Bedankt voor jullie interesse in mijn blog in het afgelopen jaar. Ik hoop dat ik er in het nieuwe jaar weer vaak op uit kan trekken en mijn natuurervaringen met jullie kan delen door middel van mijn films en interessante weetjes. Ik wens je een goede jaarwisseling en het allerbeste voor 2019.
Ter afsluiting van 2018 een video met fragmenten uit filmpjes die ik dit jaar heb gemaakt, met een knipoog naar het kleurschema RGB (rood, groen, blauw) dat de vele kleurschakeringen in digitale camera's en op beeldschermen produceert. Meer daarover kun je lezen op Wikipedia.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
In de afgelopen 1,5 jaar heb ik gewerkt aan een film over
het Alphense natuurgebied Park Zegersloot, waar veel IVN activiteiten
plaatsvinden of starten vanuit bezoekerscentrum De Veenweiden. Met trots kan ik jullie vertellen dat deze natuurfilm, Struinen in Park Zegersloot, wordt vertoond in Parkvilla Filmhuis in Alphen aan den Rijn, op zaterdag 26 januari om 19.15 uur,
dinsdag 29 januari om 15 uur en op Koningsdag om 14 uur en 15.30 uur.
Je kunt online kaarten reserveren en ophalen aan de kassa of
een online ticket kopen via onderstaande link. Een kaartje kost maar 5 Euro en de netto
opbrengst komt volledig ten goede aan IVN Alphen aan den Rijn!
Klik hier om naar de site van Parkvilla filmhuis te gaan voor online reserveringen of tickets.
Bij 'kies een dag' kun je de gewenste datum en tijd kiezen. Informatie over route en parkeren, klik hier.
In onderstaande trailer (e-mailabonnees, klik hier) kun je vast een voorproefje zien van de film.
Deze week zie je in de film het laatste verslag van onze reis over de Donau. We bezochten Roemenie's hoofdstad Boekarest, die overigens niet aan de Donau ligt, maar een uur rijden er vandaan. Wij gingen van boord in Giurgiu, en terwijl wij de stad bekeken ging de boot verder, om ons op een noordelijker punt weer op te pikken. De rest van onze reis voeren we dag en nacht stroomopwaarts, terug richting Passau. Zoals je gelezen hebt in mijn eerste blog over deze reis, ging dat niet bepaald snel, zodat we uiteindelijk in het stadje Melk (Oostenrijk) van boord zijn gegaan, en met de bus verder naar Passau zijn gereisd.
Langs de Donau zagen we vanaf de boot de oeverbossen die je ook in de eerder gepubliceerde filmpjes kon zien. Natuurlijke bossen langs rivieren worden ooibos genoemd. Ooi is een oud woord voor nat terrein bij een rivier. De Duitsers noemen dat Au en Auwald. Zo is er bij Wenen een mooi Auwald langs de oevers van de Donau. Een natuurlijk riviersysteem geeft een rivier vrij baan om water te verwerken. Omdat de aanvoer niet constant is, moet ook in tijden dat er veel water passeert ruimte zijn voor dit water. Als de rivier in één strakke baan geleid wordt, ontstaan er al snel overstromingen. Een natuurlijke rivier creëert nevengeulen in het ooibos met de beukende kracht van hoog water, zodat het ooibos als waterberging kan dienen. Langs de Donau zagen we voornamelijk wilgen en populieren in dergelijke bossen, dat wordt ook wel zachthoutooibos genoemd. Ooibossen ontwikkelen zich razendsnel (in bomentermen gesproken). Wilgen groeien er wel 1-2 meter per jaar en in 20 jaar tijd is er sprake van een goed ontwikkeld bos. Wilgen en populieren kunnen goed overleven met natte voeten, langs sommige rivieren staan ze bijna de helft van de tijd in het water. Bevers vinden zo'n dynamisch waterrijk bos een prachtige biotoop.
Knaagspoor van een bever
Zittend op het dek van de boot speurden we dan ook naar sporen van dit grootste knaagdier van Europa. In de zomer eten bevers voornamelijk groene planten, daar zie je weinig sporen van. In de winter knagen ze bomen om, om de schors te eten, daar kun je niet overheen kijken :). Eind oktober waren de sporen nog relatief dun gezaaid, maar hun aanwezigheid was wel vast te stellen. Hun 'watermanagement' door het bouwen van dammen, helpt om de diversiteit van het leven in een ooibos te vergroten. Dat zie je op bijgaande illustratie van ARK Natuurontwikkeling, die je via hun webwinkel gratis kunt downloaden.
Download deze kaart gratis bij ARK
Blauwe reigers langs de Donau
Ooibossen zijn ook het neusje van de zalm voor vogels. In jonge ooibossen zijn grote aantallen fitissen en tjiftjafs te vinden. Op meer open plekken kun je blauwborsten spotten of een buidelmeesnestje zien bungelen. Aalscholvers en reigers broeden er in de bomen. Als het bos ouder wordt, wemelt het van de nachtegalen en kun je de wielewalen horen zingen. In deze tijd van het jaar houden al die vogels zich koest, of overwinteren in het zuiden. We hoorden wel met regelmaat de spechten, die eten zoeken in vermolmde bomen. Afijn, genoeg reden om nog eens een keer in het voorjaar naar de Donau te gaan.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film van deze week te zien.
Na de passage van de IJzeren Poort vervolgden we onze reis over de Donau, nu op de grens tussen Bulgarije en Roemenië. We zetten koers naar de stad Rouse in Bulgarije en daarna de Donaudelta. Voor eind oktober was de temperatuur aangenaam en we konden op het dek in de zon zitten. Een grote groep aalscholvers steeg op, 'n prachtig gezicht. Reden om eens uit te zoeken hoeveel aalscholvers er verblijven op en rond de Donau. Ik vond een studie, uitgevoerd in maar liefst 22 landen, gecoördineerd door Intercafe. Dat heeft niks met koffie of café te maken, maar het staat voor Interdisciplinary initiative to reduce pan-European cormorant-fisheries conflicts. Of te wel een organisatie die op Europese schaal conflicten wil verminderen tussen vissers en aalscholvers.
Aalscholvers op de Donau
Want jarenlang werd de aalscholver flink bejaagd omdat hij alle vissen voor de commerciële visserij weg zou vangen. Dat beeld is inmiddels genuanceerd, misschien wel dank zij deze organisatie. Afijn, experts uit 22 landen (waaronder Nederland) hebben dus gegevens en kennis aangedragen voor die studie. Ze onderscheiden drie regio's: West Europa, Midden Europa - het zuidelijke deel daarvan is het stroomgebied van de Donau - en Oost-Europa. Geschat wordt dat in deze drie gebieden samen 1,2 miljoen aalscholvers leven. Zo'n 44% van het totaal komt voor rekening van midden-Europa, één derde verblijft in West Europa.
Continentale aalscholvers broeden in bomen
Vorig jaar filmde ik broedende aalscholvers bij ons eigen Naardermeer. Het filmpje dat ik op YouTube plaatste leidde tot verwonderde reacties uit de UK: "Broeden aalscholvers bij jullie in bomen????, hier zien we ze alleen op rotskusten". Nu ja dacht ik, die hebben we hier niet, dus ze moeten wel in bomen (of op de grond) broeden. Maar het blijkt om twee verschillende soorten te gaan: een Atlantische soort die op kliffen broedt en een continentale soort die de bomen opzoekt.
Alle aalscholvers leven van vis, maar de soorten hangen af van de leefomgeving. In rivieren zoals de Donau eten ze barbeel, voorn, rietvoorn, baars, snoek en paling. Hiervoor duiken ze 2-5 meter diep, maar een duik van 20 meter komt ook voor. In ieder geval gebeurt dat niet in de Donau, waar ons schip met een diepgang van 1,60 meter nauwelijks genoeg water had om te varen :), maar in het Derdap stuwmeer zou dat zo maar kunnen. Aalscholvers vissen individueel, maar komen ook samen in groepen, waarbij ze gezamenlijk de vissen naar de oppervlakte jagen. Daar kunnen ze hun prooien beter zien. Afhankelijk van hun succes bij de vangst zijn ze 1-4 uur per dag bezig met voedsel zoeken. In de Donaudelta broeden in de zomer 16.000 aalscholverpaartjes, maar nu was er op vogelgebied weinig te beleven. Dat kwam niet alleen door de tijd van het jaar, maar ook door de grote droogte. Met zo'n 5800 km2 is het gebied indrukwekkend groot. Maar onze Nederlandse waddenzee is onderdeel van het grootste estuarium van Europa. Van Texel tot Esbjerg in Denemarken beslaat dit gebied maar liefst 10.000 vierkante kilometer!
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te zien. Volgende week het vijfde en laatste filmverslag van onze Donaureis.
Tot de jaren '70 van de vorige eeuw werd de zogenoemde IJzeren Poort in de Donau, een passage van ruim 100 km die de grens vormt tussen Servië en Roemenië, door schippers en passagiers met angst en beven tegemoet gezien. Aan beide kanten van de Donau reiken daar bergketens tot 1200 meter hoog. Het verval in dit stuk van de Donau is dubbel zo groot als de 100 km ervoor, waardoor de stroming -zeker bij smalle stukken- sterk en onberekenbaar is. En op de bodem loert ook gevaar, want er zijn rotsen en steenriffen waar je maar beter uit de buurt kunt blijven. Hoeveel schepen er in de loop van de eeuwen zijn vergaan heb ik nergens kunnen vinden, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog is er een flink aantal wrakken in de IJzeren Poort achter gebleven. Eind augustus 1944 kwam een Duitse vice-admiraal met 172 schepen vanuit de Zwarte Zee aan bij de IJzeren Poort, achterna gezeten door de Russische Donauvloot. Vòòr de Duitse schepen lag de IJzeren Poort als een bijna onneembare vesting en in de bergen had Stalin's Rode Leger zich verschanst. Slechts enkele schepen wisten te ontsnappen en de Duitsers besloten de overige 150 schepen op te blazen. Sinds de oorlog staken de masten van deze schepen boven het water uit, vooral aan het einde van de zomer als er minder water door de Donau vloeide. Voor de Donauschippers kwamen er dus nog meer obstakels bij. In de jaren 70 wilden de Roemenen de wrakken opruimen, maar dit initiatief strandde toen er mijnen ontploften en opruimers het leven lieten. In 2008 is er uiteindelijk door een Nederlands ingenieursbureau grote schoonmaak gehouden: zij hebben de 20 wrakken die het meest in de weg lagen kunnen verwijderen.
De loop van de Donau, bron Daniel Ullrich, wikimedia
Intussen is het varen niet alleen door het verwijderen van de wrakken minder risicovol geworden. Er is een dam met een stuwmeer aangelegd, dat het waterpeil in de IJzeren Poort met zo'n 40 meter verhoogd heeft. De bouw van de Derdap stuwdam heeft zijn prijs, niet alleen in geld maar ook in de vorm van 17 dorpen die in het water zijn verdwenen en 25.000 mensen die daardoor een andere woonplaats moesten zoeken. De dam is 440 meter lang en 55 meter hoog. Twaalf aggregaten met een vermogen van 3000 megawatt leveren jaarlijks 11 miljard Kwh elektriciteit op, die verdeeld wordt tussen Servië en Roemenië.
De vaart door de IJzeren Poort duurt een aantal uren. Helaas was het vrij somber weer en zelfs wat mistig. Toch kun je in de film zien hoe hoog de bergen oprijzen en ook de passage in de sluis Derdap I, die ons maar liefst 34 meter naar beneden brengt heb ik in beeld gebracht. Daarvoor zie je in de film een impressie van twee Servische steden: Novi Sad en hoofdstad Belgrado.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film te zien. Volgende keer het vervolg van onze tocht over de Donau.
Het stroomgebied van de Donau
is 2 miljoen vierkante kilometer groot
Vorige week vertelde ik al iets over onze Donaureis, en hoe deze reis belemmerd werd door de lage waterstanden. Deze week zie je in de film het deel van onze reis dat door Hongarije voerde. De Donau is na de Wolga de langste rivier van Europa, maar liefst 2888 kilometer slingert zij langs steden en natuurgebieden naar de monding bij de Zwarte Zee. Het is onduidelijk waar de rivier precies begint, en dat is de reden dat de kilometers niet worden opgeteld vanaf de bron maar vanaf de monding. Twee beekjes in het Zwarte Woud, de Brigach en de Breg komen samen en vormen het begin van de Donau. De Breg is wat langer dan de Brigach, dus bij de Breg staat meteen de claim dat het de 'belangrijkste bronrivier' voor de Donau is. Er zijn zelfs dorpjes waar zijriviertjes van de Brigach worden aangeprezen in relatie tot de Donau, want uiteindelijk vormen vele stroompjes het begin van deze machtige rivier. Hoewel het allemaal klein begint, is de uiteindelijke watermassa indrukwekkend: elk jaar stroomt 350 kubieke kilo(!)meter rivierwater van de Donau in de Zwarte Zee. Het water is afkomstig van een stroomgebied van 2 miljoen vierkante kilometer; ongeveer één derde van continentaal Europa. Zo'n 160 miljoen mensen wonen in dit stroomgebied. De Donau is het meest internationale rivierbekken ter wereld, en vaak vormt de rivier de grens tussen twee landen.
We passeerden veel landen
Al varend kregen we een continue stroom van sms-jes (op één dag telde ik 13 stuks) van onze telefoonprovider, als we net weer wat meer aan de ene of de andere kant van de grens voeren en 'een nieuw land binnengingen'. Die sms-jes vertelden ons of we nog binnen de bundel konden bellen en internetten of dat we peperdure tarieven moesten betalen (zoals in Servië). Niet alle landen behoren tot 'Schengen', en de grensovergang van Hongarije naar Servië was dan ook weer even wennen. Tijdens de terugreis moesten we ons met een snel aangeschoten vest over onze pyjama in de zeer vroege ochtend melden aan de receptie voor paspoortcontrole bij de Servisch/Hongaarse grens.
De film van deze week begint met de sluis van Gabcikovo, op de grens van Slowakije en Hongarije. In Duitsland en Oostenrijk waren we al 10 sluizen gepasseerd, voornamelijk in de nacht, zoals je in de film van vorige week kon zien. De meeste van die sluizen zijn tussen de 10 en 15 meter hoog, in de Gabcikovo-sluis daalden we 20 meter. De bovenloop van de Donau is dus door de mens aardig onder handen genomen. Maar bij hoge waterstanden kunnen de sluizen de watermassa niet meer in goede banen leiden. Uiteindelijk is de natuur de baas.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film van deze week te zien. Volgende keer een filmverslag van Servië.
Onlangs hebben we een reis gemaakt over en langs de Donau, van Passau (Duitsland) naar de Zwarte Zee en terug. De boottocht voerde door Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Servië, Bulgarije en Roemenië. Wegens laag water moesten we helaas grote delen met de bus doen. Op de heenweg hebben we heel Hongarije en het grootste deel van Servië per bus doorkruist om vervolgens over te stappen op een andere boot. Tijdens onze reis regende het in het noorden van Europa, waardoor we op de terugweg wel door deze landen konden varen, het waterpeil was net genoeg gestegen. Ook waren er delen waar weliswaar nog net voldoende water in de rivier stond, maar waar de boot weinig vaart kon maken omdat hij anders te veel zand opwoelde. Daarom hebben de we laatste 200 km naar de delta (en op het laatste eveneens de laatste 200 km terug naar Passau) per bus afgelegd. De boot kon het niet binnen de gegeven tijd varen, soms lag het tempo maar op iets meer 7 km per uur (in plaats van 20 km/u). Het was al met al een stuk minder relaxed dan gepland, deze reis.
Donau delta
Niet alleen de Donau heeft te maken met extreem lage waterstanden. In eigen land hebben de Rijn en de Waal een historisch laag waterpeil. Hier varen schepen met minder dan de halve lading door de ondiepe wateren.
De lage waterstanden hebben grote gevolgen voor de scheepvaart, inlaat van drinkwater èn voor de planten en dieren in de rivieren. Maar de mens heeft al langer invloed uitgeoefend op de watersituatie in de rivieren, zo schrijft ARK natuurontwikkeling. Door de aanleg van zomerdijken hebben we de rivierbeddingen in de afgelopen eeuwen smaller gemaakt. Doordat de rivier minder meandert, stroomt het water harder en neemt meer zand mee. Door deze erosie daalt de rivierbodem elk jaar 2 centimeter. Op sommige plekken is de daling sinds 1900 wel twee meter! En wanneer de uiterwaarden in zeldzame gevallen, ondanks de zomerdijken, nog eens overstromen, blijft daar relatief veel sediment achter. Zo komen de uiterwaarden steeds hoger en droger te liggen. Voor moerasvogels en jonge vissen, voor wie deze moerassige uiterwaarden de kraamkamer waren, is dat een minder goede ontwikkeling. Periodes van droogte, zoals dit jaar, vergroten het probleem. Dus waterbeheerders bekijken nu of maatregelen uit het verleden teruggedraaid moeten worden. Misschien moeten er zomerdijken weggehaald worden en nevengeulen worden gegraven. Zo blijkt maar weer dat elke menselijke ingreep in de natuur ongeplande effecten kan hebben. Wij hebben in ieder geval aan den lijve ondervonden welke gevolgen de droogte had voor een rivier die zo afhankelijk is van regenwater als de Donau. De film van deze week is wat langer dan normaal, in ruim 11 minuten krijg je een indruk van onze reis tot aan Bratislava. De vogels in de bomen zijn zee-arenden, we zagen soms wel 3-4 van deze machtige beesten per dag. Meer delen volgen. E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film te bekijken.
Naturgeschichte_des_Pflanzenreichs_Tafel_I.:
Gotthilf Heinrich von Schubert
Wikimedia
Het kleinste bloeiende plantje ter wereld, dat overigens niet vaak bloeit, is eendenkroos. Drijvende blaadjes van een paar mm groot en een vrijhangende wortel van 2 centimeter (zie de onderwateropname bij deze blog) vormen samen het klein kroos. In deze tijd van het jaar, zeker na zo'n warme zomer, vormen ze dikke pakketten op het water. Want ze mogen dan heel klein zijn, meestal komen ze met velen tegelijk. Ze vermeerderen zich vooral vegetatief: door celdeling ontstaat er een nieuwe plant die een kloon is van de ouder. Bij gunstige weersomstandigheden en voedselrijk water kan het aantal kroosplantjes in een paar dagen tijd verdubbelen. En als die verdubbelaar zijn gang blijft gaan, gaat het natuurlijk hard. Kleine hoeveelheden kroos zijn prima voor het onderwaterleven: vissen en andere waterdieren kunnen er onder schuilen. In combinatie met voldoende zonlicht en ondergedoken waterplanten wordt er genoeg zuurstof aangemaakt om het plezierig te houden voor de waterbeestjes. Maar als er een centimeters dik pakket van kroos ontstaat, komt er geen zonlicht meer bij de ondergedoken waterplanten, waardoor ze geen zuurstof meer kunnen produceren en ook zelf doodgaan.
Kommer en kwel in de getroffen wateren dus.
Eendenkroos, onderwateropname
Door Lamiot, wikimedia
Maar bij Universiteit Wageningen wordt er volop onderzoek gedaan naar toepassingen voor eendenkroos. De piepkleine plantjes zijn namelijk heel eiwitrijk. Om één kilo vlees te produceren is 2,5 kilo planteneiwit nodig. Nu komt dat meestal van gras of soja en daarvoor is veel agrarisch land nodig. Met één hectare eendenkroos kan net zoveel eiwit geproduceerd worden als met tien hectaren soja, zonder dat er tropische bossen voor hoeven te worden gekapt. Er moet nog verder onderzoek gedaan worden naar de teelt en de verwerking tot veevoer, maar de eerste berichten daarover zijn hoopvol.
Een andere optie is om eendenkroos rechtstreeks te laten consumeren door mensen. In landen als Laos, Thailand en Myanmar gebeurt dat al en staat het als 'Khai-Nam' op het menu. En uit onderzoek blijkt dat Nederlanders eendenkroos in een salade helemaal geen gek idee vinden. Zo kunnen wellicht twee problemen in één keer opgelost worden.
Daarom staat deze week in het filmpje eendenkroos centraal. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
In deze tijd van het jaar stoten de loofbomen hun bladeren af en daarmee komen miljoenen chemische fabriekjes tot stilstand. De bladgroenkorrels hebben tijdens de lente en zomer door middel van fotosynthese voedsel voor de bomen gemaakt. De ingrediënten waarmee ze die voedende suikers maken zijn zonlicht, kooldioxide en water. De zuurstof die wij inademen is een restproduct van dit proces. Daarnaast zorgen de bladeren door verdamping voor een zuigende werking die water van de wortels naar alle delen van de boom transporteert. Twee jaar geleden schreef ik als eens over hoe en waarom bomen hun bladeren verliezen in deze blog. Deze keer bekijken we hoe een blad is opgebouwd. Zo'n blad bestaat uit verschillende lagen met weefsel. Aan de bovenkant van het blad zit een wasachtige laag (de cuticula) die geen water doorlaat. Dan komt de opperhuid, en laagje dat niet dikker is dan één cel (het bovenepidermis) en waarin nauwelijks huidmondjes zitten. Daaronder zit een laag die wordt aangeduid met de naam mesofyl, die bestaat uit bladmoes, waarin de fotosynthese plaatsvindt (palisadeparenchym), de vaatbundels (nerven) die uit transportweefsel bestaan om te zorgen voor de aanvoer van water en voedingsstoffen, en een los weefsel met luchtblaasjes (sponsparenchym). Aan de onderzijde zit een afsluitende cellaag (onderepidermis) met huidmondjes die de verdamping regelen. Bij waterplanten zitten die trouwens aan de bovenkant van het blad. En daaronder zit weer zo'n wasachtig waterresistent laagje. In de tekening is het schematisch weergegeven. Bijna onvoorstelbaar dat dit zich allemaal bevindt in zo'n dun blad!
Derivative work: B Kimmel Leaf_anatomy H McKenna - Leaf_anatomy, Wikimedia
Natuurlijk kun je ook zonder deze ingewikkelde kennis genieten van de prachtig gekleurde herfstbladeren. Ik heb er een aantal voor je gefilmd, waarbij je de nerven, die trouwens niet alleen voor transport in het blad zorgen, maar ook voor stevigheid, mooi kunt zien. In het laatste deel van het filmpje heb ik beelden gemaakt waarbij alleen geel in kleur wordt weergegeven en de rest in zwart/wit. Je ziet dat de bladeren niet gelijkmatig zijn verkleurd, maar dat het bladgroen langzaam wordt teruggetrokken uit het blad.
E-mail-abonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien.
De zonsopgangen zijn inmiddels op ARBO-tijden en als ik naar mijn werk rijd, zie ik jaloersmakende ochtendnevel waar ik niks mee kan doen, behalve er zelf van genieten. Maar op een ochtend dat ik er wel met de camera op uit kon trekken had ik geluk. Bij het dorpje Aarlanderveen zag ik de zon opkomen en de natte weilanden zorgden voor een mooie waas van mist. Vliegtuigen lieten condensstrepen in de lucht achter - iets waaraan je nauwelijks ontkomt als je onder de rook van Schiphol woont - maar door de zon werden ze mooi belicht. Dat vergoedde de vervuiling een beetje. Het dorpje ligt midden tussen de weilanden en om wat diepte in de beelden te krijgen, koos ik voor de omlijsting door de zwarte elzen die er langs de slootkant groeien.
Van alle inheemse bomen komt de els het meest voor in Nederland. Op de Veluwe en in de Noordoostpolder ontbreekt-ie op een paar plekjes, maar dat is dan ook alles. De soort kan goed tegen nattigheid en is te vinden in moerasbos, dat vroeger, zeker in het westen van het land, heel algemeen was. Tegenwoordig is hij vooral te zien langs sloten. Als geen andere soort is de els voorbereid op de moeilijke leefomstandigheden van stilstaand, zuurstofarm water. Met stikstofbolletjes aan de wortels voorziet hij in zijn eigen voedsel. Bovendien vormen de wortels zogenaamde zinkers met een sponsachtige structuur waardoor de boom steviger staat. De zaadjes die uit de opengesprongen elzenproppen dwarrelen hebben luchtblaasjes zodat ze blijven drijven op het water. Eenmaal ergens aangespoeld vormen ze al snel een rij nieuwe boompjes langs de waterkant. Vroeger waren deze elzensingels heel talrijk, er was meer dan honderdduizend strekkende kilometer van in het toenmalige kleinschalige akkerland. De meeste elzensingels zijn nu nog te vinden in het gebied tussen Drachten en Dokkum (Friesland), daar staat nog een restant van bij elkaar opgeteld 3000 kilometer.
Aarlanderveen met ochtendnevel
Inmiddels was de zon boven de horizon uitgekomen en baadde de weilanden in een gouden licht. Een boer had zijn koeien het weiland in gestuurd en dat leverde mooie beelden op. Overigens kunnen koeien het slachtoffer worden van de els. Door de wortelmassa van die zinkers, is de boom bijzonder geaard. En dat leidt regelmatig tot blikseminslag in de elzen. Van de honderd koeien die jaarlijks door de bliksem worden getroffen is er altijd een behoorlijk aantal dat onder elzen stond te schuilen....
Op deze mooie ochtend was er echter geen wolkje aan de lucht en konden de koeien (en schapen) vredig grazen.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
Hoewel we een zeer droge zomer en dito herfst hebben, zijn er tot mijn verbazing nog wel wat paddenstoelen te vinden. Vorig jaar rond deze tijd schreef ik over de reuzenbovist, een buikzwam die ik ook dit jaar weer tegenkwam terwijl ik paddenstoelen filmde in Park Zegersloot. Vandaag besteed ik aandacht aan de berkenzwam. Deze buisjeszwam is een zogenaamde zwakteparasiet. Dat wil zeggen dat de zwam de boom infecteert op het moment dat deze verzwakt is. Bijvoorbeeld doordat er takken zijn afwaaid tijdens een storm, de boom uitgedroogd is of er andere bomen in de omgeving van de berk licht en ruimte wegnemen. Een berk wordt ongeveer 80 jaar, een mensenleeftijd en een jonkie vergeleken met eiken, beuken en lindes die makkelijk honderden jaren oud kunnen worden en vele mensengeneraties zien komen en gaan. De berkenzwam woekert in het binnenste van de boom en veroorzaakt daar bruinrot. Op de zwakke plek breekt de boom vaak af om op de grond verder te verteren. De paddenstoelen (vruchtlichamen met sporen) komen dan pas op de boom. Dus als je een berkenzwam ziet, heeft er al een heel proces plaatsgevonden. De berkenzwam heet in de volksmond berkendoder. In feite is de boom al kwijnende voordat de berkendoder zijn slag slaat, maar het verval wordt wel versneld met de komst van deze parasiet. Dus ik laat het aan jou om te bepalen of je deze bijnaam terecht vindt :). Overigens komen er nog 29 andere paddenstoelen op of onder de berk voor en wel 330 soorten insecten en mijten. Meer daarover lees je in dit artikel.
Bloedweizwam of blote billetjeszwam
De paddenstoel op het steeltje is een andere soort
Vorig jaar zag ik in dit gebied de bloedweizwam, ook wel gewone boomwrat genoemd. Een mooiere naam vind ik blote billetjeszwam, heel toepasselijk zoals je op de foto ziet. Dit is echter geen schimmel maar een slijmzwam. Dat zijn eencellige organismen die zich kunnen verplaatsen. Aanvankelijk zijn de 'billetjes' roze, maar als ze sporen gaan vormen worden ze bruin.
Je kunt de berkenzwam en andere paddenstoelen zien in het filmpje.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om naar het filmpje te gaan.
Grauwe ganzen strijken neer voor
de nacht op de Wijde Aa (Z-H)
In het donker van de nacht hoor ik ze over ons huis vliegen: grote groepen gakkende ganzen. Langzaam stromen ook de overwinteraars vanuit Noord- en Oost-Europa, Spitsbergen en Siberië weer ons land binnen, op het hoogtepunt van de winter zijn ze met z'n 2 miljoenen. Ik reed vorige week naar huis van mijn werk. Het was een warme dag geweest voor de tijd van het jaar. Langs de Wijde Aa zag ik vanaf de weg een grote groep nijlganzen zitten. Met volop zon en wat wolkjes aan de einder bedacht ik dat het wel eens een mooie zonsondergang kon worden, daar boven het water. Thuisgekomen pakte ik mijn camera en statief en vertrok onmiddellijk weer richting het water. Naast de parkeerplaats graasden koeien in het avondlicht. Spinnendraden dansten op het beetje wind dat er was. De nijlganzen zaten er nog, ze waren waakzaam toen ik uitstapte, maar vlogen niet op. Deze van oorsprong exotische vogels, hebben met grote broedsuccessen in de laatste 20 jaar een flinke populatie gevormd. Van enkele ontsnapte vogels naar zo'n 12.000 exemplaren nu.
Nijlganzen soezen in het avondlicht
De vogels hebben zich vermeerderd vanuit Den Haag en Groningen, waar de nijlganzen blijkens de statistieken zijn ontsnapt.
Boven het water van de Wijde Aa was het een drukte van belang van grauwe ganzen. Ook deze soort heeft een opmerkelijke groei doorgemaakt, eigenlijk is er sprake van een comeback. Door bejaging en verlies van het leefgebied (moerassen) was de vogel uit ons land verdwenen. In de jaren 70 van de vorige eeuw zijn ze opnieuw uitgezet in Friesland en het Deltagebied. Maar de echte sprong voorwaarts kwam met de spontane vestiging van grauwe ganzen in de Oostvaardersplassen. Gemiddeld zijn er nu zo'n 200.000 grauwe ganzen in Nederland, met een piek in de winter van ruim 400.000 vogels. Terwijl de zon onderging, kon ik een mooie ganzenvlucht filmen tegen de oranjerode lucht. Ze vlogen langs de molens en boven de verlichte voetbalvelden van Hoogmade. In een volgebouwd land is er blijkbaar toch nog plek voor deze gasten.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
Ik merkte het al eerder op: er hangen heel veel zaden en vruchten aan de bomen dit jaar. Ik spreek dan in heel algemene termen: veel, heel veel. Maar er zijn ook mensen die berekenen hoeveel er bij benadering aan de bomen hangt. Dat hebben ze gedaan voor eikels en beukennootjes op de Veluwe. Daar zal volgens de schatting zo'n 4,7 miljoen kilo eikels uit de bomen vallen. Er zijn niet alleen veel eikels, ze zijn ook wat groter dan normaal, soms wel meer dan 10 gram per eikel. De wilde zwijnen kunnen hun buikjes rond eten en hebben met deze kanjers aan 200-300 eikels per dag genoeg. Beukennootjes zijn een stuk kleiner en lichter, maar daarvan hangt altijd nog ongeveer 1,6 miljoen kilo aan de takken. Die boomsoort is meestal niet zo scheutig met zijn zaden en produceert lang niet elk jaar. Maar in de afgelopen zes jaar was het elke herfst raak.
Nog lichter dan beukennootjes zijn bladeren. Ook daar heeft iemand flink mee zitten rekenen. Diegene heeft uitgevogeld dat er zo'n 35 miljoen kilo bladeren op de composthoop belanden, en dat gaat dan alleen over bladafval van straten en tuinen. De bossen en plantsoenen zijn niet meegerekend omdat die niet worden opgeruimd. Hoe al die berekeningen precies gemaakt zijn staat er niet bij, dus we moeten maar aannemen dat het klopt. De getallen zijn in ieder geval indrukwekkend. Ik wilde wat zaden en vruchten vastleggen in het filmpje van deze week en was er met de camera op uit getrokken in het park tegenover ons huis. Filmen in een drukke omgeving is niet altijd een pretje. Menig filmbeeld is verloren gegaan doordat een hond kwam snuffelen aan het statief, met schokkende beelden (letterlijk dan) tot gevolg. Een clubje wielrenners is gegarandeerd goed voor 'grappige' opmerkingen zoals: "zijn we goed in beeld?". Deze keer ontmoette ik echter een meisje dat erg geïnteresseerd was in de natuur. Ze had veel belangstelling voor wat ik aan het doen was en ging zelfs naar huis om pen en papier te halen voor....mijn handtekening. Ik heb het filmpje van deze week daarom opgedragen aan dit meisje met de naam Robin. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
Natuur laat zich niet voorspellen. Dat bleek vorige week maar weer eens toen de wekker in de vroege ochtend rinkelde. Ik had de avond ervoor het weerbericht goed bestudeerd: na een koele nacht stond er bij zonsopgang een zonnetje getekend in de weerapp. Kans op mist dus. Ik wilde de mist vastleggen bij de Zegerplas en trok er in het donker al op uit. Ter plekke aangekomen werd het licht en bleek er meer bewolking te hangen dan voorspeld. Er was geen mist te bekennen. De plas oogde grijs en saai. Een eindje verderop zag ik de lucht mooi kleuren aan de kant waar de zon opkwam. Snel liep ik er heen en maakte langs het Aarkanaal een totaal andere film dan ik in gedachten had. Niet de plas maar populieren spelen nu de hoofdrol tegen een prachtige ochtendlucht. En dat ik nog eens een belangrijke bijrol zou geven aan lelijke flats had ik ook nooit gedacht. Afijn, bekijk dat maar in het filmpje. Maar eerst iets meer over de populieren. Deze kaarsrecht groeiende bomen worden graag geplant als windsingel. Niet alleen langs polderwegen maar ook bij fruitboomgaarden houden ze mens en plant in de luwte.
Populieren kunnen 30 meter hoog worden
Het zijn sterke groeiers die snel tot 30 meter hoogte komen. Na een jaar of twintig zijn ze rijp voor de kap, een snelle opkomst en ondergang dus, in bomentermen gesproken. Eenmaal omgezaagd, gaan ze een nieuw leven tegemoet, als speelgoed, klompen, papier, multiplex, meubels of, de kleinste toepassing van allemaal, als lucifer. Dat zo'n grote boom eindigt als zo'n klein stokje, heeft te maken met de houtstructuur: het hout splintert niet, en dat is voor de productie van lucifers van belang.
Bij populieren denken veel mensen aan eenvormige bosaanplant, zoals je misschien wel eens ziet bij op- en afritten van snelwegen. Zo'n overhoekje wordt beplant voor een snelle oogst. Maar in een gevarieerd jong bos zorgen ze snel voor hoogte, en samen met een struikenrijke onderlaag, zijn de vogels net zo dol op zo'n populierenbos als een eikenwoud. Ondanks dat alles worden er minder populieren aangeplant in Nederland. Er is een heuse stichting die zich wijdt aan de populier. Vroeger gaven ze vooral voorlichting m.b.t. houtproductie. Na een aantal jaren een slapend bestaan te hebben geleid, is de stichting begin deze eeuw weer 'ontwaakt' en richt zich nu nadrukkelijk ook op de rol van de populier in de natuur en het landschap.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien.
Snoek. Duméril; La Blanchère;
Mesnel via wikimedia
Op een mooie nazomerdag hebben we weer eens door de Amsterdamse Waterleidingduinen gestruind en allerlei dieren gezien. Aan de boomkikker, pad, heidelibel en zandhagedis heb ik al eens blogs gewijd (klik op de diernaam om naar deze bijdragen te gaan). Deze keer besteed ik aandacht aan een vis: een grote snoek liet zich namelijk goed bekijken (en filmen) in een van de infiltratiekanalen van de waterzuivering. Een tijdlang lag de vis roerloos in het water, maar op een gegeven moment bewoog zij zich op de kenmerkende manier door het water: heel langzaam, met weinig beweging van de vinnen. De snoek jaagt op zicht, meestal vanuit een hinderlaag en wil zo lang mogelijk ongezien blijven. Met een plotselinge uitval pakt hij grote prooien, bij voorkeur vis zoals een baars. Maar snoeken eten ook amfibieën, jonge watervogels of een muskusrat. Het beestje heeft behoorlijk scherpe tanden en de onderkaak steekt wat uit ten opzichte van de bovenkaak. Dat laatste is handig omdat de prooi meestal van onder benaderd wordt.
Tanden van de snoek
Foto: BJ.Schoenmakers via wikimedia
Heeft de snoek eenmaal beet, dan wordt het slachtoffer met de kop naar voren ingeslikt, zodat eventuele stekels of veren met de stroom mee door de slokdarm gaan. Mocht het zicht in het water wat minder zijn, dan heeft de snoek - net als andere vissen - een speciaal orgaan aan de zijkant van het lijf waarmee kleine bewegingen van het water gevoeld kunnen worden. Meer over deze zogenaamde zijlijn lees je op Wikipedia. Waar jonge snoeken een goudgespikkeld lijf hebben, zijn oudere snoeken - ze kunnen wel 15 jaar worden - egaler en donkerder van kleur. De snoek die we zagen in de Waterleidingduinen was zo te zien de jongste niet meer. Ik denk dat het een vrouwtje was, die worden maximaal 1,40 meter, mannetjes zijn meestal niet groter dan 85 centimeter. Snoeken eten gerust soortgenoten op, tot ze de 70 centimeter gepasseerd zijn moeten ze vrezen voor hun leven. Nog een goede reden om zich te verbergen tussen de waterplanten dus. Voor deze kanjer was dat blijkbaar niet nodig, want ze was ruim 1 meter lang. Zij liet zich door ons goed bewonderen in het heldere water. Snoeken paren al in februari, ze gaan daarvoor elk jaar naar een vaste stek. De eitjes worden in ondiep water tegen waterplanten geplakt. Een flink vrouwtje kan rond de twee miljoen eitjes per jaar produceren. De kleine snoekjes groeien als kool en kunnen tot wel 30 centimeter worden in hun eerste jaar.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien, met alle bovengenoemde dieren + damherten. De gele bloemetjes op het water zijn van het blaasjeskruid, een vleesetend plantje met een ingenieus valmechanisme. Kijk voor meer informatie op Wikipedia.
Ooit werd-ie uit de Himalaya naar Europa gehaald vanwege zijn mooie bloemen. "Orchidee voor de armelui", werd hij wel genoemd. Nu is deze plant officieel benoemd tot ongewenste exoot en plaagsoort, maar bijen en hommels zijn er gek op, omdat de bloemen veel nectar leveren. Ik heb het over de springbalsemien, die ik onlangs tegenkwam toen ik in de vroege ochtend op pad was om de morgendauw te filmen. Op de plek waar ik deze eenjarige plant vond, stond een hele groep. Met stengels van 2,5 meter lang kijk je er niet snel overheen. In razend tempo koloniseert hij hele oevers, waardoor andere planten geen kans meer krijgen om te kiemen. Als de planten in de winter afsterven erodeert de kale grond. De verspreiding gaat razendsnel, één plant kan tussen 800 en 2500 zaden produceren. De zaaddozen komen bij het drogen onder spanning te staan en bij de minste aanraking slingeren ze de zaden tot 7 meter ver. Ik heb dat eens geprobeerd te filmen, maar zelfs met high speed ("slow motion") filmen gaat het te snel om de zaden te zien. Onder het filmpje van deze week, staat een korte opname van het openspringen van de zaaddozen, die op dat moment nog niet helemaal rijp/droog zijn. De high speed opnamen zijn in het filmpje nog met de helft tot een derde vertraagd. De plant groeit graag bij het water en zaden drijven naar nieuwe stukjes grond om te ontspruiten.
Geroosterde zaden van de springbalsemien
Een mooie manier om de verspreiding van deze plant wat te beperken is oogsten. De zaden kunnen gegeten worden in alle stadia van rijpheid (groen, wit en zwart). Ze smaken een beetje noot-achtig. Wij hebben ze kort geroosterd in een droge koekenpan en bij een visje gegeten. Het was erg lekker. Het oogsten was echter nog niet zo eenvoudig omdat de zaden alle kanten op springen. Wij klemden een zakje in onze handen en schoven dat over de zaaddoos heen. Zo kwam de rondvliegende buit in het zakje terecht. Mocht je springbalsemien tegenkomen in de natuur, dan weet je nu dat je je niet bezwaard hoeft te voelen om de zaden mee te nemen. Je zorgt er juist voor dat de biodiversiteit in stand blijft.
E-mail abonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien met de morgendauw en springbalsemien (let op de drinkende vlieg!). Om de springende zaden te zien kunnen e-mail abonnees op deze link klikken.
Eind augustus kende een aantal heerlijke nazomerdagen; iets meer dan 20 graden, zon en niet te veel wind. Al wandelend langs het veenriviertje de Kromme Aar trof ik bij de dieren een zekere loomheid aan. Ze koesterden zich in het zonnetje en spiegelden mooi in het rimpelloze water. Ze hoeven zich nog even geen zorgen te maken over voedselgebrek en lage temperaturen van de winter. De meidoorn en hondsroos hingen overigens propvol bessen en bottels, dus er is voorlopig een mooie voorraad voedsel. Hoewel meidoornbessen ook door mensen gegeten kunnen worden, vind ik het echte meelballetjes. Bovendien is het een heel gedoe om de pitjes te verwijderen. Ik heb er eens jam van gemaakt, in combinatie met sleedoorn en appel. We moesten heel wat besjes plukken omdat er na het koken en zeven van de pitjes weinig vruchtvlees over blijft. En toen viel de smaak ook nog tegen. Dus ik geniet nu van de kleurige bessen aan de struik en laat ze lekker hangen voor de vogels.
Meidoornrotkelkje, foto: Gerhard Koller at
Mushroom Observer, via wikimedia
Overigens groeit er op de bessen soms een piepklein paddenstoeltje (4-9 mm). Niet in de herfst, maar in het voorjaar. En dat is best een ingewikkeld verhaal. Het paddenstoeltje, het Meidoornrotkelkje, verspreidt sporen, die jonge bladeren aantast. Die krijgen dan grijze of beigekleurige vlekken. Aangetaste bladeren gaan suikers afscheiden en verleidelijk geuren. Ze trekken insecten aan, die in de veronderstelling zijn dat ze neerstrijken op een nectarrijke bloem. De schimmel maakt inmiddels een nieuw soort sporen, die door de insecten verspreid worden. Als zo'n bij of hommel een meidoornbloem bezoekt, komt de schimmel in het vruchtbeginsel. Gedurende de zomer groeien de schimmeldraden in de meidoornbes verder. Aangetaste meidoornbessen vallen van de struik, maar verteren niet; ze mummificeren. Zo komen ze de winter door en groeien er uit deze bessen in het voorjaar nieuwe Meidoornrotkelkjes. De paddenstoeltjes zijn vrij zeldzaam, maar in de meeste provincies is er wel een plek waar ze groeien. Dat kun je zien op het verspreidingskaartje.
Om het nazomerfilmpje, met o.a. duttende eenden, een poetsende waterhoen, 'n nieuwsgierige specht, zonnende schildpad, veel meidoornbessen en rozenbottels te bekijken kunnen e-mailabonnees hier klikken.
In de jaren 70 sierden ze menige tuin, maar langzaam verdwenen ze uit het straatbeeld: de heldere oranje bloemen van Afrikaantjes. Misschien had dat ook een beetje te maken met de vreemde, minder prettige geur, waarom deze plantjes ook wel stinkertjes worden genoemd. Anders dan je zou verwachten met deze naam, groeiden ze oorspronkelijk in Midden-Amerika. Het waren heilige planten voor de inheemse Azteken, zij noemden ze cempoalxóchitl. In 1552 zijn ze beschreven in de De La Cruz-Badiano Aztec Herbal, een latijnse vertaling van het oorspronkelijke 'Kleine boek van medicinale planten van de Indianen'. Volgens de Azteken hielp het plantje tegen de hik. Het zou ook voorkomen dat je geraakt werd door een bliksemschicht en je moest het vooral meenemen als je een rivier of ander water veilig wou oversteken. In de 16e eeuw namen de Spaanse conquistadores zaden van de Afrikaantjes mee naar Europa. In Spaanse kloostertuinen bleken ze het goed te doen. Voor ze onze streken bereikten, maakten ze een omweg want de Spanjaarden verspreidden de zaden naar Afrika. Hier ontstond een 'Afro-Amerikaanse' variant, die groter en mooier was dan de wilde Afrikaantjes uit Mexico. Wellicht is daar dus de naam Afrikaantjes ontstaan. Uiteindelijk zijn de zaden van deze Afro-Amerikaanse plantjes nogmaals de oceaan overgestoken om ingeburgerd te raken in Noord-Amerikaanse tuinen.
Altaar tijdens Dia de Muertos
By Paolaricaurte, Wikimedia Commons
In Mexico en andere delen van Latijns-Amerika worden Afrikaantjes nog steeds gebruikt om huisaltaren te versieren. Op Allerheiligen en Allerzielen worden de graven voorzien van de oranje bloemen. Mexicanen offeren tijdens de Día de Muertos voedsel en drank op de begraafplaats aan hun overleden dierbaren. Zij geloven dat de geesten van de overledenen hen opzoeken. De sterke geur en felle kleur van de Afrikaantjes leiden de geesten naar het altaar.
In India worden honderdduizenden Afrikaantjes gekweekt omdat de bloemen een belangrijke plaats innemen bij ceremonies van de Hindoegodsdienst, zoals het Diwali lichtfeest. Ook in het boeddhisme worden Afrikaantjes gebruikt om het altaar te versieren. Op een binnenplaats van een klooster in Bhutan zagen we deze monnik bezig met zijn bloemschikwerkzaamheden.
Een monnik in Bhutan
maakt een altaarstuk
Verder wordt de oranje kleurstof van Afrikaantjes gebruikt in natuurlijke verf. Maar ook toegepast als saffraan-voor-de-armen. De bloemen zijn eetbaar en worden wel verwerkt in cakejes. Door gedroogde bloemblaadjes te voeren aan kippen worden de eidooiers mooi van kleur. En het veld met Afrikaantjes dat je in het filmpje ziet? De boomkwekers in Hazerswoude en Boskoop beplanten akkers tijdelijk met deze bloemen om bodemaaltjes op een natuurlijke manier te bestrijden. Zo is het Afrikaantje bij ons dus opnieuw populair aan het worden. Geniet van de kleurenpracht in het filmpje, waarin je niet alleen Afrikaantjes ziet, maar ook swingende zonnebloemen en andere zomerbloeiers.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
In mijn blog van vorige week schreef ik over de Limburgse vakwerkhuizen. Ze zijn kenmerkend voor het zuidelijk deel van deze provincie, maar in de rest van Nederland zijn ze niet te zien. Dat komt omdat er in ons rivierenrijke landje voldoende klei aanwezig was om bakstenen van te maken. Steenbouw was permanenter en brandveiliger. In Duitsland werd het vakwerk echter op veel grotere schaal toegepast. Daar was minder rivierklei voorhanden en bovendien had de adel daar veel zeggenschap over de boeren. Door te bouwen met houten constructies konden de woningen worden afgebroken en verplaatst als de adel te hebberig werd en een te hoge pacht eiste. Het houten skelet was 'vrijdragend', zoals dat heet (het kon zelfstandig blijven staan) en het maken ervan was een secuur werkje dat waarschijnlijk door specialistische timmerlieden werd gedaan. Zij maakten het skelet in een werkplaats en nummerden de palen zodat het frame ter plekke in elkaar gezet kon worden. Het vullen van de vakken met takken en leem kon wel door 'leken' worden gedaan en was daarmee kostenbesparend. Aanvankelijk waren de huizen bruin, leem en balken bleven ongeschilderd en gingen als het ware op in het landschap. Later kalkte men de huizen helemaal wit. In Duitsland ontstond de trend om de balken zwart te verven. Vanuit Limburg maakten we een tripje naar de Duitse Eifel, een bergachtig gebied dat eens zo hoog was als de Alpen, maar door erosie is afgesleten tot toppen van rond de 600-700 meter. Het riviertje de Rur meandert er doorheen. In de vanouds arme streek was nauwelijks industrie en behoefte aan goedkopere bouw in de vorm van vakwerk. Het nadeel voor de werkgelegenheid is inmiddels omgezet in een voordeel, want doordat het oorspronkelijke landschap en de huizen mooi bewaard zijn gebleven is er nu een goede boterham te verdienen in de toeristenindustrie.
Grote gele kwikstaart Foto: Luc Viatour via Wikimedia
Natuurlijk kon ik het niet laten om in de stadjes toch een beetje natuur te filmen; een varentje in de muur, springbalsemien tussen de straatstenen en een grote gele kwikstaart die zich zat te poetsen langs de Rur. De grote gele kwikstaart (groter en minder geel dan de gewone gele kwikstaart) is in ons land geen algemene verschijning. Omdat hij bij stromend water leeft is hij alleen te vinden langs de beken in Oost- en Zuid-Nederland. In Duitsland zijn meer geschikte beken en rivieren te vinden dus daar spot je er makkelijker een. Ze leven van diertjes die ze uit het water vissen, terwijl ze vrijwel continue met hun staart wippen. Daarmee zouden ze aangeven dat ze alert zijn, een andere verklaring heb ik er niet voor kunnen vinden. Tijdens de trektijd, september en oktober, is de kans dat je een grote gele kwikstaart in Nederland ziet groter, dan komen de Scandinavische en Poolse kwikken langs, op weg naar het zuiden. Tegenwoordig overwinteren ook zo'n 2500 grote gele kwikstaarten in Nederlandse steden. Grinddaken met water schijnen daar een interessante nieuwe biotoop te zijn voor deze mooie vogels.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.
Onze tweede wandeling in Limburg startte bij zonsopgang in Mechelen. Terwijl we over een holle weg omhoog liepen, scheen het oranje licht door de bomen. Aangekomen bij een weiland met vergezicht, kleurde de lucht perzikroze en ontvouwde zich een on-Nederlands tafereel. De heiige verten van het glooiende landschap deden denken aan Toscane, en dat in eigen land! We hadden dus beslist geen spijt dat de wekker om 5.15 uur had gerinkeld. We liepen door het Schweibergerbos en daalden af naar de Geul via het slaperige dorpje Bissen. Bij de boerderijen hoorden we overal het vrolijke gekwetter van de huiszwaluwtjes, die heel wat nesten bevolkten onder de dakranden. Hun moddernesten zijn bijzonder, want slechts 5% van de vogelsoorten maakt gebruik van modder voor hun onderkomen en maar een klein deel daarvan gebruikt uitsluitend klei. Het is een gemakkelijk materiaal, dat veel verschillende vormen kan aannemen en het geeft goede beschutting. Voorwaarde is wel dat het blijft plakken, want de nesten van de zwaluwtjes worden niet ondersteund en hangen vrij aan muren of daken. Natte modder heeft sterke kleefkracht, en de vogeltjes verbeteren dat materiaal met hun eigen speeksel. Twee dingen kunnen zorgen voor een kink in de kabel: lucht tussen de lagen en te snel opdrogende modder die gaat barsten.
Maar ook daar hebben de zwaluwen een oplossing voor: als ze een nieuwe lading modder aanbrengen trillen ze met hun kop waardoor het vocht wordt verdeeld en de nieuwe modder op en in de drogere oppervlakken wordt aangebracht. En ze pauzeren om te zorgen dat de net verwerkte klei kan drogen en verharden, zodat het geheel niet te zwaar wordt. Het huiszwaluwnest wordt van onderaf opgebouwd met modder die binnen 50 meter van het nest wordt gevonden. Gelukkig waren de nesten al klaar voor de grote droogte begon, want modderplasjes zijn nu zeldzaam. Ongeveer 1500 bolletjes worden één voor één naar de nestplek gebracht in de snavel. Extra stevigheid wordt gecreëerd door stro en paardenharen in de modder te verwerken. De ingang waar je de koppies uit ziet steken is 2,5 centimeter hoog en 6,5 centimeter breed.
In de 'Naturalis Historia' Van Plinius de Oudere (77-79 na Christus) is te lezen: "Volgens de theorie dat de mensen hun eerste ideeën over architectuur van vogels hebben, wordt ons verteld dat Doxius, de uitvinder van de huizen van klei, zijn idee had van de zwaluwen". De Limburgse vakwerkhuizen zijn daar misschien het levende bewijs van. Want vakwerk bestaat uit een houten balkstructuur met een vulling van gevlochten wilgentenen (ook wel takken van eik of hazelaar), die bestreken wordt met een mengsel van stro en leem. De meeste vakwerkhuizen stammen uit de 18e en 19e eeuw, een boerderij uit Epen is zelfs gedateerd in de 15e eeuw. Maar de zwaluwtjes bouwen vast al veel langer zo!
E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken. Behalve de Toscaans aandoende landschappen, zie je het huiszwaluwnestje, fladderende weidebeekjuffers en koeien in de Geul.