zaterdag 18 januari 2025

Korstmossen onder de loep: apotheciën en een beestenboel

Nu het binoculair er toch stond besloot ik ook een paar korstmossen nader te bestuderen. Uit de informatie op de site van de Bryologische en Lichenologische werkgroep had ik begrepen dat je van korstmossen een herbarium kunt aanleggen en dat je ze gedroogd kunt bewaren in papieren zakjes. Natuurlijk gelden hier dezelfde voorwaarden als bij bloemen plukken: alleen als er veel van één soort zijn en niet alles meenemen. 

In het park heb ik een aantal korstmosjes met de achterkant van een mesje voorzichtig losgemaakt van de boomstam, zodanig dat zowel het korstmos als de boomstam niet werden beschadigd. Deze keer waren er gelukkig geen nieuwsgierige kritische passanten ;).

Ik legde eerst groot dooiermos onder het binoculair.

Groot dooiermos

Bij deze soort zie je de zogenaamde apotheciën heel goed. Dat zijn de ronde schijfjes met een randje er om heen. In deze apotheciën worden de sporen in hele kleine zakjes (asci) gevormd. Als de sporen rijp zijn, worden deze door de wind verspreid. Sporen die tijdens deze verspreiding in contact komen met een alg kunnen dan samen een nieuw korstmos vormen. Hieronder zie je de opname die ik heb gemaakt bij 20x vergroting.

Apotheciën van groot dooiermos

Apotheciën komen trouwens ook voor bij bepaalde paddenstoelen, zoals de oranje bekerzwam, morieljes en kluifzwammen. 

Vervolgens bekeek ik een ander korstmos, ik denk dat het een schildmos was. 


De details daarvan zien er heel anders uit:

Korstmos of kosmos?

Ik kon niet lang op mijn gemak kijken want al snel werd het een beestenboel. Door de vergrotingsfactor leek het of er ineens een stuk of tien pissebedden door het beeld liepen. Als ik vervolgens gewoon naar het korstmos keek, kon ik nauwelijks iets ontdekken. Toen het stukje korstmos wat langer onder de lamp lag, zag ik wel minuscule beestjes rondlopen op het glazen plaatje. Dat moesten die zogenaamde pissebedden zijn :). Dat kleine stukje korstmos was een soort bos met allerlei diertjes erin. De beestjes die je op onderstaande foto ziet, zijn springstaarten. 

Beestenboel in het korstmos

In een artikel van Naturalis las ik dat springstaarten behoren tot de meest algemeen voorkomende ‘insecten’ op aarde. De Nederlandse naam is gebaseerd op de uitklapbare springvork, waarmee ze flinke sprongen kunnen maken. Het zijn veelal kleine dieren die hun hele leven in de bodem verblijven. Sommige soorten klimmen bij een hoge bodemvochtigheid op boomstammen of in de vegetatie op zoek naar algen en pollen. Dit tekstje wekte mijn nieuwsgierigheid, want ondanks dat ze zes poten hebben, staat de term 'insecten' tussen aanhalingstekens. En ik wilde ook wat meer weten over dat springen.
Om te beginnen zijn er 8700 soorten springstaarten, dus dat maakt het nader determineren van deze kleine beestjes zo goed als onmogelijk voor een leek. Daarbij komt dat ze soms niet meer dan 1 - 1,5 mm groot (of eigenlijk klein) zijn. Dat komt wel overeen met mijn waarneming op het glasplaatje.....
Springstaarten behoren tot de oudste nog levende dieren: zelfs uit het Devoon zijn 400 miljoen jaar oude springstaartfossielen bekend. En ze zijn met veel: ze komen met honderden tot duizenden individuen per vierkante meter in Nederlandse tuinen voor.

Op nemokennislink vond ik nog meer wetenswaardigheden over deze diertjes: Ondanks hun zes poten zijn de springstaarten geen familie van de insecten. Zo bevinden hun kaken zich niet buiten maar binnen de kop en hebben veel soorten primitieve samengestelde ogen (opgebouwd uit maximaal acht losse ogen). Waarnemen doen de springstaarten vooral met de twee antennes op hun hoofd.
Sommige onderzoekers vermoeden dat een ‘wapenwedloop’ tussen springstaartjes en insecten in het Carboon ervoor zorgde dat de insecten vleugels ontwikkelden en zo het luchtruim konden domineren in plaats van de bodem.

Springstaartjes

In één sprong overbruggen ze met gemak een afstand van zo’n acht tot tien centimeter. Dat is enorm voor zulke kleine diertjes. Omgerekend naar mensenmaatstaven zouden wij over de Eiffeltoren kunnen springen. Springstaarten  – de naam zegt het al – springen met hun staart in plaats van met de poten (zoals bijvoorbeeld vlooien doen). Allemaal hebben ze een gevorkte staart, die ze normaal gesproken onder hun lichaam houden met behulp van een grendeltje. Maar dreigt er gevaar – wanneer de springstaarten plotseling aan de buitenlucht worden blootgesteld, bijvoorbeeld – dan verschuift het grendeltje. De staart klapt met een flinke vaart uit en daardoor kan de springstaart razendsnel vluchten. Om dit gedrag worden ze wel de kangoeroes van de bodem genoemd. 

De meeste springstaarten leven in de strooisellaag van de bodem tot twee meter diepte. Daar is de grond vochtig genoeg en bovendien rijk aan plantaardig materiaal – niet onbelangrijk voor een soort die grotendeels van vergane bladeren en rottend hout leeft. Hun dieetvoorkeur maakt springstaarten belangrijk voor de bodem: ze spelen in talloze ecosystemen een belangrijke rol als vormer van humus.
Sommige soorten hebben specifieke eetwensen – plantenafval, uitwerpselen, schimmels, stuifmeel of bacteriën – maar de meeste eten alles door elkaar heen. Op hun beurt worden de springstaarten gegeten door spinnen, kevers, wantsen en duizendpoten. 

Zakspin

Toen ik het korstmos iets naar links schoof, zag ik in de hoek een zakspinnetje. Die leek natuurlijk ook reusachtig bij 20x vergroting :). In werkelijkheid wordt deze soort niet groter dan een halve centimeter. Het zijn nachtactieve, vrij jagende spinnen die zich overdag verschuilen in een gesponnen zakje, onder steen, schors of tussen de vegetatie. 

Al met al had ik die middag een minivoedselwebje ontdekt: van springstaartjes die zich tegoed deden aan de schimmels en algen en de zakspin die zijn buikje rond kon eten aan de springstaartjes. Toen het allemaal erg veel begon te krioelen heb ik de boel gauw buiten gelegd, dus tot een herbarium zal het niet snel komen! 

Geen opmerkingen: