Het mannetje herken je aan de kastanjebruine kop met een groene band erdoor. Op het achterlijf zie je zachtgeel en helder groen. Het vrouwtje is bruin, een camouflagekleed omdat ze een grondnest maakt. Maar ook haar herken je aan een heldergroene vlek op het achterlijf. In Nederland broeden er zo'n 2000 paar, in de winter kunnen er wel 100.000 wintertalingen worden gezien als wintergasten of doortrekkers. Het is zeker de moeite waard om eens de waterkanten af te speuren als je een wandeling maakt. Daar houden de wintertalingen zich vaak op, om te grondelen of het wateroppervlak te filteren naar voedsel. In de broedtijd eten ze vooral dierlijk materiaal, in de winter zijn ze vegetariër.
De bomen langs de Geleenbeek hangen vol met maretak (foto boven), soms beter bekend onder de Engelse naam mistletoe. De witte besjes worden door vogels gegeten. De zaden zijn een beetje kleverig en om hun snavels schoon te maken wrijven de vogels langs de takken. Zo blijft het zaad van deze halfparasiet op een plekje achter waar dit makkelijk weer kan ontkiemen. In Zuid-Limburg is deze beschermde plant vrij algemeen, maar in de rest van Nederland niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten