
De broedcellen liggen achter elkaar in de gangen en achter de invliegopening, die met een extra dikke prop wordt afgesloten, laten de bijtjes een ruimte vrij. Dat is een slimme actie, want sluipwespen leggen graag hun eitjes in de larven van metselbijtjes. Door die open ruimte (ook wel 'vestibule' genoemd) reiken de legboren van die sluipwespen niet ver genoeg om de echte broedcellen te bereiken. In de achterste broedcellen worden bevruchte eitjes gelegd, dat worden later vrouwtjesbijen. Zij krijgen ook meer stuifmeel in hun broedcel dan de onbevruchte eitjes waaruit later de mannetjes komen. De man/vrouwverhouding bij dit soort solitaire (alleen levende) bijtjes is 50/50. Het stuifmeel wordt gemengd met nectar en om schimmelvorming tegen te gaan voegt de bij er ook antibiotica aan toe. De nectar komt uit de mond van de bij, het verzamelde stuifmeel zit onder haar buik geplakt. Zoals je op de foto ziet, ligt het stuifmeel in een bergje, waar de bijenmoeder achterwaarts tegenop loopt om vervolgens het stuifmeel los te kammen met stijve haren op haar achterpoten. Nadat het ei in deze stuifmeelvoorraad (het bijenbroodje) is geduwd, zit moeders taak erop en wordt het nageslacht aan zijn lot over gelaten. 
De eitjes zijn zo gelegd dat de larve met zijn achterste in het eten zit. Hij kromt zich om van het bijenbroodje te eten en maakt zich na enige weken eruit los om verder te eten. Dan kan hij pas voor het eerst poepen zonder zijn eten te vervuilen! Na enkele vervellingen spint de larve zich in, en houdt de poepjes zorgvuldig buiten de (roze gekleurde) cocon. De verpopping gebeurt vrij snel en in augustus liggen de bijen kant en klaar in hun cocon. Ze hebben dan alleen nog een koude winter nodig om uit te komen in maart of april van het volgende jaar. Bekijk meer informatie en vooral veel foto's van het hele proces in hoofdstuk 14 van het eerder genoemde boek. Dat hoofdstuk kun je via deze link downloaden.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten