Regelmatig lees ik de nieuwsbrieven van bijenlandschap.nl, in mijn blogs heb ik er vaker naar verwezen. In een recent bericht las ik over het boek 'Gasten van bijenhotels', door Pieter van Breugel. Het hele boek is gratis te downloaden in pdf via deze link. Toen ik online in het boek bladerde, werd ik er al gauw hebberig van. Met zijn vele foto's en 486 (!) pagina's op A4 formaat wilde ik het boek op mijn gemak gaan lezen. Ondanks mijn overvolle boekenkast ben ik gezwicht voor een papieren exemplaar (voor 27,50 Euro + 6,95 Euro verzendkosten). Ik had het de volgende dag al in huis. Mooi vakantieleesvoer voor regenachtige dagen. Ik heb meerdere bijenhotels in mijn tuin, onder andere een schijf van hout die ik ooit kreeg van een IVN landschapsbeheerder en waar we zelf boorgaten variërend van 3-10 mm in hebben gemaakt. Ik heb ook een kastje dat je aan de zijkant open kunt maken zodat je de inhoud van de plastic buisjes kunt bekijken. Daarvan heb ik de foto's gemaakt die je ziet bij dit blog. In het kastje zitten voornamelijk rosse metselbijtjes. Dat zijn actieve gebruikers van nesthulpen en als je zo'n bijenhotel in je tuin hangt, zul je ze vrijwel zeker zien. Zoals de naam al doet vermoeden, 'metselen' deze bijtjes broedcellen van leem met speeksel voor hun nageslacht, meestal een stuk of 20, uitsluitend het werk van de vrouwtjes. Die zijn daar per cel een dag zoet mee. Op zonnige dagen kunnen dat er twee worden. Dit gebeurt in maart/april.
De broedcellen liggen achter elkaar in de gangen en achter de invliegopening, die met een extra dikke prop wordt afgesloten, laten de bijtjes een ruimte vrij. Dat is een slimme actie, want sluipwespen leggen graag hun eitjes in de larven van metselbijtjes. Door die open ruimte (ook wel 'vestibule' genoemd) reiken de legboren van die sluipwespen niet ver genoeg om de echte broedcellen te bereiken. In de achterste broedcellen worden bevruchte eitjes gelegd, dat worden later vrouwtjesbijen. Zij krijgen ook meer stuifmeel in hun broedcel dan de onbevruchte eitjes waaruit later de mannetjes komen. De man/vrouwverhouding bij dit soort solitaire (alleen levende) bijtjes is 50/50. Het stuifmeel wordt gemengd met nectar en om schimmelvorming tegen te gaan voegt de bij er ook antibiotica aan toe. De nectar komt uit de mond van de bij, het verzamelde stuifmeel zit onder haar buik geplakt. Zoals je op de foto ziet, ligt het stuifmeel in een bergje, waar de bijenmoeder achterwaarts tegenop loopt om vervolgens het stuifmeel los te kammen met stijve haren op haar achterpoten. Nadat het ei in deze stuifmeelvoorraad (het bijenbroodje) is geduwd, zit moeders taak erop en wordt het nageslacht aan zijn lot over gelaten.
De eitjes zijn zo gelegd dat de larve met zijn achterste in het eten zit. Hij kromt zich om van het bijenbroodje te eten en maakt zich na enige weken eruit los om verder te eten. Dan kan hij pas voor het eerst poepen zonder zijn eten te vervuilen! Na enkele vervellingen spint de larve zich in, en houdt de poepjes zorgvuldig buiten de (roze gekleurde) cocon. De verpopping gebeurt vrij snel en in augustus liggen de bijen kant en klaar in hun cocon. Ze hebben dan alleen nog een koude winter nodig om uit te komen in maart of april van het volgende jaar. Bekijk meer informatie en vooral veel foto's van het hele proces in hoofdstuk 14 van het eerder genoemde boek. Dat hoofdstuk kun je via deze link downloaden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten