komende tijd kun je wel speuren naar de rupsen van deze soort. Dat is geen makkie, want zo te zien springen ze niet in het oog.

Rups van de meidoornuil
Foto: Harald Süpfle, CC BY-SA 3.0, Wikimedia

Je kunt natuurlijk ook gewoon genieten van de mooie sleedoornbloemen en hopen op een vlinder in het najaar!

Sleedoornbloemen

Vergeet niet het filmpje te bekijken met de link bovenaan deze blog ;). 

vrijdag 28 maart 2025

Bloemen produceren zoetere nectar als ze bijen horen zoemen

Op de site van New Scientist kun je allerlei wetenschappelijk nieuws lezen in voor de leek toegankelijke taal. Af en toe stil ik daar mijn honger voor interessante weetjes uit de natuur. Al een tijdje geleden had ik een artikel opgeslagen om er eens een blog aan te wijden. Vandaag is het er dan van gekomen, misschien omdat ik van de week weer bijtjes door mijn tuin zag zoemen. En zittend op een terras rustte deze honingbij even uit op mijn tafel. Misschien was ze vermoeid van het tillen van zoveel stuifmeel :).

Honingbij met gevulde stuifmeelkorfjes rust even uit op een terrastafel

Afijn, het artikel dus. Dat ging over het feit dat bloemen zoetere nectar aanmaken als bijen dichterbij komen. Wetenschappers van de universiteit van Tel-Aviv hebben dit onderzocht met teunisbloemen. Ze stelden deze planten bloot aan verschillende geluiden zoals gezoem van bijen en synthetische ruis. De suikerconcentratie in de nectar steeg gemiddeld met 20 procent binnen drie minuten nadat de bloemen waren blootgesteld aan de bijengeluiden of kunstmatig geluid van een vergelijkbare frequentie. Bij bloemen die geen geluid te horen hadden gekregen, of geluiden van hogere frequentie, trad geen verandering op in het suikergehalte. 

Teunisbloem

Voor bijen is extra suikerrijke nectar zeer interessant: met minder moeite krijgen ze meer energie binnen, zodat ze meer tijd overhouden om voedsel te verzamelen. Maar ook de plant bespaart energie door het suikerniveau pas te verhogen als bestuivers in aantocht zijn. Ook vermindert dit het risico dat de nectar verpest wordt door microben of wordt gestolen door mieren. Bijen zullen langer bij de plant blijven om zo veel mogelijk rijke nectar te eten en vervolgens zullen ze meer planten van dezelfde soort bezoeken omdat ze weten dat daar een beloning wacht. Hierdoor is de kans op succesvolle bestuiving groter. Een win-win situatie dus. Hoe de planten het geluid van bijen oppikken, is niet bekend. Wel ontdekten de onderzoekers met behulp van gevoelige laserinstrumenten dat teunisbloemen vibreren als er opnamen van bijen- of mottengeluiden voor ze afgespeeld worden.

De onderzoekers denken dat bloemen geluidsdruk ontvangen op een vergelijkbare manier als oren. Bloemen waarvan blaadjes geplukt werden, vibreerden daarna minder tijdens het afspelen van geluidsfragmenten. Dat duidt erop dat blaadjes mogelijk een rol spelen in het ontvangen of versterken van geluiden van bestuivers.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat sommige planten de trillingen kunnen horen van rupsen die hun blaadjes opeten en daarop reageren door gif- of bitterstoffen aan te maken die de kleine vreetmachines verjagen. Sommige bloemen kunnen hun stuifmeel alleen op een efficiënte manier afgeven als bijen ze laten vibreren op een specifieke frequentie. Deze techniek heet zoembestuiving. Van tomatenplanten weet ik dat ze met de hand getrild (door er met een vinger tegen aan te tikken) moeten worden als ze in een kas zonder insecten staan.

Ik weet niet of het onderzoek onder de teunisbloem ook geldt voor andere planten, maar ik kijk van de zomer met een andere blik naar een bloemenweide. Niet alleen kleine potjes maar ook plantjes hebben grote oren :). 



woensdag 26 maart 2025

De heerlijke zang van de boomleeuwerik

Leeuweriken hebben een speciaal plekje in mijn hart. Misschien is de kiem daarvoor gelegd tijdens de vele familiewandelingen door de Limburgse natuur in mijn jeugd. De veldleeuwerik was in de jaren 70 een van de meest voorkomende broedvogels en zijn juichende lied maakte van elke wandeling een feestje. Het mannetje steeg tot grote hoogte en jubelde daar lange tijd, om plotseling de daling in te zetten en te landen vlak voor zijn (gewenste) vrouwtje. Over de veldleeuwerik schreef ik eerder in deze twee blogs

Biotoop van de boomleeuwerik

Een dag of tien geleden bezochten we de Amsterdamse Waterleidingduinen om te genieten van de zang van de boomleeuwerik. Ook een deuntje om helemaal lyrisch van te worden en voor mij echt het begin van de lente. Het is nu de tijd dat de boomleeuweriken terugkeren uit hun overwinteringsgebieden in Zuid-West Europa. Kleine aantallen blijven overigens wel eens de hele winter 'plakken' in de duinen langs onze westkust. Typische kenmerken van de vogel zijn de zeer korte staart zonder witte randen en de lichte wenkbrauwstreep die tot in de nek doorloopt. Op vleugelrand zie je een opvallende donkerbruine en witte vlek. De borst en keelzijden zijn gevlekt (jonge vogels hebben een sterker vlekkenpatroon). De pootjes zijn vleeskleurig. De kans dat je een boomleeuwerik zo goed kunt bekijken als op de foto is niet erg groot, want vaak vliegen ze hoog in de lucht en soms zitten ze juist behoorlijk verscholen. Maar in deze tijd kun je ze ook in boomtoppen zien en dan valt vooral de lichte wenkbrauwstreep op.

Boomleeuwerik
Foto: Ján Svetlík - Flickr, CC BY-SA 2.0, wikimedia

Te midden van allerlei negatief (natuur)nieuws valt er over de boomleeuwerik iets goeds te melden: het aantal broedgevallen van deze vogel neemt toe en is in 15 jaar verdubbeld. Zo'n 6000-7000 broedparen maken hun nestje in ons land. Helaas kom je ze niet op elke straathoek tegen. De broedgebieden van de boomleeuwerik zijn te vinden op de hogere zandgronden (Utrechtse Heuvelrug, Veluwe en Oost- en Zuid- Nederland) en de duingebieden. Ze hebben een voorkeur voor schrale, leemarme zandgronden met hier en daar bomen. Hun nestje maken ze op de grond. Meestal zijn er twee legsels. De jongen van het eerste legsel blijven vaak in de buurt bij het tweede legsel, waardoor in het najaar groepjes ontstaan van ongeveer tien vogels.

Bron: SOVON Vogelonderzoek

Wij wandelden vanuit ingang De Zilk in de Waterleidingduinen en al op de parkeerplaats konden we de zingende leeuweriken horen. Hun gedrag tijdens de zang laat zien of de boomleeuwerik al een partner heeft of niet. Ongepaarde mannen zingen in grote cirkels hoog in de lucht. Mannetjes die al een vrouwtje hebben verleid zingen in een boomtop, eventueel afgewisseld met een korte lage rondvlucht. Is er een tweede vogel in de buurt die zich stil houdt en niet wordt verjaagd, dan heb je een vrouwtje in de kijker.  
En dan de zang, dat is natuurlijk moeilijk uit te leggen. Luister daarom maar even naar het geluid bij dit filmpje dat ik eerder maakte op het Kootwijkerzand. Het mooiste is natuurlijk om 'm zelf te horen: bekijk op waarneming waar de boomleeuwerik in jouw omgeving is gezien (filter alleen nog even op je provincie).

Wij wandelden een rondje door de "Nederlandse savanne" en werden vrijwel continue begeleid door zingende boomleeuweriken. Zittend in het zonnetje aten we ons brood met deze achtergrondmuziek en we konden ons geen beter plekje voorstellen! 


Voor nieuwe abonnees: leuk dat je je hebt geabonneerd op mijn blog! Als je in de mail van follow.it op een link in mijn blogje klikt, zie je na enkele seconden een groen kadertje met 'go to article', zo kom je op mijn site en kun je alle links makkelijk aanklikken. Ben je op zoek naar natuurinfo? In de balk links kun je onder 'labels' op trefwoord zoeken in alle blogs die ik eerder schreef. De feitelijke informatie over planten en dieren is altijd gebaseerd op gerenommeerde natuursites, zoals Vogelbescherming, SOVON Vogelonderzoek, Zoogdiervereniging, RAVON (reptielen en amfibieën), NatureToday,  wetenschappelijke artikelen die ik vind op Google Scholar en boeken die ik zelf heb aangeschaft. Een rijke bron van informatie!

woensdag 19 maart 2025

Een parade van stinsenplantjes geeft kleur aan de lente

Voorzichtig beginnen bomen en struiken uit te lopen. Sleedoorns zijn in een witte waas van bloemetjes gehuld en dotjes gele bloemetjes sieren de kornoelje en katjes van wilgen. Struiken als vlier en meidoorn beginnen hun bladeren te ontplooien; het ijle groen schemert door de takken.

Bladeren van de meidoorn ontluiken in de lentezon

Voor de echte kleur in de natuur moeten we op dit moment nog genoegen nemen met een trucje dat mensen uithalen om in het vroege voorjaar te genieten van prachtig bloeiend spul. Al in de negentiende eeuw werden er sierplanten (veelal bolgewassen) uit zuidelijke streken ingevoerd om landgoederen, boerderijhoven en pastorietuinen te verfraaien. Het woord stinsenplant komt van het Friese woord stins, dat (versterkt) stenen huis betekent. Vaak lag bij zo'n adellijke woning ook een landgoed waar de geïmporteerde bolletjes werden geplant. In Friesland is het specifiek bij stinsen voorkomen van plantensoorten voor het eerst beschreven. Het woord stinsenplant is waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door de heemkundige Jacob Botke in 1932. 

Veel van die tuinplanten zijn verwilderd en komen elk jaar in grote(re) getalen op. Ook worden ze nog steeds regelmatig in tuinen of parken aangeplant.

De meeste sneeuwklokjes zijn nu uitgebloeid

Afgelopen week ben ik in het Alphense Bospark en de heemtuin in Leiderdorp op zoek gegaan naar deze mooie bloeiers. Ik vond meer soorten dan ik in deze blog kan laten zien, dus het wordt een selectie. Op Wikipedia vind je een lijstje van alle soorten die tot de stinsenplanten gerekend worden

Ik begin met twee krokussen: de bonte krokus en de boerenkrokus. 

Bonte krokus

De bonte krokus is een bolgewas uit de lissenfamilie. De wilde plant komt oorspronkelijk uit de gebergten van Midden- en Zuid-Europa en groeit daar op subalpiene hooiweiden. Het blad heeft een lengtestreep in een wittige kleur. Veel tuinkrokussen zijn voortgekomen uit de bonte krokus door veredeling en kruising. 

Boerenkrokus

Ook de boerenkrokus groeit van nature niet op polderpeil. Deze plant is te vinden op kalkrijke grond tussen 1000 en 1500 meter hoogte in Zuid-Hongarije, Kroatië, Bosnië, Servië en Bulgarije. Ik vond slechts twee exemplaren van deze ijle beauty maar op Wikimedia kwam ik onderstaande bloemenzee tegen. Voor de lezers uit het noorden van het land: de Epemastate in IJsbrechtum schijnt befaamd te zijn om de grote hoeveelheden boerenkrokussen in deze tijd van het jaar. 

Boerenkrokussen in grote aantallen
Foto: Loz (L. B. Tettenborn) - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, Wikimedia

Ook de bosanemoon is hier in het westen dungezaaid, grote kans dat dit te maken heeft met het gebrek aan bos :(. Hier heb ik een tip voor lezers in het zuiden: het Savelsbos heeft prachtige (gele en witte) bosanemonen. Ik heb al weer heimwee als ik er aan denk. Feitelijk is de bosanemoon in Limburg geen stinsenplant omdat-ie er van nature voorkomt. In zowel het Bospark als de heemtuin vond ik slechts hier en daar een polletje van de plant, in de laagveengebieden komen ze alleen voor als de mens ze heeft aangeplant. Daar is het dus wel een stinsenplant. Bosanemonen behoren tot de ranonkelfamilie.

Bosanemoon

Stinsenplantjes komen uit verschillende plantenfamilies. Waar de krokussen dus bij de lissenfamilie horen en de bosanemonen familie zijn van de ranonkels komt de vingerhelmbloem uit de papaverfamilie.

Vingerhelmbloem (roze) met Oosterse sterhyacint (blauw)

De plant komt voor van Frankrijk en Italië tot in Noord-Rusland. Nederland is de enige plek in Noordwest-Europa waar de plant de kust bereikt. Je vindt ze vooral in de Zeeuwse en Hollandse duinen en lokaal op sommige plaatsen in Limburg, Gelderland, Utrecht en Overijssel. Rivieren zoals de Utrechtse Vecht, Maas en IJssel lijken een rol te spelen bij de verspreiding ervan. Op veel andere plaatsen, zeker in Groningen en Friesland, is het een echte stinsenplant. De naam van de plant komt van de handvormig ingesneden schutblaadjes van de bloemen.

Handvormig ingesneden schutblaadjes
Foto: Bernd Haynold - Eigen werk, CC BY 2.5, Wikimedia

De vingerhelmbloem lijkt op en is verwant aan de holwortel, die dus ook lid is van de papaverfamilie. De bladeren van die plant zien er anders uit en de holwortel mist de handvormige schutblaadjes. De naam is ontleend aan de holle wortelknol.

Holwortel

Holwortel groeit graag in vochtige, voedselrijke loofbossen met leem- of kleiachtige grond en aan beschaduwde slootkanten. In Nederland is holwortel een schoolvoorbeeld van een stinsenplant. De grond van de parkbossen waar holwortel voorkomt, is in het verleden verrijkt met van elders aangevoerd materiaal zoals bosgrond, mest en schelpengruis. Dit leverde een kunstmatig bodemsubstraat op dat de natuurlijke standplaats van holwortel benadert. Holwortel komt oorspronkelijk voor in Midden-, Oost- en Zuid-Europa. In Oost-Nederland is de plant misschien oorspronkelijk inheems.

In de Leiderdorpse heemtuin waren de wilde narcisjes niet te missen: er stonden honderden van de lichtgele bloemen met een diepgele 'trompet'. De wilde narcis komt voor in West-Europa, van Groot-Brittannië en Nederland tot in Midden-Spanje, oostelijk tot in Beieren en Italië. 

De plant komt in zeer beperkte mate in het wild voor in het Limburgse heuvelland. Zie je 'm op een andere plek in Nederland dan is het een stinsenplant.

Wilde narcisjes

Van stinsenplanten kan ik niet gauw genoeg krijgen. 'Overdaad schaadt hier niet': de grote groepen dragen bij aan het vrolijke lentegevoel dat deze plantjes oproepen. Het wordt mooi weer de komende dagen. Wil je ook op pad om stinsenplanten te zien? Voer dan op waarneming.nl in het zoekvenster een van bovenstaande soorten in en selecteer je provincie. Dan zie je waar jij terecht kunt voor deze lentebodes.

Woon je in Alphen aan den Rijn of omgeving, dan kun je 30 maart gratis met IVN mee op stinsenplantenexcursie. Klik hier voor de gegevens om je aan te melden. 

dinsdag 11 maart 2025

Schelpen zoeken: Noorse hartschelp, Zaagje en Otterschelp

De zee bij Rockanje

Een strandwandeling is altijd heerlijk, maar op een zonnige, nagenoeg windstille dag is het een extra mooie beleving. Natuurlijk speur ik naar schelpen in het zand. Waar het strand in Noordwijk vol ligt met halfgeknotte strandschelpen en Amerikaanse zwaardschedes, vond ik bij Rockanje toch ook wat andere soorten.

De Noorse hartschelp bijvoorbeeld, is vrij zeldzaam op het strand, behalve in Zeeland en op de Wadden waar ze iets vaker te vinden zijn. 

De Noorse hartschelp (midden) is familie van de kokkel

Ze hebben een gladde, driehoekige schelp die wel 7,5 cm hoog kan worden. De 20 tot 30 ribbels zijn zeer oppervlakkig en soms alleen als tekening aanwezig (bij jongere exemplaren). Noorse hartschelpen leven in de Noordzee en in meer zuidelijke wateren tot de Kaapverdische Eilanden. Levende Noorse hartschelpen zijn lichtgeel bij de top met oranjerode vlekken en een bruingroene schijn, vooral aan de randen. Oudere aangespoelde kleppen zijn meestal grijs of bruin. Dit zijn vaak fossiele exemplaren, die stammen uit de Eemtijd. Ze zijn ongeveer 100.000 jaar oud. 'Verse' Noorse hartschelpen spoelen alleen aan na een flinke storm, zoals de storm Floriane in januari van dit jaar.  

Noorse hartschelp (boven)

De Noorse hartschelpen zitten ingegraven tot 100 meter diepte. Bijzonder is dat de schelp een mechanisme heeft om te springen: als een Noorse hartschelp snel weg wil komen is het net een onderwater-kangoeroe. Hij kan grote sprongen op de zeebodem maken door gecontroleerd water uit te persen. De dieren filteren fytoplankton en organische voedseldeeltjes uit het bodemwater. De dieren hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en produceren dus zowel zaad- als eicellen. Daarmee zijn ze een van de weinige tweeslachtige soorten binnen de familie van Europese kokkels, hartschelpen en doopvontschelpen (Cardiidae). Ze planten zich voort in het voorjaar en de zomer en leven ongeveer 3-5 jaar.

Verder speurend kwam ik ook een zaagje tegen. Deze soort is op alle Nederlandse stranden te vinden, maar is ook bepaald geen alledaagse vondst. Zaagjes hebben dunne, gladde schelpen met een gekartelde onderrand. Daar komt de naam vandaan :). Ik vind de kleur en fijne tekening van deze schelpjes erg mooi. Deze soort heeft een korte sifon (voor ademhaling en voedselopname), dus ze leven dicht bij de oppervlakte onder het zand. Door de stroming wordt de soort daardoor makkelijk losgewoeld. Met een grote, gespierde voet kunnen ze zich dan echter weer binnen enkele seconden ingraven.

Zaagje (midden)

Op zoek naar informatie over het zaagje kwam ik op NatureToday informatie tegen over de Landelijke Schelpenteldag op 22 maart 2025. Dan is er bijzondere aandacht voor het zaagje. Op die dag wordt geïnventariseerd hoe de verhouding is van aangespoelde linker- en rechterkleppen van het zaagje op Nederlandse stranden. Je zou verwachten dat je langs het hele strand linker- en rechterkleppen van schelpen in vergelijkbare hoeveelheden zou kunnen vinden, maar uit een eerdere inventarisatie van de Vlaamse schelpenteldag blijkt dat je op het ene strand vooral linkerkleppen vindt, en op een ander strandvak de rechterkleppen meer voorkomen. 

Ik ben eens benieuwd wat dit onderzoek gaat opleveren. En vooral zou ik willen weten (zoals altijd :)) waarom dit zo is. Maar ja, waaromvragen over de natuur zijn niet altijd goed te beantwoorden. 

Een andere dunne schelp die ik tijdens de wandeling aantrof is de otterschelp; de zeldzaamste om te vinden van de drie. De soort komt langs de Midden- en Zuid-Europese kusten voor tot in Zuid-Afrika. Sinds 2003 worden de schelpen wat vaker in Nederland gevonden. De otterschelp is een zogenaamde 'klimaatopschuiver': een oorspronkelijk meer zuidelijke soort, die mede door de opwarming van het zeewater nu ook in ons land voorkomt. 

Otterschelp (midden)

De otterschelp spoelt meestal in de winter en het voorjaar aan. De schelp kan tot twaalf centimeter breed worden, is wit gekleurd en met een schilferig bruingroen laagje (dat is er bij de schelp op bovenstaande foto al van af gesleten). Bij leven zitten deze schelpdieren tot dertig meter diepte, ingegraven in modderige bodems. Natuurlijk was ik benieuwd hoe deze schelp aan zijn naam komt. Dat is volgens NatureToday waarschijnlijk te wijten aan een foutje. Linnaeus gaf twee gelijkende schelpen de namen arenaria en lutraria. Dat eerste komt van het woord zand, en het tweede van otter. Maar waarschijnlijk is er per ongeluk een 'r' te veel ingeslopen: lutaria, zonder r dus, betekent namelijk slijk of modder. Dat is waar deze schelp leeft. Naast otterschelp gebruiken we in Nederland ook wel als andere naam: ovale slijkschelp. 

We bleven nog even genieten van de zonsondergang op het inmiddels stille strand. Het was een prachtige wandeling!

woensdag 5 maart 2025

De lente barst los!

Na een lange en zeer sombere winter hebben we nu echt heerlijk voorjaarsweer: zonnig en weinig wind. En 's ochtends een beetje rijp en mist voor de sfeer :). Rondstruinend in het Kromme Aargebied merkte ik dat de zon al behoorlijk krachtig is. Dat hebben de vogels ook door en ze zijn razendsnel aan het baltsen, paren en nestelen. In krap twee uur zag ik een hele parade aan lenteverschijnselen. Langs het veenriviertje zaten twee blauwe reigers op hun nest. Blauwe reigers zijn koloniebroeders, maar de kolonie hier moet nog groeien. Ik zag maar twee nesten. Of het tweede nest ook bezet is kon ik niet ontdekken. In de Kromme Aar vormden twee futen al een paar. Een derde fuut probeerde naderbij te komen, maar dat stond het stelletje niet toe. Een van de fuutjes bracht een takje naar het nest in aanbouw en nodigde de andere partij uit tot paring door de bestijghouding aan te nemen. Toen dat niet werkte probeerde de fuut nog de invitatiehouding (plat op het nest liggend). Maar ook die vlieger ging niet op. Meer over het paringsritueel van de futen kun je lezen in deze blog.

Fuut neemt de bestijghouding aan om de partner naar het nest te lokken

Twee wilde eenden zaten knus tegen elkaar aan in de zon. Hun verenkleed is nu op zijn mooist. Aan de verschillende snavelkleuren kun je man en vrouw altijd van elkaar onderscheiden, ook als de mannetjes in de rui zijn en in dit zogenaamde eclipskleed veel op vrouwtjes lijken. De mannen hebben een geel/groene snavel en de snavel van de vrouwtjes is oranje met bruine vlekken. 

Even verderop werd het gekrijs van halsbandparkieten steeds luider. Ik zag een paartje kroelen en uiteindelijk ook paren. De paring is een van de weinige momenten van de parkieten die ik nog niet eerder in beeld had. Bekijk dit filmpje van ongeveer 10 minuten dat ik maakte over het leven van de halsbandparkieten als je wilt zien hoe ze gedurende de vier seizoenen leven. Ze broeden in holen en zullen daarbij graag gebruik maken van de dode bomen in het heempark.

Halsbandparkieten klaar voor de paring

De hoge wilgen langs de Kromme Aar worden niet alleen gewaardeerd door de nestelende blauwe reigers en parende parkieten. Een duo aalscholvers had hier ook domicilie gekozen. Ze hadden net gevist en nu lieten ze hun verenpak drogen in de lentezon. Aalscholvers kunnen diep duiken omdat hun veren minder vettig zijn dan die van andere watervogels. Omdat ze het waterafstotende vetlaagje missen moeten ze met hun vleugels gespreid de veren laten drogen na het zwemmen. Nu ik het filmde viel me op dat de vleugels behoorlijk zijn; hun spanwijdte is 130-160 centimeter!

Aalscholver droogt zijn veren na het vissen

In het drassige gebied naast het riviertje huizen momenteel drie kwakken, waaronder een juveniel. Ik was al eens eerder gaan kijken, maar toen verscholen ze zich tussen de takken van de in het water staande wilgen. Nu zat er een te zonnen op een dwarsliggende boomstam. Nog altijd een eind weg, maar toch kon ik hem redelijk filmen. In 2017 zat er ook al eens een kwak in het gebied; die trok toen kijkers uit de verre omtrek. Ik schreef er deze blog over.

Verder kwam ik nog een ooievaar tegen die zijn nestplaats al had ingenomen, een buizerd die even op zijn gemak in een boom zat en ik hoorde tal van kleine zangvogels die hun lentelied lieten horen. Een roodborst keek nieuwsgierig over een takje wat die rare snuiter allemaal met haar camera aan het doen was. Dat zie je in het filmpje van deze week door hier te klikken


donderdag 27 februari 2025

Help de hommel met de hommel buzzz club en burgeronderzoek

Hommel breekt in bij smeerwortelbloem

Wie mijn blogs in de afgelopen jaren heeft gevolgd, weet dat ik hommels een warm hart toedraag. Niet in de laatste plaats omdat zij een van de eerste insecten zijn die je in het voorjaar kunt tegenkomen. Hun heerlijke gezoem kan mij op een zonnige winterdag blij maken, met de lente en zomer in het verschiet. Om die reden heb ik smeerwortel en longkruid in mijn tuin geplant, want daar zijn hommels dol op. Die bloeien nu nog niet, maar wel bolletjes zoals sneeuwklokjes en krokussen. De bolletjes zijn biologisch, want een van de grootste bedreigingen voor insecten, en dus ook hommels, zijn pesticiden. De Engelse professor Dave Goulson heeft daar veel onderzoek naar gedaan; al zijn boeken staan bij mij in de kast. 

Het gaat slecht met de hommel en daar zijn verschillende redenen voor. Om te beginnen zijn met het importeren van groente, fruit en hommels ziektes meegekomen waar inheemse hommelsoorten niet tegen bestand zijn. 

Ten tweede krijgen wilde bloemen minder ruimte om te groeien. In gebieden waar veel landbouwakkers zijn, groeien nauwelijks bloemen. De hommel heeft zo weinig leefruimte. Armoede is er ook in tuinen waarin gecultiveerde bloemen staan met zogenaamde 'dubbele bloemen'. Die bevatten vaak geen meeldraden meer en daarmee is ook het stuifmeel verdwenen. Hommels treffen dan een lege voorraadkast aan en blijven weg. 

Biologisch gekweekte bolletjes

En als derde: Pesticiden worden in de landbouw en in steden gebruikt voor bestrijding van ziekten, ongedierte en ‘onkruid’. Het gif is dodelijk voor hommels en alle andere insecten. Goulson schat dat 70% van de planten die bij tuincentra worden verkocht, gekweekt zijn met hulp van pesticiden. Daar kunnen zelfs planten tussen zitten die expliciet gelabeld zijn als bijvriendelijk – de plantensoort zelf is dat ook, maar de pesticiden bereiken het tegenovergestelde effect. Bij planten die zijn blootgesteld aan pesticiden, zijn de gifstoffen doorgedrongen tot zowel blad, nectar als de pollen. Stel je koopt zulke planten en zet ze in je tuin en je spuit zelf geen gif, dan nog duurt het jaren voordat alle pesticiden uit de plant verdwenen zijn. 

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat van de insecten die in contact kwamen met insecticide er twee à driemaal zo veel stierven als andere, zonder contact met gif. Het nationale instituut voor landbouwonderzoek in Avignon had voor de studie kleine zendertjes aangebracht op de bijen. Franse wetenschappers ontdekten ook dat bijen verdwalen door het middel thiamethoxam. De diertjes vinden de weg terug naar hun volk niet meer.

Een Schots team merkte dat de hommels bijna uitgeroeid waren na een behandeling met insecticiden. Dave Goulson van de Schotse universiteit in Stirling had hommelvolken behandeld met het middel imidacloprid. Na 6 weken bleek dat ze 85 procent minder koninginnen hadden voortgebracht dan andere volkeren.

Sneeuwklokjes

Om mijn favoriete hommels te behouden moet er dus wat gebeuren. Zorgen voor een natuurlijke tuin met zoveel mogelijk biologische enkelbloemige planten is een goed begin: verbeter de wereld, begin bij jezelf :). Maar er moet op grotere schaal actie ondernomen worden. Daarom ben ik lid geworden van de Hommel Buzzz Club, opgezet door het Bijen Educatiecentrum (onderdeel van de Bijenstichting). Zo probeer ik een steentje bij te dragen aan het redden van de hommel. Heel concreet wordt er dit jaar een onderzoek gehouden waarbij dode hommels worden geanalyseerd op de pesticiden die ze bij zich dragen. Hiervoor worden burgers opgeroepen om dode hommels op te sturen. Klik op deze link voor meer informatie hierover. Vind jij het ook waardevol om insecten te beschermen voor een goede leefomgeving, gezonde voedselpiramide (als er geen insecten meer zijn, hebben vogels het ook moeilijk) en de bestuiving van onze voedselplanten? Kom dan in actie! 

 


woensdag 26 februari 2025

Baltsende krakeenden

Krakeenden herken je aan de witte spiegel

In de polder zag ik vorige week een erg grote groep krakeenden. De sloten waren grotendeels bevroren, hetgeen wellicht een verklaring was voor de ophoping van de eendjes bij de sloot die nog open was. Krakeenden hebben zo op het oog een saai bruin verenkleed, maar als je het van wat dichterbij bekijkt hebben de veren een mooie, subtiele tekening. De mannetjes zijn niet snel te verwarren met andere eenden door hun zwarte kont; de vrouwtjes lijken op andere eendensoorten zoals de wilde eend en talingen. Je onderscheidt ze dan het beste aan de witte vlek, die spiegel wordt genoemd. Onder vogelaars wordt die in dit geval ook wel aangeduid als 'het suikerklontje'. De krakeenden maken een positieve aantalsontwikkeling door, dus dat is goed nieuws. Bekijk daarvoor maar eens mijn eerdere blogjes over de krakeend

Baltsende man linksonder

Ik had nog nooit zoveel krakeenden bij elkaar gezien. De mannetjes maakten het typische fluitgeluid en ze baltsten door hun kop achterover te gooien en een beetje uit het water omhoog te komen. In principe vormen krakeenden al aan het begin van de winter paartjes; na de rui zijn ze in broedkleed op hun mooist. Misschien baltsen ze nu nog om de paarband te versterken of zijn er nog vrijgezellen die een partner zoeken. Een deel van de eendjes zal nog wegtrekken, het aantal overwinteraars ligt 2-3 keer hoger dan het aantal broeders. En de paartjes die in Nederland blijven hebben ook nog even de tijd. Krakeenden broeden later dan veel andere eendensoorten: vanaf april met de top in de tweede helft van mei. Dat is gemiddeld anderhalve maand later dan de wilde eend.

Het gaat dus nog even duren eer je een krakeend met kleintjes tegenkomt. Als dat al gebeurt, want ze broeden zeer verscholen. Bij verstoring vliegt de moeder op en verstoppen de kleintjes zich in de vegetatie. Ik heb nog nooit kleine krakeendjes gezien, maar wie weet dit jaar.... Ze lijken erg op kleine wilde eendjes, maar ze zijn iets minder contrastrijk (het bruin is lichter) en de snavel van zowel moeder als kinderen onderscheidt zich van de wilde eend door de duidelijke kleurverdeling: onder oranje en boven bruin. De snavel van het wilde eend vrouwtje is ook oranje met bruin, maar het bruin is vlekkeriger van tekening. 

Bekijk de baltsende krakeenden in het korte filmpje van deze week door hier te klikken. Voor abonnee's: als er een advertentie verschijnt als je klikt dan kun je na enige seconden op de groene balk 'go to article' klikken. Je komt dan op mijn blog en kunt doorklikken naar YouTube of andere links. 

Een krakeend met kuikens
Foto USFWS Mountain-Prairie  CC BY 2.0, wikimedia

woensdag 19 februari 2025

Baltsende zwanen in een zwanenmeer

 

In 1969 schreef ik de geschiedenis van mijn leven, weliswaar in erg beknopte vorm :). Er was ook ruimte voor een blik op de toekomst en daarin zag ik een rol voor mijzelf als balletdanseres. Ik zat op balletles destijds, maar een danscarrière is het niet geworden. Ik was erg onder de indruk van klassieke balletstukken zoals het Zwanenmeer. Hoewel de solo's en 'pas de deux' technisch waarschijnlijk knapper zijn, genoot ik vooral van de ensembles en de dans van de vier zwanen. Van dat laatste onderdeel heb ik nog eens een filmpje opgezocht op YouTube (klik hier) en ik ben opnieuw onder de indruk van de synchrone passen van de danseressen. 

Aan dit alles moest ik aan denken toen ik gisteren knobbelzwanen filmde bij een klein, half bevroren watertje in de polder. De sloten erom heen waren grotendeels bedekt met ijs, waardoor de watervogels zich op de plas verzamelden. Daaronder was een grote groep zwanen die zich gracieus door het water bewogen, een echt zwanenmeer! Ik heb er ruim een uur gefilmd en zag onder andere de natuurversie van de 'vier zwanen dans'.

Vier knobbelzwanen

De danspassen uit het ballet zijn geïnspireerd door zwanen en hun romantische balts. Ook daar kon ik meerdere keren getuige van zijn.

Baltsende knobbelzwanen

Knobbelzwanen gaan rond hun 4e of 5e jaar voor het eerst broeden. Tot die tijd verblijven ze in grotere groepen en verkennen ze potentiële partners. Jonge zwanen herken je aan de deels grijze veren en/of aan de lichte snavel; eerder roze dan oranje. Je ziet in het filmpje bij deze blog de jongen tussen wat oudere zwanen. Als ze eenmaal een partner hebben gekozen, blijven ze elkaar hun hele leven trouw. In het geval dat een van de twee overlijdt, duurt het een tijdje eer de andere zwaan een nieuwe partner kiest. 

Valentijnsdag is al voorbij, maar voor de zwanen was deze koude dag geen belemmering om op liefdespad te gaan. Klik hier om het filmpje te bekijken dat ik gemonteerd heb op klassieke muziek, zoals het hoort bij een zwanenmeer!



woensdag 12 februari 2025

Molshopen en mollentelling

Voornes Duin

Tijdens ons korte uitje naar Voornes Duin hadden we een strakblauwe lucht, in deze sombere winter zou je haast vergeten hoe dat eruit ziet... In de zandduinen zag ik veel molshopen. Ik vroeg mij af hoe de mollen dat deden in zulk zacht zand. Het lijkt me dat de tunnels die ze graven meteen achter hun instorten. Op de site van de zoogdiervereniging lees ik dat  "de mol overal voorkomt waar de grond geschikt is om in te graven. Voorwaarden zijn dat de bodem niet te zandig, te vochtig of te stenig is en dat er voldoende regenwormen aanwezig zijn. De bodem mag daarom ook niet te zuur zijn. De mol heeft een voorkeur voor rulle, humusrijke grond met een niet te hoge grondwaterstand en permanente begroeiing. Hij komt vooral voor in loofwouden en graslanden, maar ook in tuinen, bosranden, parken en boomgaarden, tot een hoogte van 2000 meter." 

Molshopen in Voornes Duin

Dat bevestigt mijn aanname en tegelijk betekent het dat het duintje op de foto blijkbaar (toch) niet te zandig is. Zo te zien is er in ieder geval ook permanente begroeiing. De aanwezigheid van een mol is in het algemeen een teken van een gezonde en vruchtbare bodem, zo meldt natuurpunt.be. Laat dat een troost zijn als een mol je tuin bezoekt. Wij hebben er in ieder geval regelmatig een. Samen met onze "groene buren" zijn we er blij mee en gedogen de hopen die ze opwerpen in onze redelijk natuurlijke tuinen. Helaas wonen aan de andere kant mensen met een stenen tuin en kunstgras. Ze bespraken tot mijn verdriet vorig jaar mollenbestrijding met hun tuinman. 

De mol zelf zien we nooit, soms vinden we wel eens een dode mol tijdens een wandeling. Daarom deze foto van Wikimedia om het beestje even in de spotlights te zetten. 

Europese mol
Foto: Mick E. Talbot - CC BY-SA 3.0, Wikimedia

Mollen zijn tussen de 11 en 16 centimeter lang en hebben een kort staartje van 2-4 centimeter. Ze zijn goed aangepast voor hun gravende leven onder de grond: de scherp horende oren zitten inwendig, de (minder belangrijke) ogen zijn klein, de graafpoten royaal en hun haren zijn recht ingeplant. Dat laatste betekent dat ze zich makkelijk vooruit èn achteruit kunnen bewegen. Een mol kun je nooit tegen de haren instrijken :). Mollen wegen rond de 100 gram en per dag moeten ze 50 gram regenwormen (hun belangrijkste voedsel) eten om op gewicht te blijven. Omdat regenwormen veel water bevatten, hoeven mollen niet te drinken. Zijn voedsel speurt hij op met zijn neus. Daarin zitten de organen van Eimer. Dit zijn kleine ronde zwellinkjes vol met zenuwuiteinden. Die zijn zó gevoelig dat ze als tastorganen dienst doen. Door regelmatig zijn gangenstelsel te onderzoeken, vindt de mol de regenwormen die erin gevallen zijn. Hij eet ze meteen op, of verdooft ze met een beet om ze later te consumeren. Wetenschappers hebben voorraadkamers met meer dan 1.000 regenwormen gevonden! Voordat ze de wormen daadwerkelijk eten, knijpen ze met hun klauwen eerst de aarde en darminhoud uit het wormenlijfje.

Hun gangenstelsel kan wel 60 meter lang zijn. De dieper gelegen tunnels kosten wat meer tijd, maar de oppervlakkige gangen (ook wel mollenritten genoemd), graaft de mol met een snelheid van 10-15 meter per uur. Na 4 uur foerageren in de tunnels, neemt-ie 4 uur rust. 

Sta even stil bij de mol(shoop) tijdens de landelijke mollentelling

Door hun ondergrondse bestaan vergeten we de mol weleens, maar eigenlijk is het een fascinerend zoogdier. Omdat mollen in de smalle tunnels leven, zitten ze voortdurend in een omgeving met veel koolstofdioxide en weinig zuurstof. In 2010 ontdekten wetenschappers dat mollen grote hoeveelheden koolstofdioxide kunnen verdragen en hierdoor hun eigen uitgeademde lucht opnieuw kunnen inademen zonder te verstikken. Eigenlijk moet je dus bij elke molshoop even denken aan de bijzonderheden van dit nijvere beestje. 

Komend weekend staan - als het goed is - veel mensen stil bij de mol(shoop). Dan is er namelijk de landelijke mollentelling, die vooral bedoeld is om de verspreiding van mollen beter in kaart te brengen en meer over het gedrag te leren, zodat we zo goed mogelijk kunnen samenleven met de mol. Het is tekenend dat ik 'mollen' invoer in Google en dat ik me dan eerst door tientallen sites over mollenbestrijding moet worstelen eer ik bij natuurinformatie kom. Kijk op deze pagina van de zoogdiervereniging  om te zien hoe je mee kunt doen met de mollentelling. Tel ze, dit weekend!