Min of meer toevallig moest ik een paar uurtjes in Wateringen doorbrengen en ik besloot die tijd te besteden in het plaatselijke Hofpark. Daar bloeiden narcissen en krokussen uitbundig. Nederland is beroemd om de vele bolgewassen die hier gekweekt worden, maar meestal besteden we meer aandacht aan de bloemen die hieruit voortkomen dan aan het deel van de plant dat onder de grond zit. Toch is dat de basis van alles. In het dagelijkse spraakgebruik worden de termen knollen en bollen nogal eens door elkaar gebruikt. Hoewel ze allebei dienen als voedselopslag voor de plant, zitten ze toch anders is elkaar. Een aardappel is een bekend voorbeeld van een knol: onregelmatig gevormd en aan de binnenkant zie je 'niks bijzonders' behalve aardappel, het snijvlak is egaal. Een knol slaat zijn voedsel in het geval van bijvoorbeeld de aardappel op in een stengelknol en bij bijvoorbeeld een dahlia in een wortelknol.
Een ui is een voorbeeld van een bol, als je die van boven naar beneden doorsnijdt zie je de zogenaamde 'rokken'. Dat zijn ondergrondse bladeren waar het voedsel voor de plant wordt bewaard. Van de genoemde planten uit het park hebben narcissen een bol en krokussen een knol.
Krokussen hebben een knol en narcissen een bol |
De voorjaarsbloeiende bollen hebben een periode van kou nodig om bloemen te ontwikkelen. Daarom moeten die in het najaar de grond in, zodat ze de winterkou goed voelen. Uit het aanwezige reservevoedsel worden achtereenvolgens stengel, blad en bloem aangelegd. Deze gezamenlijk gevormde delen (de spruit) gaan zich langzaam strekken. Als de gunstige tijd voor de groei aanbreekt, is de plant klaar om in korte tijd boven de grond uit te piepen en te bloeien. Dat gaat allemaal ten koste van het opgeslagen voedsel, zodat de vlezige rokken of de knol erg snel slinken.
In dezelfde tijd zijn nieuwe wortels gevormd die het voedsel opnemen uit de grond. Ook de groene bladeren beginnen hun werk te doen. Onder invloed van zonlicht worden van koolzuurgas uit de lucht en water met mineralen uit de bodem suikers gemaakt. Het zo gevormde voedsel wordt voor een deel gebruikt voor de groei van knoppen. Het is erg belangrijk om na de bloei wel de bloemen te verwijderen (want het maken van zaad kost veel energie), maar niet de bladeren. Met het verdorren van de bladeren trekt de bol de energie terug in de plant, die ervoor kan zorgen dat de bol het jaar erna weer kan bloeien.
Oosterse sterhyacint |
In het park bloeide nog een ander bolgewasje, de oosterse sterhyacint, die je herkent aan de stervormige hangende helderblauwe bloempjes. Deze plant komt oorspronkelijk uit Klein-Azië, maar is door verwildering vanuit tuinen en door aanplant in parken en plantsoenen terecht gekomen. Over de familie waartoe deze plant (scilla siberica) behoort is lang getwijfeld. Aanvankelijk werd ze onder de leliefamilie geschaard. Daarna plaatste men ze bij de hyacinten. Maar tegenwoordig zijn de plantkundigen het erover eens dat ze tot de aspergefamilie behoort, samen met de andere hyacinten overigens. In mijn ogen is die aspergefamilie nu een echte ratjetoe van soorten. maar ja, wie ben ik :).
Bekijk het filmpje met bollen en knollen en andere vrolijke voorjaarssignalen door hier te klikken.
2 opmerkingen:
Mooi informatief blogje weer die ik ook weer graag heb gelezen.
Dank je wel Tine!
Een reactie posten