zaterdag 27 september 2025

Zuidelijke groene schildwants: een variabel beestje

Ik liep deze week een rondje langs de tomatenplanten om te zien of er nog iets te oogsten viel. Op één tomaatje zat een voor mij onbekend insect met een opvallende tekening op zijn schild. 

Zuidelijke groene schildwants

Zoals altijd in dit soort gevallen bood ObsIdentify uitkomst: het bleek de nimf van een zuidelijke groene schildwants te zijn. De 'gewone' groene schildwants had ik al regelmatig in de tuin aangetroffen, maar deze zag ik voor het eerst. Zo groen was-ie trouwens nog niet. Het beestje was bruinzwart met witte en gele stipjes.

Toch moeten ze al een tijdje in onze tuin rondhangen, want deze - van oorsprong Ethiopische - insecten hadden al wat sporen achtergelaten. Het is een plaagsoort voor tomaten en paprika's. Bij nader inzien hadden ze flink huisgehouden in onze puntpaprika's deze zomer. Het insect prikt met zijn zuigende monddelen in jonge plantendelen en vruchten om het plantensap op te nemen. Dat is op zich nog te overzien, maar het beestje injecteert ook giftig speeksel, en dat leidt tot afstervend weefsel op de vruchten. De wonden kunnen ook worden geïnfecteerd door schimmels en bacteriën, en dan is de schade groot. Voor een paprikakweker is dat natuurlijk een flinke strop.

Schade aan de paprikaplanten

Normaal kweek ik de paprika's binnen op de vensterbank waar ze op het zuiden lekker staan te warmen in de zon. Door de droge en warme zomer had ik ze echter dit jaar eens buiten gezet. Er verschenen allemaal bruine plekken op het vruchtvlees, maar ik had geen idee waar dat door kwam. Op een gegeven moment kwamen er weer onbeschadigde paprika's aan de planten dus ik dacht er verder niet meer over na. Maar nu is de schuldige dus geïdentificeerd.....de zuidelijke groene schildwants.

Dat is trouwens een kleurrijk beestje. Voor ze als groene wants eindigen, maken ze vijf larvenstadia door als nimf, allemaal met verrassende kleurtjes. Zelfs de volwassenen kunnen wat kleurvariatie hebben. Het insect in mijn tuin was in het derde larvenstadium.

Met onderstaande foto's van Wikimedia laat ik de vijf nimfenstadia en de volwassen wants even zien.

Op onderstaande foto zijn de larven net uit het ei gekropen. Ze blijven in dit stadium in groepjes rondhangen, waarschijnlijk omdat ze in een groep individueel wat minder kans maken om opgegeten te worden.

Eerste nimfenstadium
Foto: Slimguy, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons


In het tweede stadium zijn het gedrongen zwarte wantsjes met rode stipjes.

Tweede nimfenstadium
Foto: Herb Pilcher, USDA Agricultural Research Service,
Bugwood.org, Public domain, via Wikimedia Commons

In het derde stadium komen er meer stipjes. De stipjes zijn niet meer rood maar geel en wit en er is nu een groen gestreept bandje bovenaan het schild.

Derde nimfenstadium
Foto: AnRo0002, CC0, via Wikimedia Commons

In het vierde stadium komt de groene kleur al door; de stipjes zijn nu geelwit en rood. De poten zijn ook fraai gekleurd.

Vierde nimfenstadium
Foto: Amada44, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons

De nimf is bijna volwassen in het vijfde larvenstadium, nog even wat spetterende kleuren op het lijf!

Vijfde en laatste nimfenstadium
Foto: Katja Schulz from Washington, D.C., USA,
CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

Als volwassen exemplaar doet de wants zijn naam eer aan met een groene kleur. In de zomer en het groeiseizoen is de volwassen wants overwegend helder groen. Tijdens het winterhalfjaar of na overwintering kleurt de wants bruin tot olijfbruin. Soms is er een opvallende gekleurde zoom te zien aan de voorkant van het halsschild. Je kunt de zuidelijke groene schildwants altijd herkennen aan de drie stipjes in het driehoekje op het schild.

Volwassen zuidelijke groene schildwants
Foto: Hectonichus, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Tsja, als ik dit zie, dan wint de verwondering over de natuur het weer van de ergernis over de vraatschade. Maar ik ben dan ook slechts een hobbyteler en het is niet mijn inkomen.... 

maandag 22 september 2025

Zeewier op het strand en op je bord

Zeewier op het Texelse Noordzeestrand

Toen we in augustus langs het strand bij de Slufter (Texel) liepen, waren er veel wieren aangespoeld. We vonden vooral blaaswier en Japans bessenwier langs de vloedrand. Beide wieren hebben blaasjes, maar die van Japans bessenwier zijn vele malen kleiner dan die van blaaswier. 

Zoals de naam aangeeft, komt Japans bessenwier oorspronkelijk uit de zeeën rond Japan en het is waarschijnlijk meegelift met in Europa ingevoerde Japanse oesters. De exoot verspreidde zich sinds de aankomst in 1973 snel. In Engeland heeft men geprobeerd om de soort mechanisch te bestrijden, maar het wier reageerde met nog meer groei. Ook in Nederland tierde Japans bessenwier welig, met name vanaf 1980 in het Grevelingenmeer, waar geen getij en geen stroming is. In 1983 was het daar alom aanwezig. Gelukkig is de soort nu minder invasief en verdringt het wier de inheemse wiersoorten niet meer zo erg. Veel dieren gebruiken het Japanse bessenwier om ertussen te schuilen en/of hun voedsel te vinden. Je vindt dit wier in de Oosterschelde en de Waddenzee, waar het groeit op drijvende pontons in havens. Op plekken met niet te veel stroming kan het wier wel 5 meter lang worden.

Japans bessenwier

Blaaswier heeft beduidend grotere drijfblazen dan Japans bessenwier. Dit bruinwier varieert in kleur van olijfgroen tot bruin. Deze soort kun je op de waddeneilanden vinden, maar ook aan de westkust van Zeeland tot Noord-Holland. Aangespoelde exemplaren kunnen zelfs uit Frankrijk of Zuid-Engeland komen, dus het is niet per sé 'Nederlands wier' :).

Blaaswier, bruine kleur

Van de week las ik in de nieuwsbrief van Historiek dat zeewier al populair was in de prehistorie. In een 14.600 jaar oud kamp in Zuid-Chili werden in een medicijnhut resten van zeewier gevonden. Er lagen diverse soorten zeewier, die op verschillende plekken in zee groeien en op verschillende momenten in het jaar voorkomen. Deze wiereters moeten dus uitgebreide kennis van hun omgeving en de kust hebben gehad. Waarschijnlijk werd het wier zowel als voedsel als om medicinale redenen gebruikt. 

Blaaswier, olijfgroene kleur

Zeewier als voedsel staat momenteel opnieuw in de belangstelling. Waarschijnlijk ken je het van de sushirolletjes, maar ook op andere manieren wordt er over toepassingen voor zeewier nagedacht.

Op de site van NatureToday las ik wat interessante weetjes hierover. Zeewier is een bron van aminozuren. Dit zijn voedingsstoffen die ons lichaam nodig heeft maar die we niet zelf kunnen aanmaken. Het moet uit ons voedsel komen. En met zeewier kunnen we dat efficiënt en tamelijk ecologisch produceren. Voor het telen van zeewier heb je minder oppervlakte nodig dan voor landbouwgewassen of veeteelt. Het groeit aan touwen en babywier is binnen twee maanden genoeg gegroeid om het te oogsten. Dit levert per jaar zo’n 250.000 kilo zeewier per hectare op. Zeewier groeit ook in de wintermaanden, zodat de productie ook ’s winters door kan gaan. De productie van een kropsla kost 65 liter zoetwater, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Zeewier zoals bijvoorbeeld zeesla heeft alleen zout zeewater met de daarin opgeloste voedingsstoffen nodig. En het groeit tien keer sneller dan planten op het land. 


Er moet nog wel gekeken worden hoe het zeewier duurzaam geteeld kan worden. Het is natuurlijk niet de bedoeling om alleen maar te oogsten en zo de zee kaal te plukken. Om in 2050 negen miljard monden te voeden met het mineralenrijke zeewier zou 2% van het zoutwateroppervlak van de aarde voldoende kunnen zijn. 

Mocht je denken: zeewier dat is dus niks voor mij, kijk dan eens op de verpakking van je puddinkjes, soep, koffiemelk of tandpasta. Zie je daarop het E-nummer 400–407 staan, dan eet je al zeewier!

woensdag 10 september 2025

Eindelijk gevonden: wolvensporen in Nederland

In 2017 ondernamen we een reis naar Spanje met twee doelen. We gingen speuren naar de lynx (in Andalusië) en de Iberische wolf (in de Sierra de la Culebra en de Picos de Europa). Twee machtig mooie zoogdieren die we graag eens wilden zien in hun natuurlijke omgeving. Wat de lynx betreft is dat gelukt, maar de wolven lieten zich helaas niet zien. Aan het eind van mijn blog schreef ik destijds: Wie weet komen we binnenkort nog eens een wolf tegen in Nederland. Op de Veluwe of zo :). Inmiddels zijn er tal van mensen die wolven gezien hebben in Nederland, voor sommigen kwam de wolf zelfs erg dichtbij :(. 

Om meer over wolven te weten te komen heb ik in 2023 de (uitstekende) online cursus Wolvensporen van Weylin Tracking gedaan (niet gesponsord!). Voor het afsluitende theorie-examen scoorde ik een 10. Maar nu de praktijk nog. Dat is hier in het westen van Nederland nog niet zo makkelijk. Tijdens tripjes naar de Veluwe speurden we in het zand, maar zonder resultaat. Tot afgelopen weekend.

Hulshorsterzand

We maakten een wandeling over het Hulshorsterzand. Het gebied was na een afsluiting voor het vogelbroedseizoen pas weer geopend voor wandelaars. Vanuit de parkeerplaats liepen we tussen een rijtje dennen naar het stuifzand en ik zei tegen mijn man: een wolf hoef ik niet tegen te komen, maar de sporen wil ik nu eindelijk wel eens zien. Ik had de woorden nauwelijks uitgesproken of mijn oog viel op een wel erg grote pootafdruk. Wat een grote hond dacht ik eerst nog. Maar al snel daalde het besef in dat hier toch echt een wolf had gelopen. En nog niet zo lang geleden. Het zand was op sommige plekken nog een beetje nat van de regen. In de prenten (pootafdrukken) waren ook nog wat putjes van regendruppels te zien. 

Eindelijk vind ik wolvensporen in Nederland

Nu kon ik mijn theoretische kennis eindelijk gaan toepassen. De eerste regel bij wolvensporen is: één prent is geen prent. Je moet het spoor minstens 100 meter kunnen volgen. In tegenstelling tot honden, die rondsnuffelen en om hun baasje heen dartelen, lopen wolven heel doelgericht. Het spoor loopt dus recht vooruit. Van een wolf die even een pad oversteekt en weer in de begroeiing verdwijnt vind je eigenlijk nooit een bruikbaar spoor. Maar hier op het zand.... kijk zelf maar:

Een wolf verplaatst zich heel doelgericht in een rechte lijn,
en loopt meestal in draf
Er stonden geen voetafdrukken van mensen naast het spoor die kunnen
wijzen op een begeleidende hondenbezitter

Afijn, dat leek dus inderdaad een wolvenspoor. Vervolgens namen we de prenten wat meer onder de loep. In tegenstelling tot honden is er bij de wolf een groot verschil in formaat van de voor- en achterpoot. De voorpoten zijn groter omdat zij de zware borstkas van de wolf moeten dragen. Dat verschil is op onderstaande foto goed te zien.

Wolvenprenten: voorpoot (links) achterpoot (rechts)

Verder valt de ovale (druppel)vorm op (hondenprenten zijn ronder) en de lange scherpe nagelafdrukken die een beetje naar binnen wijzen. De prent van de voorpoot was ruim 10 centimeter en viel daarmee binnen de marge van 9-11 centimeter die gebruikelijk is voor een wolf. Die checkjes stonden dus ook op groen. 

Op een gegeven moment hield de stuifvlakte op en liepen er meerdere paden vanaf het zand de heide op. Dat was het moment om naar uitwerpselen te gaan speuren, want wolven deponeren deze vaak duidelijk op een kruising van wegen. Ze houden daarbij ook rekening met de meest voorkomende windrichting en plaatsen de drol zo dat de wind de geur over de kruising blaast, zodat alle passerende dieren weten dat hier een wolf leeft.

De drollen zijn 2,5 centimeter dik en bevatten veel haren en botresten. 

Vrouwtjeswolven zijn degenen die een territorium uitkiezen, vaak eenzelfde type als waar ze zelf zijn opgegroeid, bijvoorbeeld een bos. Met de drollen wordt het terrein gemarkeerd om een mannetje aan te trekken. Wat betreft de partnerkeuze nemen wolven geen genoegen met de eerste de beste, er moet een 'klik' zijn om samen verder te gaan.

Gaaf dat ik nu de theorie in de praktijk kon toepassen. Gedurende de rest van de wandeling was ik wel iets meer op mijn hoede en keek af en toe achterom, maar ik kon toch nog genieten van de prachtige bloeiende heide.


In nos.nl las ik later dat we, om een wolf te zien, even een bezoekje hadden moeten brengen aan Hoenderloo. Daar liep diezelfde avond een wolf door de straten tussen het ijsetende publiek door....

Wolf bij een ijssalon in Hoenderloo
Bron: IJs van Co

zaterdag 6 september 2025

Slakken met muiltjes

Strand bij de Slufter op Texel

Struinend langs het Noordzeestrand op Texel vond ik een muiltje. Dat hoorde niet bij Assepoester maar bij een zeeslak. Die slak was er inmiddels uit, dus alleen het schelpje lag tussen het zand. De buitenkant van de schelp is geelbruin met spiraallijnen en paars/bruine vlekjes. De schelp is enigszins gedraaid. Van sommige exemplaren zijn de schelpen plat en bij andere juist wat hoger. Dat hangt af van de ondergrond waarop het beestje leeft. De bovenzijde geeft weinig weg over hoe de slak met deze schelp aan de naam 'muiltje' komt.

Muiltje bovenzijde

Daarvoor moet je de onderkant bekijken. Muiltjes lijken op pantoffeltjes (‘muiltjes’), door de witte plaat die de opening van de schelp voor het grootste deel afdekt, 'n soort instappers :). Achter dit plaatje kan de slak zich terug trekken als er vijanden in de buurt zijn. 

Muiltje onderzijde

Muiltjes komen van oorsprong uit Noord-Amerika. In Europa werd het Muiltje in 1870 per ongeluk samen met oesters voor de oestercultuur ingevoerd in Oost Engeland. Inmiddels komen ze voor in het hele Noordzeegebied, de Atlantische kusten van Frankrijk en Spanje, de Middellandse Zee (Frankrijk, Italië, Spanje) en de Zwarte Zee. Het is een invasieve exoot. Maar wel een met een bijzondere levenswijze. 

Om te beginnen veranderen alle muiltjes tijdens hun leven van geslacht. Ze beginnen allemaal als man als ze klein zijn. Naarmate ze groeien veranderen ze naar het vrouwelijke geslacht. In het begin leven de mannetjes alleen, maar op een gegeven moment klampen ze zich vast aan een vrouwtje (dat een grotere schelp heeft). Doordat jongere individuen zich op de laatste schelp vestigen ontstaat een gekromde 'ketting' van in grootte (en leeftijd) verschillende individuen. Het oudste en grootste individu onderaan de ketting is vrouwelijk, het jongste (bovenste) dier is mannelijk. Daartussen zijn de dieren in verschillende mate hermafrodiet. Zo kunnen stapels ontstaan van wel twaalf dieren. 

Een keten van muiltjes op de zeebodem bij Brest tussen andere zeedieren
Foto: Olivier Dugornay (Ifremer) - Crépidules (Crepidula fornicata), Wikimedia

Tussen maart en oktober worden 200-400 eieren in kapsels onder de schelp van het moederdier afgezet. De eikapsels blijven daar ongeveer een maand. Ze zijn er veilig voor vijanden en andere schadelijke invloeden. Als de eitjes uitkomen leven de dieren ongeveer veertien dagen als plankton zwevend in het zeewater. Op een gegeven moment wordt het schelpje te zwaar om te blijven zweven en dan zakt het slakje naar de bodem. 

Muiltjes 
Foto: Nova Patch (they/them) - https://www.inaturalist.org/photos/132782952, Wikimedia

Vrouwtjes hebben bovendien de mogelijkheid om opgevangen zaadcellen tijdelijk op te slaan in zaadopslaglobben en deze later pas in te zetten voor het bevruchten van eicellen. Ze hebben tussen de negen en elf verschillende lobben. Elk van deze lobben bestaan weer uit verschillende kwabben. Elke kwab kan onafhankelijk van de andere kwabben zaadcellen opslaan en ook weer onafhankelijk vrijgeven voor bevruchting. Het muiltje kan zo risico's spreiden en een lang broedseizoen hebben. Onderzoekers denken dat dit een grote rol speelt bij de grote verspreiding van deze soort in West-Europa. 
Voor mij is het een raadsel hoe al deze bijzonderheden in zo'n kleine schelp passen. Maar de muiltjes doen het op hun sloffen :).