Vanuit de Sierra de la Culebra (zie mijn vorige blog) trokken we verder naar het noorden van Spanje om onze zoektocht naar wolven voort te zetten in het nationale park Picos de Europa. We zagen er prenten (pootafdrukken) en uitwerpselen van wolven. Twee wilde katten kruisten ons pad, waarover ik schreef in mijn blog van 7 november. We postten op een bergtop, met geweldig uitzicht over de bergen en dalen van de Picos, maar tevergeefs. De volgende ochtend had het gevroren. We keken uit over een berijpt dal terwijl de zon langzaam hoger klom. Berekoud, windstil en behalve het getingel van koeienbellen was er geen geluid. Een magisch ochtendmoment. Op een gegeven moment tekenden zich stipjes af op de rotsen. Geen wolven, maar wel een potentiële prooi: gemzen. Iets langer dan een meter, een kilo of 40-50 zwaar en lijkend op een geit. Maar zoals je op de tekening ziet zijn de hoorns van gemzen veel meer gekromd dan bij de geit. Gemzen leven op de rand van de boomgrens. 's Nachts en in de middag rusten ze graag in de bossen. In de ochtend dalen ze af om eten te zoeken, dat was het moment dat wij ze op de rotsen konden zien. Door speciale aanpassingen aan de poten kan een gems klauteren langs steile hellingen. Zachte hoeven en kleine tenen zorgen voor een goede grip. De veerkrachtige voetzolen werken als schokdempers. Soms klimmen ze behendig en kunnen 4 meter hoog en 7 meter ver springen. Andere keren gaat het er behoedzamer aan toe, zo lees ik in het boek Het Leven der Dieren van Brehm: “Hoogst voorzichtig is de Gems bij het overtrekken van met sneeuw bedekte gletschers, steeds vermijdt zij zorgvuldig de met sneeuw bedekte spleten, hoewel zij deze met de oogen niet kan waarnemen. Even behoedzaam en langzaam schrijdt zij langs rotshellingen voort. Eenige leden van den troep vestigen hun aandacht op de paden, de overige speuren onverpoosd naar andere gevaren. "Wij hebben gezien," verhaalt Tschudi, "hoe een troep Gemzen een gevaarlijke, zeer steile, met rolsteenen bedekte rotshelling overtrekken wilde, en het geduld en de schranderheid dezer dieren bewonderd. Eén hunner ging vooraan en klauterde voorzichtig naar boven; de overige wachtten tot het zijn doel volkomen bereikt had; eerst als er geen steen meer rolde, volgde het tweede, daarna het derde en zoo voort. Die, welke boven aangekomen waren, verstrooiden zich niet onmiddellijk over de weide, maar bleven op den uitkijk staan aan den rand van de helling, totdat de laatste kameraad zonder ongeval de reis volbracht had."
We zagen behoorlijk wat gemzen bij elkaar: die groepen bestaan uit vrouwtjes en nakomelingen. Mannetjes leven solitair, behalve in de paartijd, die duurt van half november tot begin december. Een oudere, ervaren geit heeft de leiding in de groep. Enkele dieren uit de groep stonden op de uitkijk om onmiddellijk alarm te slaan bij gevaar: ze maken dan een fluitend geluid en stampen met een poot op de grond. Nu stonden ze echter letterlijk doodstil, ik filmde minutenlang om wat beweging in beeld te krijgen, maar meestal stopte ik de film omdat er letterlijk niks gebeurde. Dat was voor ons ook een teken dat er geen wolven in de buurt waren, want dan waren de gemzen al lang weggeweest. Gemzen vertrouwen op hun reukvermogen en gehoor bij het detecteren van gevaar. In de zomer eten ze malse grassen en kruiden. Drinken doen ze door dauwdruppels van de planten te likken. 's Winters kunnen ze leven van (korst)mossen. Ze trekken dan wat hoger de bergen in, waar de sneeuw wat eerder door de wind wordt weggewaaid dan in het dal. Ze moeten vele gevaren trotseren: sneeuwlawines, rollend gesteente, lynxen, beren en wolven die uit zijn op een maaltijd. In de afgelopen eeuwen werd de gems ook flink bejaagd. Het vlees schijnt heel lekker te zijn en het leer dat van gemzenhuid werd gemaakt is super zacht en van topkwaliteit. Maar in het nationale park van de Picos mag gelukkig niet gejaagd worden. We zagen de gemzen op flinke afstand, dus verwacht geen close ups in het filmpje. Vergeet niet (bij alle filmpjes die ik plaats) de resolutie op 1080 (HD) te zetten voor de beste kwaliteit.
Email abonnees kunnen het filmpje bekijken via de link 'filmpje' of door te klikken op de titel van dit blog.
De maand november zit er bijna op, wat was het nat! Afgelopen maandag spande de kroon met zijn heftige buien. Een filmpje van deze regendag voor een 'minder-dan-twee-minuten-zen-momentje' :)
Hoewel het verspreidingsgebied van de Iberische wolf aanzienlijk groter is dan dat van de Iberische lynx (zie vorige blog), hadden we niet het geluk om dit dier tijdens onze Spaanse reis te spotten. De Iberische wolf is een kleinere ondersoort van de wolf, het meest kenmerkende verschil in uiterlijk zijn de witte 'bovenlippen', zoals op de foto van Wikimedia is te zien. Omdat deze soort vooral voorkomt in rotsachtige streken zijn de poten aan de onderkant breed, zodat het dier goede grip heeft. Veel mensen gaan naar Afrika om wild te spotten (wij ook:)). Je rijdt er rond in een jeep op de savanne en streept snel veel bijzondere dieren af van je wensenlijst. Van de zogenoemde big five zijn de olifant, de neushoorn, de buffel en de leeuw redelijk makkelijk te spotten. Voor een luipaard moet je wat langer speuren. Onder het motto, zoek toch in den vreemde niet wat het eigen continent u biedt, zijn we ons wat meer gaan interesseren voor de big five van Europa. Dit lijstje bestaat uit veelvraat, bruine beer, wolf, lynx en wisent. Deze dieren leven niet samen in één gebied, maar verspreid, verscholen en in kleine aantallen in verschillende Europese landen. Er eentje zien vergt aanzienlijk meer inspanning dan het Afrikaanse grote wild.
Voor het spotten van de Iberische wolf vertrokken wij in eerste instantie naar de Sierra de la Culebra, in het westelijke deel van Spanje, het grensgebied met Portugal. Kleine, soms deels verlaten, dorpjes, heidevelden en bergen vormen het decor van dit wolvengebied. Twee avonden en evenzoveel ochtenden stonden we op de uitkijk. In de avond zagen we de schaduw van de bergen over de vallei trekken. In de ochtendschemering bedekte een sprookjesachtige mistdeken de vallei. Helaas betekende dat voor ons geen zicht op eventuele wolven beneden ons. We hoorden enige tijd de kreten van een ree in nood en vermoedden een kill, maar het onttrok zich aan ons zicht. Tegen de tijd dat de zon kracht genoeg had om de mist op te lossen, was het te laat om nog wolven te zien. Door bejaging gedurende vele decennia is de wolf een nachtactief dier geworden. En 10-20 dieren per 1000 km2 maakt de trefkans er ook niet hoger op, hoewel deze kans in Spanje het grootst is binnen Europa. De dieren kunnen zich bovendien flink verplaatsen, 10-12 km per dag is heel gewoon, maar uitschieters tot 60 km komen ook voor. Iberische wolven leven in relatief kleine groepen, bestaande uit een mannetje en vrouwtje en hun nageslacht tot aan de puberteit. Ze leven van kleinere dieren zoals reeën, konijnen, vogels, egels en hagedissen. Ook eieren en bessen worden wel gegeten. Met een geschat aantal van 2000 dieren is de Iberische wolf gevoelig voor uitsterven. Op een soort wenspaal in een van de dorpjes kwam ik het briefje tegen dat je op de foto ziet.
Strekking van de tekst: "Voor een levende en beschermde wolf. Voor een wilde natuur." Ik sluit me daar helemaal bij aan. In het filmpje dus geen wolven, maar sfeervolle beelden van optrekkende mist, kleine dorpjes en herfst in Spanje. Wie weet komen we binnenkort nog eens een wolf tegen in Nederland. Op de Veluwe of zo :).
Emailabonnees kunnen het filmpje bekijken via de link 'filmpje' in dit blog of op de blogtitel klikken om naar mijn blog te gaan.
(c) Programa de Conservación Ex-situ del Lince Ibérico www.lynxexsitu.es
Zoals ik al vertelde in mijn vorige blog hebben we eind oktober een reis gemaakt naar Spanje. Het zien van wolven en lynxen was ons voornaamste doel. Wat de lynx betreft is dat, na enkele dagen turen door verrekijker en telescoop, gelukt. En dat was vooral te danken aan onze voortreffelijke gids die de lynx opmerkte in de uitgestrekte vallei. De Iberische lynx (ook wel Pardellynx genoemd) is een van de zeldzaamste katachtigen. Van 5000 lynxen in de jaren 60 is het aantal gedaald naar ongeveer 400 dieren. Deze soort kwam oorspronkelijk voor op het hele Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) en het zuiden van Frankrijk. Tegenwoordig zijn er nog maar enkele geïsoleerde gebieden in Spanje waar je deze mooie kat kunt aantreffen, zie het kaartje.
In het kustgebied Cota Doñana zijn er nog 176 dieren geteld en in het binnenland, de Sierra Morena bij Andùjar (het gebied waar wij waren), lopen er nog 76 wilde lynxen rond. De resterende 150 zijn nieuw uitgezette dieren in diverse gebieden. Een kleine 100 Iberische lynxen leven in gevangenschap in zogenaamde 'breeding centres'. De helft hiervan wordt gebruikt voor herintroducties op het schiereiland. Het feit dat deze dieren juist op het Iberisch schiereiland voorkomen heeft te maken met hun voornaamste prooi: hun voedsel bestaat voor 90% uit konijnen. Daarnaast eten ze ook wel eens een moeflonjong, hertenkalf of vogel. Maar konijnen vormen het stapelvoedsel. Ongeveer een miljoen jaar geleden leefden konijnen in heel Europa maar met de komst van de ijstijden moesten de konijnen zich terugtrekken naar warmere oorden, simpelweg omdat ze in de bevroren grond geen holen konden graven. Na de ijstijden waren de konijnen alleen nog te vinden op het Iberisch schiereiland (en een stukje Zuid-Frankrijk). Waarschijnlijk heeft Spanje zelfs zijn naam te danken aan deze konijnen. Toen in 1100 v. Chr. de Feniciërs het Iberisch schiereiland bereikten, troffen ze daar enorme aantallen konijnen aan. In hun ogen leken ze op de klipdas, een Afrikaans dier dat wel wat wegheeft van een konijn met korte oren (maar feitelijk familie is van de olifant). De onbekende konijnen kregen de naam safan, dat klipdas betekent. Het land waar al die konijnen rondliepen noemden de Feniciërs I-shephan-im, 'land van de klipdassen'. Toen de Romeinen eeuwen later arriveerden verbasterden zij deze naam tot Hispania, ofwel España, Spanje. De Romeinen hebben de konijnen vervolgens actief verspreid over hun rijk. Een konijn zal uit zichzelf niet ver reizen, ze blijven binnen een straal van 1 km van hun hol gedurende hun hele leven.
(c) Programa de Conservación Ex-situ del Lince Ibérico
Het lot van de Iberische lynx (die iets kleiner is dan de Europese lynx en wat meer vlekken op zijn vacht heeft) is nog steeds verbonden met dat van de konijnen. De enorme achteruitgang van de konijnenstand door ziektes zoals myxomatose (een pokkenvirus) leidde tot voedselgebrek voor de lynxen. Ook het leefgebied van de lynx, mediterraan bos en struiken in droog rotsachtig gebied, wordt steeds verder aangetast. Het was dus heel speciaal om dit zeldzame dier in het wild te kunnen zien. In mijn filmpje zie je een impressie van het leefgebied van de lynx, en natuurlijk ook de lynx zelf. Hij markeert zijn territorium met poep en neemt daarna een rustpauze, zodat wij hem door verrekijker en telescoop goed konden bekijken en ook gelegenheid hadden om het jonge mannetje te filmen.
E-mail-abonnees die het filmpje niet in het mailbericht zien, kunnen op de link 'filmpje' in de tekst klikken of op de titel van dit blog
Sommige huiskatten worden aan hun lot overgelaten en verwilderen dan. Dat maakt ze echter nog geen wilde katten, want dat is een aparte soort. De verschillen zijn op bijgaand plaatje van ARK Natuurontwikkeling te zien. Kenmerkend voor de wilde kat is de dikke geringde staart met een zwarte punt en de rugstreep die eindigt bij de stuit. Bovendien hebben wilde katten een vleeskleurig neusje. Overdag zoekt de wilde kat de beschutting van een bos op, waar voldoende plekjes om te schuilen en te rusten zijn onder struiken, in dassenburchten of holle bomen .
Foto: Luc Viatour
Jagen doet de wilde kat in ruige grasvlaktes en bosranden, waar hij veel muizen kan vinden, want dat is het belangrijkste voedsel. Daarnaast staan ook andere kleine dieren op het menu, zoals spitsmuizen, vogels, insecten, amfibieën en zelfs vissen. Hoewel de wilde kat al lang vòòr de huiskat in Nederland leefde, was de soort lange tijd verdwenen uit ons land. In 2002 werd de eerste wilde kat weer aangetroffen, helaas een verkeersslachtoffer. Sinds 2014 zijn in het zuidelijke puntje van Limburg meerdere waarnemingen gedaan en afgelopen zomer legde een wildcamera een kat met vijf kittens vast. De beelden daarvan kun je via deze link bekijken. De verwachting is dat de wilde kat zich vanuit Zuid-Limburg verder gaat verspreiden, onder andere naar het Belgisch/Nederlandse natuurgebied Kempen-Broek. Onlangs waren we een week in Spanje, met als doel wolven (niet gelukt) en lynxen (wel gelukt) te spotten. Een mooie bijvangst waren twee wilde katten die aan het jagen waren. In Nederland is het vrijwel onmogelijk wilde katten overdag te zien. Je kunt de Spaanse wilde katten (dezelfde soort Europese wilde kat die ook in Nederland voorkomt) in onderstaand filmpje bekijken. Vooral bij het tweede, dikkere, exemplaar zijn de typische kenmerken goed te zien. Over de rest van onze Spaanse reis kunt je nog meerdere filmpjes tegemoet zien.
Via deze link kun je lezen hoe je een gratis app kunt downloaden om roofdieren (zoals de wilde kat) en hun sporen te herkennen.
Goudplevier in zomerkleed door Dagur Brynjólfsson from Hafnarfjordur, Iceland
J.C. Bloem schreef op 28 oktober 1945 het gedicht 'De Dapperstraat'. De eerste regels van dit gedicht heeft iedereen vast wel eens gehoord of gelezen:
Natuur is voor tevredenen of legen,
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Wat natuur betreft schaal ik mij maar onder de 'tevredenen'. Bloem hield meer van de stad, getuige de tekst:
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen
Afijn, zelfs in 1945 werd dus al betoogd dat we te weinig natuur hebben in dit land. In oppervlakte klopt dat zeker. Volgens het CBS bestaat 14% van Nederland uit bos en open natuurlijk terrein. Omdat we heel veel verschillende biotopen (leefgebieden) hebben zoals bos, hei, duin en moeras, zee, rivier, meer en ven, is de diversiteit in Nederland echter relatief groot gezien ons kleine landoppervlak. In de praktijk zijn er dus vele kleine natuurgebiedjes die vaak ingeklemd zitten tussen steden, wegen en agrarische gebieden. De Wilck, bij Hazerswoude in Zuid-Holland is zo'n gebiedje. Nauwelijks 120 ha groot en van alle kanten 'ingebouwd'. Toch is het een toevluchtsoord voor veel vogels, bijvoorbeeld overwinterende kleine zwanen, smienten, kieviten en goudplevieren. Om de dieren rust te gunnen, is het gebied beperkt toegankelijk. We struinden afgelopen maandag over het natuurpad en zagen massa's vogels op de wieken gaan; er was vast een slechtvalk in de lucht. De onrust was groot. Voor ons een gelukje, want hierdoor daalden de goudplevieren neer op een ander weiland, dat beter licht wierp op hun goudbeige winterkleed (ze missen dan de kenmerkende zwarte borst die ze in de zomer hebben, zie foto bij dit blog). Ongeveer 1200 van deze vogels waren er afgelopen week geteld. Ze hokten lekker bij elkaar, in een stukje gras vlak bij een woning. Als er veel voedsel beschikbaar is, is het wel zo handig om met een groep te eten. Er zijn meer ogen die kunnen letten op een aanvaller bijvoorbeeld. Soms helpen vogelsoorten elkaar ook op een andere manier. Knobbelzwanen zijn slordige eters. Een deel van de waterplanten die ze opduiken drijft weg, eenden en meerkoeten profiteren daarvan en eten de restjes. Omdat ze 'in de kost' zijn bij die zwanen noemen we dat 'commensaal fourageren'. Goudplevieren en bonte strandlopers hebben in hun broedgebied in het noorden van Europa ook een samenwerking. De bonte strandloper heeft zijn kop voortdurend naar de grond gericht, als een naaimachine pikt hij continue in de bodem om voedsel te zoeken. De goudplevier staat veel rechter op en pikt af en toe snel iets op om vervolgens weer rond te kijken. De goudplevier staat dus op de uitkijk voor de bonte strandloper, die om deze reden wel de plevierpage of plevierslaaf wordt genoemd. Als er gevaar dreigt, vliegen ze tegelijk op en zetten hun samenwerking elders voort. Goudplevieren maken op hun beurt gebruik van kieviten. Kieviten eten regenwormen en zijn te vinden op plekken waar die ruim voorhanden zijn. Goudplevieren gebruiken de kieviten als wegwijzer, zodat ze die plekjes zelf niet hoeven te zoeken. Die groepen trekken dan weer de aandacht van kokmeeuwen, die een hapje proberen te stelen. Zo vullen ze hun maag met nòg minder moeite. Dat verschijnsel wordt kleptoparasitisme genoemd. In het filmpje zie je behalve de goudplevieren ook een biddend valkje, een ooievaar, wulpen en duizenden andere vogels. De beelden zijn gemaakt in De Wilck en een paar omringende gebieden.
Zwammen vermeerderen zich door te gaan 'bloeien' met paddenstoelen en zo hun sporen te verspreiden. Honingzwammen hebben echter nog een andere manier om zich te verspreiden, namelijk via rhizomorfen. Dit zijn bundels draden van de zwamvlok die met een zwart melaninelaagje zijn omhuld. Het pigment melanine beschermt ze tegen inwerking van zuren. Omdat die zwarte draden wel iets hebben van schoenveters, spreekt men in het Engels wel van een shoestring fungus (schoenveterzwam). Die rhizomorfen kunnen groeihormonen van beschadigde boomwortels op een afstand ontdekken en groeien er dan naar toe. Dat gaat met een snelheid van een meter per jaar. Ze dringen tussen de bast en het kernhout van de stam in het zogenaamde cambium. Dit is het levende weefsel van de boom waardoor het transport van water en voedingstoffen plaatsvindt. Hier breidt de zwam zich langzaam uit en doodt het levende weefsel. De boom redt het dan niet. Achter de schors van zo'n dode boom kun je het uitgebreide netwerk van rhizomorfen nog zien, zoals in het filmpje dat ik maakte op landgoed Huys te Warmont, dat bekend staat om de vele paddenstoelen die er te vinden zijn. Levende rhizomorfen lichten trouwens op in het donker. Tijdens de Eerste Wereldoorlog droegen soldaten stukjes hout met rhizomorfen op hun helm, zodat ze in het donker niet tegen elkaar liepen. Tenslotte helpen rhizomorfen om de zwamvlok zo groot mogelijk te maken. Een Sombere honingzwam die in de Amerikaanse staat Oregon groeit, is naar schatting 2400 jaar oud en heeft een ondergronds mycelium (zwamvlok) met een omvang van 890 hectare. Dat maakt deze schimmel het grootste levende wezen ter wereld.
Hoe en waarom de boombladeren in de herfst verkleuren heb ik vorig jaar al eens uitgelegd in mijn blogje 'kleur bekennen'. Dit jaar filmde ik de verkleurende bomen in Limburg, waar witte abelen en Canadese populieren mij inspireerden tot het thema zilver en goud. Abelen hebben we in twee soorten: de grauwe en de witte. De witte abeel is niet inheems maar komt uit Midden en Zuid-Europa. Hij is in Nederland echter veel aangeplant in openbaar groen en zaait zich makkelijk uit, waardoor je hem op veel plaatsen tegenkomt. De bladeren zijn groen van boven, de onderkant is wit en viltig en ook de jonge twijgen zijn wit behaard. Zo komt deze boom aan zijn naam. De haartjes op de bladeren beschermen de huidmondjes (waardoor de boom 'ademt') tegen verstopping door stof en rookdeeltjes. Deze boom doet het daarom ook prima in de stad en langs wegen. Het blad van de grauwe abeel is veel ronder dan dat van de witte abeel (die je in de film ziet). Mede hierdoor twijfelen deskundigen of het een aparte soort is, of dat het een kruising is tussen de witte abeel en de ratelpopulier. Die laatste heeft een vergelijkbare bladvorm, maar het blad is helder glanzend en niet behaard. De haartjes van de grauwe abeel zijn minder licht dan die van de witte abeel (eerder grijzig, vandaar de naam 'grauw'). Veel van de in ons land voorkomende populieren zijn een kruising tussen de zwarte populier en de Amerikaanse populier. Deze Euro-Amerikaanse variant wordt in de volksmond meestal Canadese populier genoemd. De bladeren hebben een ruitachtge hartvorm. De stevige stammen buigen niet snel in de wind, vandaar dat je populieren ook vaak langs wegen tegenkomt waar ze als windsingel fungeren. Je herkent ook vast het geritsel van de blaadjes van populieren en abelen. Dat komt omdat ze een afgeplatte en buigzame bladsteel hebben, waardoor ze makkelijk in de rondte zwiepen en tegen elkaar botsen. Om die reden worden ze wel eens 'vrouwentongen' genoemd: ze staan nooit stil :).
Sommige insecten en vogels bieden hun potentiële partner een bruidsgift aan. Zo brengen visdiefjes een glinsterend visje mee om het vrouwtje te verleiden. In sommige gevallen is het niet alleen een lekker hapje, maar heeft de aanstaande vader nog een doel: de kwaliteit of kwantiteit van het nageslacht beïnvloeden. Sabelsprinkhaanmannen brengen een zogenaamde spermatofoor (spermapakketje) over op het vrouwtje. Dat bestaat uit een ampul met sperma en de spermatofylax, een geleiachtige massa die rijk is aan eiwit. Als het mannetje dit pakket bij de legboor van het vrouwtje heeft afgezet, steekt ze haar kop tussen de poten en eet ze de spermatofylax op. Terwijl ze aan het eten is, vindt de bevruchting plaats. Wanneer het mannetje royaal is met zijn bruidsgift, zal het vrouwtje langer bezig zijn met eten en worden er meer eitjes bevrucht. Het opeten van de spermatofylax kan wel drie kwartier duren. Als die op is, eet het vrouwtje de, inmiddels lege, ampul op. Als ze niks anders te eten heeft, begint ze daar te snel aan en gaat kostbare sperma verloren. Maar het verhaal heeft nog een vervolg. Sabelsprinkhaanmannetjes zijn vrij berekenend bij het produceren van die bruidsgiften. Als er veel vrouwtjes zijn, maken de mannetjes een 'geschenk' dat net groot genoeg is om het sperma succesvol over te brengen. Zo kunnen ze veel vrouwtjes bevruchten in relatief korte tijd met minder energie. Zijn de vrouwtjes schaars, dan wordt alles op alles gezet om die vrouwtjes te bevruchten en kunnen de pakketjes wel twee keer zo groot zijn. Op de braam in onze voortuin zag ik een struiksprinkhaan, die ook tot de familie van de sabelsprinkhanen behoort. Het was een vrouwtje, te herkennen aan de sikkelvormige legboor (nog net te zien op onderstaande foto) en de piepkleine vleugels.
In ons land valt gemiddeld zo'n 800 mm neerslag (vooral regen) en volgens het KNMI valt die min of meer gelijkmatig verspreid over het jaar. Wel is het zo dat het aan de kust in het voorjaar droger is door de invloed van het koele zeewater. In het najaar is het omgekeerde het geval. In de zomer komen er in het (warmere) binnenland meer buien tot ontwikkeling. In de zomer en het najaar valt ook meer neerslag (lichtblauwe balken) in kortere tijd (donkerblauwe balken). Afgelopen september en de eerste week van oktober is er veel meer regen gevallen dan normaal, zoals onderstaande grafiekjes van het KNMI laten zien. In september regende het bijna 25 uur langer dan gemiddeld en viel er 40 mm meer regen ten opzichte van andere jaren. In de eerste week van oktober kregen we 49 mm te verstouwen van de 83 mm die er normaal in deze maand valt. Al met al was het een nat en donker weekend. Ik heb toch een beetje gefilmd, vanuit een grote schuilhut die woonkamer heet. Tortelduifjes en koolmezen trokken zich weinig aan van de regen, ze poetsten hun veren en vlogen af en aan naar het voerderhuisje met zonnebloempitten. Bekijk het resultaat in onderstaand filmpje.