zaterdag 21 december 2019

Laatste blog van 2019 - op naar 2020!

Net na zonsopgang
Ik sluit dit blogjaar af met een filmpje van de zonsopgang tijdens de laatste dag van onze vakantie in Bulgarije. Bedankt voor het lezen van de natuurnotities dit jaar! Ik wens je fijne feestdagen en een goed begin van 2020. Natuurlijk hoop ik je dan weer terug te zien op deze site.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien.


zaterdag 14 december 2019

Hooiruiters - terug in de tijd

Deze auto komt niet meer van zijn plek
De reis naar Bulgarije was in veel gevallen een reis terug in de tijd. Letterlijk, omdat ik er bijna 40 jaar geleden ook als eens was, maar ook omdat we dorpjes bezochten waar de tijd stil leek te hebben gestaan, zoals je zag in de filmpjes van de afgelopen weken. Na regen volgde een ochtend van dikke mist. We bezochten een boerderijtje bij het eerste licht van de dag en ik werd meteen verliefd op het plekje. Een beetje rommelig maar vooral nostalgisch. Ik zag er ook de hooiruiters die ik al op meer plekken in het landschap had gezien. De Bulgaren dekken die af met een geruite doek, een markant gezicht. In de jaren 50 waren hooiruiters in ons land nog vrij algemeen, maar die zijn allang vervangen door zwarte of groene plastic hooibalen die de oogstmachines tegenwoordig uithoesten. Dat is efficiënter.
Een hooiruiter in Bulgarije
Toch zou de natuur erbij gebaat zijn als er wat van die hooiruiters terugkeerden in het landschap. Het zijn namelijk prima schuilplaatsen voor kleine dieren zoals muizen en insecten. En daar komen dan weer uilen en andere dieren op af. Het principe van zo'n hooiruiter is dat het gras goed droogt door een open constructie waar zon en wind vrij spel hebben. Drie tot vier palen worden tegen elkaar gezet, met 'dwarsliggers' op ongeveer een halve meter boven de grond. Daarop wordt het gras gelegd en in lagen opgestapeld. Dat wordt optassen of ruiteren genoemd. Hoe dit gedaan werd, kun je bekijken in dit filmpje uit de jaren 50. De kern van de hooiruiter blijft open voor de ventilatie. Vroeger werd ook wel 'geopperd', dan gooit de boer het hooi op een grote hoop. Dat is sneller en goedkoper, maar het hooi droogt langzamer en er is meer risico op schimmel.
Bekijk de verstilde beelden uit Bulgarije in het (zwart/wit) filmpje van deze week. E-mailabonnees kunnen hier klikken om te kijken.


zaterdag 7 december 2019

Vuursalamanders in de Canyon of the Waterfalls

Vuursalamander
Een wandeling door de Bulgaarse Canyon of the Waterfalls bracht, behalve mooie landschappen, een paar verrassingen. Om te beginnen regende het behoorlijk, iets dat sinds juni van dit jaar niet meer gebeurd was in het land. Dat was waarschijnlijk ook de reden voor de tweede verrassing: vuursalamanders waren overdag massaal te voorschijn gekomen uit hun schuilplaatsen, iets dat ze alleen doen na een lange periode van droogte. Normaal hebben ze een nachtelijk leefpatroon en bij het zoeken naar eten vertrouwen ze voornamelijk op hun reukorgaan. Favoriet zijn naaktslakken, alleen al om deze reden zou ik ze graag in mijn tuin hebben :). Helaas voor mij is dat echter geen geschikte biotoop voor vuursalamanders; ze houden van koele, schaduwrijke bossen. Daar leven ze in de strooisellaag met bladeren, stukken schors, boomwortels en op andere vochtige plaatsen zoals verlaten muizenholen, onder stenen, in en onder omgevallen boomstronken, in oude waterputten en in vochtige rotsspleten. In bewoonde gebieden worden natuurstenen muren gebruikt als schuilplaats.
Verspreidingsgebied van de vuursalamander
Door Christian Fischer. -  wikimedia

In tegenstelling tot andere salamanders zul je vuursalamanders nauwelijks in of bij het water aantreffen. Alleen voor het afzetten van het nageslacht gaat het vrouwtje naar het water. Na een draagtijd van 8 maanden komen de larven uit de eitjes in het lichaam van de moeder (eierlevendbarend zoals dat heet). Gemiddeld worden zo'n 30 larven in het water afgezet. Na een kleine drie maanden in het water verliezen ze de kieuwen en brengen de rest van hun leven aan land door.

Vuursalamanders paren tussen maart en oktober met een piek in de zomer. De vuursalamander kent een balts waarbij het mannetje eerst het vrouwtje besnuffelt, onder haar kruipt en het vrouwtje optilt. Met zijn staart worden kronkelende bewegingen gemaakt die de cloaca van het vrouwtje stimuleren. Als het vrouwtje geïnteresseerd, is zet het mannetje een spermatofoor af die door het vrouwtje wordt opgenomen. Vrouwtjes kunnen spermatoforen maandenlang meedragen alvorens ze te bevruchten. Ze kunnen daarbij spermatoforen van meerdere mannetjes meedragen.
Af en toe zagen we dergelijke bewegingen bij de vuursalamanders. Ik weet niet of er dit jaar nog laat gepaard werd wegens de grote droogte of dat het alleen maar leek op paargedrag.
Een zwart/gele tekening van de huid is meestal bedoeld als waarschuwing aan andere dieren dat het betreffende beest zich met gif verdedigt. De gifklieren zijn te zien als de kleine gaatjes op de gele vlek bij het hoofd. De afscheiding is zeer giftig voor gewervelden en veroorzaakt spiersamentrekkingen en een hoge bloeddruk. Als een mens er iets van inslikt kan het hallucinaties veroorzaken. In de ogen veroorzaakt het heftige pijn.

Een bijzonderheid is dat de salamander het gif uit de huidklieren kan persen en het zo naar een belager kan spuiten. Dit heeft als voordeel dat een vijand al voor een aanval met het gif in aanraking komt en zal vluchten. Hiermee voorkomt de salamander dat een vijand pas na een beet vergiftigd wordt, en de salamander al gewond is.

In Nederland bestaat nog een hele kleine populatie vuursalamanders in Zuid-Limburg. Helaas wordt deze ernstig bedreigd door de schimmelziekte Batrachochytrium salamandrivorans (Bsal). Deze schimmelziekte vreet letterlijk de huid van de salamanders weg. Na blootstelling sterven de dieren snel. De schimmel verspreidt zich door Europa en inmiddels zijn er tien uitbraken in België en Duitsland bekend. Waarschijnlijk is de schimmel afkomstig uit Azië en is deze via dierenhandel in onze streken terecht gekomen. Helaas is er nog geen remedie voor gevonden.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te bekijken, met de vuursalamanders in de hoofdrol.


zaterdag 30 november 2019

Op pad in en rond Kovatchevitsa

Straatje in Kovatchevitsa
In het westelijke Rhodopegebergte (Bulgarije) ligt het dorpje Kovatchevista in het stroomgebied van de Kaninarivier. Tijdens de gedwongen bekering tot de islam in de periode 1623 - 1625 en later in 1656, waren er Bulgaren die dit niet accepteerden.  Zij verlieten huis en haard en zochten naar redding en beschutting in de hogere, ontoegankelijke delen van de bergen. De overvloed aan drinkwater, de ruime weiden, het milde klimaat en de bescherming tegen Turkse invallen maakten het gunstig voor de vluchtelingen om zich te vestigen op de plek die nu Kovatchevista heet. Aanvankelijk waren er gehuchten die op gezinsbasis waren gevormd. Sommige mensen kwamen uit een naburig dorp maar anderen kwamen van ver. In de jaren 50 van de vorige eeuw vertrokken juist weer veel inwoners uit het dorp. De massale migratie naar Velingrad, Batak, Pazardjik en andere regio's van het land leidde tot de verwoesting van vele prachtige huizen in het dorp die langzaam begonnen af ​​te brokkelen.
De redding van het dorp kwam door de 'ontdekking' door Bulgaarse filmmakers. Er is geen ander dorp in het land waar zoveel films zijn gemaakt - meer dan 20. Mijn film van het dorp is misschien de 21ste :).
Traditionele Bulgaarse schoenen

In 1977 werd Kovatchevitsa aangemerkt als een historisch en architectuur reservaat. Dat feit, samen met de populariteit van het dorp nadat de films waren gemaakt, bracht nieuwe mensen naar het dorp die enkele verwoeste huizen kochten en restaureerden. Zo was het dorp gered voor de ondergang.
Toevallig ontmoetten wij één van de mensen die twintig jaar geleden een huis hadden gekocht en dat volledig hadden opgeknapt. We werden uitgenodigd om een kijkje te komen nemen. Op de eerste verdieping waren prachtige kamers ingericht in traditionele Bulgaarse stijl. Een hele verzameling kunstig geborduurde damesschoenen maakte dat één van de kamers wel een museum leek. Ernaast lag een vervallen huis, waaraan hard gewerkt werd om het op te knappen, maar het verval was daar nog zichtbaar. Volgend jaar ziet het er waarschijnlijk heel anders uit.
Dwaal mee door de pittoreske straatje van het dorp in de film van deze week. E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film te bekijken.


zaterdag 23 november 2019

De zandpiramides van Melnik - Bulgarije

Zandsteenformaties bij Melnik - Bulgarije
In een zuidelijk puntje van Bulgarije, aan de rand van het Pirin gebergte, hebben water en wind prachtige zandpiramides gevormd. Sommige daarvan zijn wel 100 meter hoog. Op een ondergrond van graniet werd 11-7 miljoen jaar geleden zandsteen gevormd, 5 tot 3 miljoen jaar geleden kwamen daar geel en rood gekleurde afzettingen bij. We stonden vroeg op om deze formaties te bekijken bij zonsopgang en hadden mooi uitzicht over de hele vallei. Vervolgens trokken we verder de Pirinbergen in om dorpjes te bekijken. Veel jongeren verlaten het platteland om hun (economische) heil te zoeken in de hoofdstad Sofia (waar 1 miljoen van de 7 miljoen inwoners van het land wonen) of vertrekken naar het buitenland.
De tijd heeft stilgestaan
Pirin gebergte - Bulgarije
De bevolking neemt al af vanaf het midden van de jaren 80. Bulgarije bevindt zich in een zogenaamde ’demografische crisis’. Het geboortecijfer is al jarenlang laag, terwijl het sterftecijfer relatief hoog is. Bulgarije en Letland zijn de enige twee landen ter wereld die in het begin van de 21ste eeuw minder inwoners tellen dan in 1950. Waar de Bulgaarse vrouwen in 1905 nog gemiddeld 5,8 kinderen kregen was dat in 2018 nog maar 1,6 kinderen. Veel dorpjes zijn helemaal of gedeeltelijk verlaten en de huisjes vervallen langzaam. In andere dorpjes lijkt de tijd te hebben stilgestaan.
Bekijk onze ervaringen in de Pirin bergen in het filmpje van deze week (e-mailabonnees, klik hier).



zaterdag 16 november 2019

Terug naar Bulgarije

Rila klooster - Bulgarije 1981
In 1981 bezocht ik Bulgarije voor het eerst, toen nog goed verstopt achter het IJzeren Gordijn. We reisden een week rond door het land, stevig in de gaten gehouden door onze gids George, van wie ik me vooral herinner dat hij de hele week hetzelfde rode overhemd droeg. Na afloop van de rondreis verbleven we een week aan de kust. Daar was sprake van een innovatief restaurantsysteem volgens de gids. We kregen maaltijdbonnen, waarmee we 'in elk restaurant van het stadje konden eten'. Het aantal restaurants hield echter niet over, dus de keuzevrijheid was beperkt. Eenmaal in het restaurant kreeg je een vuistdikke menukaart voorgeschoteld. De eerste avond keken we verlekkerd naar alle mogelijke maaltijden, maar al gauw bleek dat er slechts één of twee gerechten voorradig waren. De keren erna vroegen we maar meteen wat de pot schaftte om zo de vrij trage bediening snel aan het werk te zetten. Tijdens de rondreis bezochten we het Rilaklooster. Het Rilaklooster is een symbool voor de Slavische cultuur na een lange periode van bezetting en onderdrukking door de Turken en hierdoor een nationaal bedevaartsoord voor de Bulgaren. Het is het religieuze centrum van de Bulgaarse orthodoxe kerk.
Rila klooster - Bulgarije 1981
De foto's bij dit blog zijn in 1981 gemaakt tijdens het bezoek aan dit klooster. Kort geleden heb ik opnieuw door Bulgarije gereisd, nu met de focus op natuur. Vanuit de hoofdstad Sofia reden we zuidwaarts naar het Rila en Pirin gebergte. Onderweg stopten we bij het Rilaklooster. Er was weinig veranderd aan het klooster zelf, de kenmerkende zwart/wit elementen sprongen nog steeds in het oog (het klooster wordt ook wel het zebraklooster genoemd). Het grootste verschil zul je opmerken als je het filmpje van deze week bekijkt. Dat zit 'm niet in het onderwerp, maar in de kwaliteit van de foto/filmapparatuur. Wat scherpte en kleurweergave betreft zijn we er in bijna 40 jaar enorm op vooruit gegaan. Op de flanken van het Rilagebergte straalden de bomen door de gouden herfstkleuren en vormden zo een prachtig decor voor het klooster. Het korte filmpje van deze week is een voorproefje. De komende weken laat ik je meegenieten van de natuur en rustieke dorpjes op diverse locaties in het Pirin en Rhodopegebergte.

E-mailabonnees, klik hier om het filmpje van deze week te bekijken.


zaterdag 9 november 2019

Geen fijn tripje


Doornappel is een zeer giftige plant
"Bij een 20-jarige man werden verschijnselen van een doornappel-intoxicatie waargenomen: onrust, desoriëntatie, hallucinaties, euforie, en verder droge en rode huid en symmetrisch wijde pupillen. (.....) Er lijkt een heropleving te zijn van het gebruik van doornappels (Datura stramonium) als hallucinogene drug. Bij matige intoxicaties kan worden volstaan met maagspoelen met achterlating van actieve kool, terwijl bij ernstige intoxicaties fysostigmine een geschikt antidotum is." Dit (deel van een) artikel uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde uit 1997 geeft aan dat de doornappel geen onschuldig plantje is. De 20-jarige was half ontkleed, gedesoriënteerd en hallucinerend aangetroffen op een parkeerplaats. Hij dacht met zijn vrienden in een kamer te zitten en tussen zijn vingers voelde hij een (niet aanwezige) sigaret. Hij had met vrienden doornappelpitten gegeten in de hoop op een 'trip'. Hij kon blij zijn dat hij na een maagspoeling het ziekenhuis de volgende dag weer kon verlaten. Als je er per ongeluk te veel van neemt, kun je het niet navertellen. De zeer giftige plant groeide oorspronkelijk in Noord-Amerika en is inmiddels over de wereld verspreid. Hij houdt van kalkrijke grond, vandaar dat hij in de duinen veel voorkomt. De kelkvormige bloemen bloeien van juli tot en met oktober. Soms zijn ze wit, soms lila/lichtpaars. De zaden groeien in eironde dozen. Eerst zijn die donkerroodbruin, als ze uitgroeien worden ze heldergroen. Tegen de tijd dat de zaden rijp zijn, zijn de dozen vergeeld en barsten ze open. De zwarte zaden lijken erg op de zaden van voedselgewassen zoals boekweit en gierst. Hierbij treedt de doornappel op als akkeronkruid, ze gedijen op bewerkte grond. Alle delen van de plant zijn giftig en de hoeveelheid gif kan per blad verschillen. Je doet er goed aan om de plant alleen te bekijken, bijvoorbeeld in mijn filmpje van deze week (e-mailabonnees klik hier). 


zaterdag 2 november 2019

Vechten voor het grootste harem

Damherten tijdens de bronst
Als de edelhertenbronst er op zit, begint in oktober de damhertenbronst. Na een week van overvloedige regen gingen we aan het begin van de bronsttijd op pad. We liepen de Amsterdamse Waterleidingduinen in bij zonsopkomst (de nacht is er - terecht - voor de dieren). Aanvankelijk oogde de mist grijs, maar naarmate de zon hoger steeg kreeg deze een oranjegele gloed. In het bos zagen we herten die al een bronstkuil hadden gemaakt en het stonk overweldigend naar de urine en sperma die ze er in sproeien om een signaal naar de vrouwtjes af te geven: hier staat een viriele man die barst van de testosteron. Ze wentelen zich regelmatig in deze kuil zodat ze het heerlijke parfum ook met zich meedragen. Als extra markering schuren de herten langs bomen rond de kuil, hoewel niet alle kuilen onder een boom lagen. Er waren ook mannetjes die nog op zoek waren naar een territorium ofwel 'lek'. Die jonge herten waren niet overal welkom. Op het open veld namen de mannetjes elkaar de maat: wie liet zich meteen afschrikken en met wie moest het gevecht aangegaan worden? Uiteindelijk gingen twee mannetjes de confrontatie aan, terwijl de hindes er om heen rustig door graasden. Zodra het pleit beslecht was, zouden ze misschien nota nemen van de winnaar. Of misschien ook niet. Damhertengevechten zijn niet zo spectaculair als die van edelherten. Het gaat er redelijk tam aan toe. Toch is het mooi om te zien hoe ze voorover gebogen hun schoffelvormige gewei gebruiken in de strijd. Uiteindelijk wil een mannetje met zoveel mogelijk hindes paren. Hij drijft ze bijeen en bewaakt de uiteinden van zijn territorium door langs de randen te patrouilleren. De bronst duurt tot begin november. De hindes zijn 230 dagen zwanger en de kalfjes worden tussen mei en juli geboren. Per moeder is dat meestal één kalf, dat 4,5 kilo weegt. Na zo'n anderhalf jaar zijn die zelf geslachtsrijp. Maar de meeste mannetjes zijn dan nog niet in staat om een lek en een bijbehorend harem te veroveren. Die moeten zich eerst omhoog werken in de rangorde.
Bekijk de bronstverschijnselen in de film van deze week (e-mail abonnees, klik hier).


zaterdag 26 oktober 2019

Een vurig vlindertje

Kleine vuurvlinder
Foto: AfroBrazilian - Own work,
CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org
Eind september waren we op een zonnige dag in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Het was er erg rustig. De damherten lagen te herkauwen of liepen op hun gemak door het struweel, op zoek naar iets eetbaars. De geweien van de mannetjes waren volgroeid en hun dikke nekken verraadden dat ze klaar waren voor de bronst. Daarover volgende week meer. Op het water waren de eerste wintergasten te vinden: de krakeenden en kuifeenden. De kleine vuurvlinder is één van de vlindertjes die je nog tot in oktober kunt zien vliegen, als het weer meezit tenminste. Er is er zelfs ooit een waargenomen op 29 november...! Hoewel de oranje kleur het niet doet vermoeden, hoort dit vlindertje bij de familie van de blauwtjes. Kleine vuurvlinders hebben per jaar drie generaties. Uit de eitjes die in deze tijd van het jaar worden afgezet komen nog voor de winter rupsen te voorschijn. Deze rupsen vervellen tussen de één en drie keer en gaan dan half volgroeid de kou tegemoet. Ze verblijven op een beschut plekje in de waardplant (meestal is dat schapenzuring of veldzuring) of in de strooisellaag eronder. Op warme dagen komen ze te voorschijn om nog een hapje te eten. De verpopping vindt in het voorjaar plaats: half april vliegen de vlinders uit. De mannetjes nemen een territorium in van zo'n 10 m2 en verdedigen dat tegen indringers. De kleine vuurvlinder komt in ons hele land voor, maar niet in grote aantallen. Ze houden van vrij open terrein, meestal met droge, schrale grond of natte heidevelden waar de waardplant groeit. In andere werelddelen kun je de vlinder ook tegenkomen; het verspreidingsgebied loopt van Ierland tot Japan en Noord-Amerika en Scandinavië tot Noord-Afrika. Je kunt 'm zien in het filmpje van deze week. (E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken).


zaterdag 19 oktober 2019

Ganzenvoet: spinazie van de polder

Bloeiende melganzenvoet
Foto: Rasbak - Eigen werk,
CC BY-SA 3.0 wikimedia
Het najaar kent vele gouden momentjes als de zon opkomt bij heldere hemel na een koude nacht. In de polder steeg damp op uit de slootjes en de schapen en koeien staken mooi af tegen het goud gekleurde gras toen ik bij zonsopgang in de polder vertoefde. In de film van vorige week zag je ganzen, deze week zie je - behalve die mooie zonsopgang - ganzenvoet. En dan bedoel ik niet de pootjes van de vogels, maar een plant die zich goed kan handhaven op zeer voedselrijke grond en zelfs resistent is geworden tegen sommige chemische bestrijdingsmiddelen. Een echte 'overlever' dus. De plant valt misschien niet meteen op met zijn groene bloemtrosjes maar kan talrijk aanwezig zijn. Een flinke plant maakt tienduizenden zaden. Eenmaal ondergeploegd behouden ze tientallen jaren hun kiemkracht. Boeren zijn niet blij met deze plant op hun akker want ze concurreren sterk met de voedselplanten en zijn gastheer voor veel virussen die ze over kunnen dragen op de cultuurgewassen. Melganzevoet is waardplant voor diverse virussoorten, zoals het streepmozaïekvirus in gerst, de vergelingsziekte in bieten, het aardappelmozaïekvirus en het aardappel X-virus. Dat laatste tast planten van nachtschaden aan, zoals tomaten en paprika, die daardoor geen vruchten maken en afsterven. Ook is melganzevoet waardplant van diverse aaltjessoorten, zoals het stengelaaltje, het bietencysteaaltje, het chrysantenbladaaltje en verschillende wortelknobbelaaltjessoorten. Toch is de plant ook nuttig voor de mens. De zaden werden vroeger vermalen tot meel. Daarvoor werd ganzenvoet geteeld op akkers. Dat leverde dan zo'n 4500 kg zaad op per hectare. Even omgerekend naar zaadjes van 0,7 gram waren dat bijna 6,5 miljard zaden! De bladeren kun je eten als spinazie. Ze zijn dan een bron van essentiële voedingsstoffen zoals vitamine C en aminozuren. Vinken houden trouwens ook van de zaden. Al met al heb ik een beetje dubbel gevoel bij de plant. Bekijk 'm in de film van deze week (e-mailabonnees klik hier).


zaterdag 12 oktober 2019

Eerst flinke trek en dan op trek

Oktober is de piekmaand in de vogeltrek
Oktober is de piekmaand in de vogeltrek. Boven Nederland kun je dan honderdduizenden vogels waarnemen die vanuit het noorden naar zuidelijke landen trekken. Ze reizen in feite hun voedsel achterna, want als de dagen kouder worden vliegen er geen insecten meer. Veel vogels trekken trouwens 's nachts, dus dan kun je ze alleen horen. De afgelopen weken hoorde ik in de schemering het gakken van de ganzen, voor mij in de polder een typisch nazomergeluid. Ze strijken hier massaal neer om bij te tanken of om er de winter door te brengen op de graslanden.
Vogels hebben verschillende strategieën voor de trek. Sommige vogels zorgen voor een bescheiden vetreserve en maken op hun reis diverse tussenstops om bij te tanken. Ze vliegen enkele honderden kilometers naar een geschikte plaats om te eten, bijvoorbeeld een moeras of drasland en trekken dan weer verder. Zij doen wat langer over de reis omdat ze meestal enkele dagen bijtanken voor ze verder vliegen. In het najaar maakt dat niet zo veel uit, maar in het voorjaar verliezen ze daarmee kostbare tijd in de strijd om de beste nestplekken.
Andere soorten vreten zich moddervet en leggen soms duizenden kilometers achter elkaar af. Die vogels eten zoveel dat ze voor de trek twee keer zo zwaar zijn als normaal. Om zoveel te kunnen eten wordt hun lichaam aangepast: door veranderingen in de hormonen krijgen ze enorme trek en wordt hun maag maar liefst twee keer zo groot. En als ze gaan vliegen wordt de maag juist heel klein, want die hebben ze even helemaal niet nodig en een kleinere maag scheelt in het gewicht. Al dat eten wordt opgeslagen in vet, dat veel energie geeft en weinig afvalstoffen. Via het bloed gaat de energie uit dat vet rechtstreeks naar de spieren.

In de polders rond de molenviergang in Aarlanderveen verzamelden zich de afgelopen weken veel ganzen en zag ik ook wat andere vogels. Op het hekje bij een van de molens zat een vogel die ik niet zo snel kon thuisbrengen. Na wat zoekwerk in mijn vogelboek denk ik dat het een mannetje gekraagde roodstaart is, in herfstkleed. Mocht ik mij vergissen, laat het dan weten in een bericht onder deze blog. Bekijk deze vogel, een jong puttertje op de distels en de vele ganzen te midden van het typisch Nederlandse polderlandschap in het filmpje van deze week. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 5 oktober 2019

De herfst doet haar intrede

De halsbandparkiet hoort thuis in Afrika en India
September was dit jaar een maand met grote contrasten, van zonnige dagen waarin de temperatuur boven de 25 graden uitkwam tot stormachtig weer met grote hoeveelheden regen. Het filmpje van deze week maakte ik op een zonnige dag. Ik begon te filmen net na zonsopgang; het was vrijwel onbewolkt en er was nagenoeg geen wind. Boven het water steeg een vleugje mist op en de spinnenwebben parelden in het zonlicht. De kornoeljebladeren begonnen al te kleuren en lichtten op met felle rode en gele kleuren. In de wilgen schreeuwden halsbandparkieten terwijl ze loom leken te genieten van het ochtendlicht. Een groep van een stuk of zes dieren zat bij elkaar. Deze vogels zijn letterlijk een exotische verschijning: ze komen oorspronkelijk voor in Afrika ten zuiden van de Sahara en India plus de omliggende landen. Waarschijnlijk zijn er ooit kooivogels losgelaten in ons land en die hebben zich met succes vermeerderd. Inmiddels zijn de beestjes in de Randstad een vrij algemene verschijning en rukken ze ook in andere delen van ons land op. In Nederland zijn er al meer dan 10.000. Na een aantal jaren waarin de populatie met wel 20% groeide, lijken de aantallen in de Randstad de laatste jaren te stabiliseren. Ze leven voornamelijk van fruit en zaden, maar ook boomknoppen en jonge scheuten staan op het menu. Omdat de halsbandparkieten nog niet wijd verbreid zijn buiten het stedelijk gebied, is de schade die zij aanrichten in (fruit)boomgaarden op dit moment nog te overzien. Maar dat kan in de toekomst veranderen. De vogels eten in het gebied van herkomst ook mais, op den duur wordt vraatschade verwacht in maispercelen in ons land.
Halsbandparkieten nestelen in boomholten. Die maken ze niet zelf, maar ze kraken een spechtennest of een hol van een andere boombroeder. Indien nodig hollen ze dat nog een beetje verder uit. Daarin leggen ze drie à vier eieren, vaak al vroeg in het seizoen (februari-maart). Na ruim drie weken broeden komen de jonge vogels uit het ei. Ze blijven dan nog 6 weken in het nest terwijl de ouders voedsel aandragen. Ook als ze uitgevlogen zijn kunnen de jonkies nog twee weken op de zorg van de ouders rekenen.
In het park tegenover ons huis verzamelt zich aan het einde van de dag een groep van tientallen parkieten. Hun luidruchtige gekrijs irriteert me dan behoorlijk. Maar fotogeniek zijn ze wel.....
Je ziet ze aan het eind van de film van deze week. E-mail abonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 28 september 2019

Kruisspinnen in de stadsjungle

Kruisspin
Ik had de tuin een paar weken niet bijgehouden en de boel begon behoorlijk te woekeren. Maar zoals Johan Cruijff al zei: 'Elk nadeel heb se voordeel'. Ik besloot de jungleachtige sfeer vast te leggen op film. Een geluidsfragment uit het Amazonewoud versterkt de oerwoudsuggestie, als zijn de wildste dieren die ik heb gefilmd gewone kruisspinnen. Het was mij al eens opgevallen dat die witte kruisjes op het spinnenlijf behoorlijk variabel zijn, de ene keer zijn ze groter en beter zichtbaar dan de andere keer. In feite worden die kruisjes gevormd door afvalstoffen in het lichaam van de spin die zichtbaar worden door de transparante huid. Dat is een heel ingewikkeld verhaal, dat ik hier eenvoudig probeer samen te vatten. Het technische verhaal kun je lezen op Nature Today. Bij ons mensen (en andere zoogdieren) breekt de lever gevaarlijke afvalstoffen af tot een in water oplosbare stof en de nieren voeren dat vocht af. Bij gebrek aan die twee organen moeten spinnen hun giftige afvalstoffen (ammonium) op een andere manier verwerken. Uitstulpingen van de darmen nemen bij de kruisspin de functie van de lever over. En buisjes in het achterlijf functioneren als nieren. Die uitstulpingen en buisjes zetten de ammonium om in guanine. Dat is echter niet oplosbaar in water en het kristalliseert gemakkelijk. Een deel van de guanine wordt uitgescheiden, maar een ander deel blijft achter in de darmuitstulpingen. Daar drukken de guaninekristallen tegen de spinnenhuid waardoor wij het kruisvormige teken zien op hun lijf, samen met andere witte vlekjes. Zo blijven insecten me altijd weer verbazen.

Laat je verrassen door de Nederlandse jungle in het filmpje van deze week. E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.



zaterdag 21 september 2019

Een nieuwe film met bomen in de hoofdrol

Bomen zijn overal om ons heen
Mijn nieuwste filmproject is een educatieve natuurfilm over bomen, met Nederlands gesproken tekst. Bomen zijn overal om ons heen, maar in het algemeen besteden we er weinig aandacht aan. Dat is onterecht! Over bomen en de planten en dieren die in en rond bomen leven is veel te vertellen. Zo veel dat de film maar liefst 1,5 uur duurt. Bomen zijn het waard om eens in de belangstelling te staan.

Om zoveel mogelijk mensen kennis te laten maken met de fascinerende wereld van bomen, stel ik de film - onder voorwaarden - gratis ter beschikking aan natuurverenigingen en scholen.
Klik op deze link voor meer informatie over de film en de gebruiksvoorwaarden.

Bekijk hieronder vast een voorproefje van de film (e-mailabonnees klik hier).


zaterdag 14 september 2019

Op de grote stille heide

Tijdens een heel koude periode in de laatste ijstijd, zo'n 18.000 jaar geleden werd dekzand door de poolwinden vanuit de Noordzeebodem naar ons land geblazen. Onder andere op de Veluwe kunnen we nog stuifzanden tegen komen, zoals in het gebied de Pollen in Nationaal Park de Hoge Veluwe. Deze zandgronden zijn zeer voedselarm, slechts enkele dennen en wat korstmossen houden het hier uit. Daar maakte ik onderstaand filmpje (e-mailabonnees klik hier en lees dan verder onder het witte vlak). 


De eerste planten die zandvlaktes koloniseren zijn heideplantjes. Om te overleven op zulke voedselarme grond werken ze samen met een speciale schimmel. Die schimmel levert stikstof aan de heide en krijgt er voedingsstoffen voor terug. De heideplantjes kunnen op die manier goed concurreren met grassen die geen schimmel hebben die hen een handje helpt met de voedselvoorziening. Met hun wortels houden de heideplantjes bovendien het zand vast, waardoor het minder gaat stuiven. Wanneer de plantenresten van de heide vergaan vormen ze humus en verrijken zo de bodem. Dat is de eerste fase in de zogenaamde successie, waarbij nieuwe soorten een kans krijgen. Successie is een ecologisch proces waarbij een merkbare verandering in de soortensamenstelling binnen een habitat plaatsvindt. Deze verandering vindt plaats binnen een bepaalde tijdspanne waarna een stabiele levensgemeenschap gevormd wordt. Levensgemeenschappen volgen elkaar dan in een bepaalde volgorde op. Als er wordt uitgegaan van een kaal gebied, zonder planten, begint de successie met een aantal pionierssoorten zoals heide, waarna, naarmate de successie vordert, het systeem complexer wordt. Uiteindelijk eindigt elke successie als bos, tenzij de mens ingrijpt, of er bijvoorbeeld door weers- of waterinvloeden (bosbranden, overstromingen) ingrijpende veranderingen plaatsvinden. 
De heidevelden die we nu kennen zijn cultuurlandschap: ze worden door de mens in stand gehouden. Men laat er schapen grazen om de grassen en bomen tussen de heide op te laten eten. Of de voedselrijke bovenlaag wordt afgeplagd zodat er weer een voedselarme bodem ontstaat. Tijdens een wandeling bij Loenen kwamen we op 'de grote stille heide' een kudde schapen tegen. Aan het eind van de middag dreef de herder ze terug naar de schaapskooi. Een schaapskooi is een zogenaamde potstal en dient als onderkomen voor schapen die de heide begrazen. Boeren op de arme zandgronden gebruikten zo'n potstal vroeger om mest te verzamelen voor hun akkers. In de stal werden heideplaggen gelegd. Hierop poepten de schapen en met hun poten vermengden ze de uitwerpselen met de plaggen. Die stalmest werd uitgespreid over de akkers en was zeer vruchtbaar. 
Bekijk de heide en de schaapskudde in het tweede filmpje van deze week (e-mailabonnees klik hier).

zaterdag 7 september 2019

Hoornaars op de heide

Heideveld bij Otterlo op de Veluwe
Natuurliefhebbers keken er met spanning naar uit: zou de heide dit jaar weer bloeien of niet? In de droge zomer van 2018 sloeg de heide op de Posbank namelijk een jaartje over. Ook dit jaar viel er niet veel regen, maar een korte natte periode in het midden van de zomer was blijkbaar net genoeg voor de heidevelden op de Veluwe. Dit jaar kleurden ze gelukkig gewoon weer paars. Het hoogtepunt van de bloei is al weer voorbij, maar afgelopen weekend bracht ik twee heerlijke uurtjes door op een bloeiend heideveldje bij Otterlo. De zon kwam op en kleurde de mist boven het veld langzaam geel. Dauw parelde aan de grasjes en spinnenwebjes. Er was geen mens te zien en het was windstil. Echt genieten. Ik liep op mijn gemak een rondje. Bij een berk viel mijn oog op twee Atalanta's, die berkensap aan het opzuigen waren. Om mij heen zoemden hoornaars. Aan de andere kant van de boom verdrongen zij elkaar om van het sap te drinken. Zij knagen in deze tijd van het jaar gaten in de bast om het zoete boomvocht te bemachtigen. De rest van het jaar eten ze insecten, zoals vliegen, vlinders en rupsen. De vlinders en vliegen op de berkenstam leken zich niet bewust van dit gevaar; de hoornaars waren te druk bezig met het berkensap en de andere insecten probeerden er iets van mee te pikken.
Hoornaars zijn onze grootste wespen
Hoornaars horen tot de papierwespen. Ze maken nesten van houtpulp, met een papierachtige structuur. Het nest wordt elk jaar opnieuw gemaakt en groeit met de kolonie mee. Aan het einde van de zomer paren mannetjes met nieuwe koninginnen en alleen die laatsten overleven de winter. De rest van de kolonie gaat dood. In het voorjaar start zo'n koningin een nieuw nest. Oude nesten worden nooit opnieuw gebruikt. De behuizing zou in het begin van de nieuwe kolonie veel te groot zijn voor de kleine groep wespen: door al die ruimte krijgen de insecten het niet warm genoeg om te gaan vliegen. Heb je dus een wespennest in je buurt waar je veel last van hebt gehad, laat het dan in de winter rustig hangen, in het voorjaar zal het niet opnieuw bewoond worden. Als je het weghaalt hebt je kans dat er weer een nieuw nest komt, want blijkbaar was het een geschikt plekje. Naarmate de kolonie groeit komen er telkens laagjes houtpulp bij, en dan kan de temperatuur wel eens te hoog oplopen. Op zo'n moment gaan wespen bij de ingang met hun vleugels slaan als een levende ventilator en wordt er water aangevoerd voor de koeling. Van sommige wespensoorten kun je zo'n papiernest in een boom zien hangen. Hoornaars hangen hun nest het liefste in een boomholte of nestkast, dus dat blijft meestal verborgen. Met 3 cm lengte zijn hoornaars onze grootste wespen. Ze hebben een imagoprobleem want er doen allerlei verhalen de rondte over het gevaar van deze beestjes. Al met al steken ze wat minder snel dan gewone wespen, tenzij ze ernstig gehinderd worden. Een mens die niet allergisch is voor de steken zou tussen de 500 en 1000 keer gestoken moeten worden wil het fataal aflopen, dat is net zo veel als bij gewone wespen. Omdat hoornaars in kleine groepen leven, komt dit vrijwel nooit voor.

Bekijk ze in het filmpje van deze week (e-mailabonnees klik hier), te midden van het romantisch ogende heidelandschap.


Verschillende soorten wespen en hun nesten kun je zien op dit informatieblad


zaterdag 31 augustus 2019

Agrimonie en Kaardebol

Agrimonie
Publiek domein,
https://commons.wikimedia.org
Vanuit het Limburgse plaatsje Houthem wandelden we langs Chateau St. Gerlach naar landgoed Ingendael. Het Geuldal is daar bijzonder bloemenrijk en de konikpaarden houden de boel een beetje open. Helaas was het een koele en bewolkte dag, waardoor we niet konden genieten van de vlinders die er op zonniger dagen rondfladderen, zoals de koninginnenpage. Wat bijen en vliegen en een enkel soldaatje (kever) is alles wat we te zien kregen. In de film van deze week spelen bloemen dus de hoofdrol. Twee typische soorten van kalkrijke bodems licht ik er even uit. De plant met de gele bloemetjes op lange stengels moest ik zelf ook even opzoeken. Het bleek de agrimonie te zijn. Je verwacht het misschien niet, maar deze plant hoort bij de rozenfamilie. Dat is een grote plantenfamilie van wel 3000 soorten en die lijken niet altijd op elkaar. Natuurlijk horen de rozen er toe die we kennen uit de tuin of de natuur (bijvoorbeeld de hondsroos of de egelantier). Maar ook veel fruitsoorten behoren tot de rozenfamilie: appel, peer, kers, pruim, abrikoos, perzik, braam, framboos en aardbei om er een paar te noemen. Struiken als sleedoorn en meidoorn behoren tot de rozen, evenals een aantal kleinere planten zoals moerasspirea, nagelkruid en de agrimonie dus. De wetenschappelijke naam van de plant luidt Agrimonia eupatoria. Hiermee lijkt de plant vernoemd te zijn naar de Pontische koning Mithridates VI Eupator, die bekend stond om zijn kruidenkennis. Het woord Agrimonia wordt wel in verband gebracht met het oud-Griekse Argemone, dat 'vlek op het oog' betekent, omdat de plant heilzaam zou zijn voor de ogen. Verder werd de plant gebruikt om leverziekten te genezen of bij slangebeten. Ook gaat het verhaal dat als je met agrimonie-thee gorgelt, je luider gaat spreken en zingen. Ik zou er maar niet mee experimenteren!
Je ziet de agrimonie aan het begin van de film.
Grote kaardebol, By Curtis
https://www.biodiversitylibrary.org,
 https://commons.wikimedia.org/

Aan het eind van de film valt de grote kaardebol op. Het ei-ronde bloemhoofd heeft kleine lila bloemetjes. Die beginnen te bloeien in het midden van de bol. Dat zie je bij de eerste kaardebol in het filmpje. Vervolgens deelt de bloemband zich op in twee ringen, eentje schuift naar boven op en de andere naar beneden. Bij de tweede bol in de film zie je hoe dat er uit ziet. De zaden van de plant zijn populair bij puttertjes.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien.


zaterdag 24 augustus 2019

Waterhoentjes in science fiction decor

Waterhoentje
Eén van de redenen waarom ik niet hou van science fictionfilms is omdat er in die films meestal geen sprietje groen te bekennen is. De omgeving ziet er uit als de ergste woestijn op aarde. In de Geul kwam ik twee nesten van waterhoentjes tegen in zo'n zelfde omgeving. De Geul stroomt op dat punt het stadje Valkenburg in en aan de rand van de woonwijk was er een nieuwe kademuur opgetrokken. Al het groen had moeten wijken voor de aanleg van de muur. Dat is in de verste verte niet de natuurlijke omgeving voor waterhoentjes. Hun enorme tenen zijn bedoeld om op waterplanten te lopen, zoals de grote bladeren van de waterlelie of de gele plomp. Maar hier zag ik ouder en kind(eren) in een science fiction decor. Het pas geboren waterhoentje dribbelde over de keien en bedelde bij vader of moeder om voedsel. Je ziet dat zijn tenen enorm zijn, ondanks zijn kleine lijfje. Nu zijn die tenen nog zwart, later kleuren die geelgroen zoals je bij de oudervogel ziet. De vleugeltjes zijn nog minuscuul! Het duurt nog bijna 50 dagen eer het kleintje kan vliegen. 
De laatste jaren krijgen we de waterhoentjes wat vaker te zien en zijn ze niet meer zo schuw. Toen ik mijn natuurgidsenopleiding deed, in 2003/2004, had ik grote moeite om er een voor de lens te krijgen. Zodra ik er eentje zag, had de vogel mij ook in de gaten en verstopte zich tussen het riet of dook onder. In zo'n geval trekt de waterhoen zich langs een rietstengel naar beneden en steekt af en toe een snavelpuntje boven water om lucht te happen. Dan valt er weinig te fotograferen :). Inmiddels zijn ze een vrij algemene verschijning geworden. Toch loont het om de vogel eens goed te bekijken, want het verenkleed heeft allerlei subtiele grijs/bruine kleuren en de snavel van de volwassen vogels is felrood met geel. Waterhoentjes voeden zich met waterplanten, grassen, insecten, spinnen, kikkervisjes en af en toe ook eieren van andere vogels. Ze maken meerdere nesten per jaar, waarin vier tot negen eieren gelegd worden. Kom je een nest tegen met meer eieren, dan is er sprake van een zogenaamd 'dumpnest' waarin andere vrouwtjes hun eieren 'te vondeling' hebben gelegd. Als het eerste ei gelegd is, beginnen de ouders meteen met broeden. Zodra het eerste jong uit het ei komt gaat vader met de nieuweling op pad, moeder broedt de rest van de eieren uit.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te zien.




zaterdag 17 augustus 2019

Het zinkviooltje gedijt op zware metalen

Zinkviooltje
Al in de Romeinse tijd werd in de buurt van het Belgische La Calamine erts van lood en zink gewonnen. De bloeitijd van de mijnen, net over de grens van Zuid-Limburg, was tussen 1820 en 1880; meer dan 1000 mensen werkten destijds in de groeves. Toen in 1938 de laatste zinkmijn uitgeput raakte, was er ongeveer 2 miljoen ton zinkerts uit de grond gehaald. De zinkmijnen zijn inmiddels gesloten, maar er ligt nog veel afval. Daardoor kun je in dit gebied bijzondere planten tegen komen: de zogenaamde zinkflora. Het zinkviooltje, de zinkblaassilene en andere planten van het zinkplantenverbond groeien er in een reservaat bij de verlaten mijnen. Andere planten zouden snel doodgaan met zoveel zware metalen in de bodem, maar een paar soorten gedijen erop. Deze planten zijn uniek in de wereld en komen alleen rond deze zinkmijnen in Wallonië en langs de Geul in Limburg voor. Want het water van de Geul nam de metalen (en zaden) mee en bij overstromingen kwamen ze in de Limburgse bodem terecht. Zo werd in 1830 het eerste zinkviooltje in Nederland ontdekt. In 1911 schreef natuurvorser Eli Heimans dat er langs de Geul duizenden van deze viooltjes bloeiden, samen met de zinkblaassilene en zinkboerenkers.
Zinkblaassilene

We besloten eens een kijkje te nemen in dit bijzondere gebied, en maakten vanuit Kelmis (B) een bijzonder afwisselende wandeling uit het boekje "De Geul van bron tot monding" van Olaf op den Kamp. Stiekem hoopte ik niet alleen het zinkviooltje aan te treffen, maar ook de zilveren maan en andere parelmoervlinders, die deze viooltjes als waardplant hebben. Helaas gooide het weer roet in het eten: het was te koud. Er waren geen insecten te zien. Zinkplanten hebben van nature een hogere behoefte aan zink dan andere planten. Maar ook daaraan zit een grens. Om te overleven op een grond die zo vervuild is met zink, wordt het zinkviooltje geholpen door een schimmel, die zorgt dat de wortels van het viooltje niet te veel zink opnemen. Het Engels gras dat hier groeit heeft een ander trucje: die plant scheidt de zware metalen uit via bladopeningen. De zinkboerenkers verzamelt de metalen in bepaalde afvalblaadjes en raakt ze zo kwijt.
Grasklokjes en zinkblaassilene

Het grasklokje is geen echte zinkplant, maar heeft van nature een bepaalde afweer tegen deze metalen. Deze soort zagen we massaal, samen met de zinkblaassilene, langs een voormalige spoorweg (inmiddels een wandelpad) waarlangs de ertsen werden vervoerd.

In het filmpje van deze week (e-mailabonnees klik hier) kun je deze planten zien, samen met het landschap dat wordt doorsneden door de riviertjes de Geul en de Hohn.


zaterdag 10 augustus 2019

Klaprozen in een graanveld

In mijn jeugd waren ze niet weg te denken uit graanvelden, nu zie je ze alleen nog bij uitzondering: de felle rood/oranje bloemen van de klaproos. Ze vormden meestal een trio met de blauwe korenbloemen en gele ganzenbloemen. Al die planten zijn trouwens van oorsprong niet Nederlands. Ze zijn meegelift met het eerste zaaigraan dat landbouwers 7500 jaar geleden meebrachten uit Zuid-Oost Europa. Klaprozen kiemen op voedselarme grond die bewerkt wordt. Na de Eerste Wereldoorlog bloeiden ze in Engeland massaal op de puinhopen van gebombardeerde steden. Daarom dragen Engelsen vaak een (namaak)klaproos in hun knoopsgat bij herdenkingen van deze oorlog.
De zaden kunnen rustig tientallen jaren in de grond zitten. Daar wachten ze tot de omstandigheden om te kiemen goed zijn. De zaadjes groeien in de mooie groene zaadbollen die je in het filmpje ziet. De zaden rijpen en de bol en de stengel verdroogt. Als de stengel niet meer flexibel is, 'rammelt' de wind de zaden uit de doos, die kleine gaatjes aan de bovenkant heeft. Als een zoutvaatje strooit de plant er zo met enige regelmaat een aantal uit. Per zaadbol zijn er ongeveer 100-150 zaadjes.
De bloem geeft geen nectar, dus vlinders hebben er niks aan. Maar bijen, zweefvliegen en hommels lusten graag het stuifmeel van de plant.
Blijft natuurlijk de vraag hoe deze mooie bloem aan zijn naam komt: als je een bloemblaadje tot een zakje vouwt en er op slaat, hoor je een klap.
In Limburg kwam ik nog een tarweveld tegen waar, in ieder geval langs de randen, nog wat klaprozen en korenbloemen bloeiden. Een stukje jeugdsentiment in het filmpje van deze week.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 3 augustus 2019

Bevers in de Geul

Bevers eten plantaardig materiaal
Bevers zijn vooral 's nachts actief. Omdat ze leven van plantaardig voedsel, moeten ze heel wat tijd besteden aan eten zoeken, zo'n 12 uur per etmaal. In de zomer zijn de nachten daarvoor te kort. Dat betekent dat ze ook al in de schemering actief zijn. Juni en juli zijn dan ook de beste maanden om bevers in actie te zien. Via waarneming.nl had ik gezien dat er regelmatig beverwaarnemingen werden gedaan in Valkenburg, op de plek waar de Geul het stadje in stroomt. Iets na 20 uur waren we paraat en zagen vrijwel meteen na aankomst een bever eten van het struikgewas. In de zomer voeden bevers zich bij voorkeur met (water)planten. Dikke bomen knagen ze eigenlijk alleen in de winter om, om de boom te ontdoen van zijn bast. Dat is hun voornaamste voedsel in schaarse tijden. Toch lagen er nu ook een paar omgeknaagde wilgentakken over het water, een deel van de bast was al opgegeten.
Bever in de Geul (Limburg)
De wilgentakken, die vlak bij het beverhol leken te liggen, waren populair bij de hele beverfamilie. We zijn in totaal vier keer gaan kijken, twee keer in de avondschemering en twee keer net na zonsopgang. Dan konden we de bevers ongeveer 1-1,5 uur zien. Rond half 8 in de ochtend verdwenen ze één voor één in de burcht. Al met al telden we vijf dieren. Mannelijke en vrouwelijke bevers zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, de geslachtsorganen liggen inwendig en beide geslachten zijn ongeveer even groot. Maar nu was de moeder te herkennen aan de opgezwollen tepels: ze had jongen te zogen. We zagen ook de vader (in de film komt hij met een verse plant aanzwemmen) en twee jongen van dit jaar. Er leek ook nog een bever van twee jaar in de burcht te wonen. Dat is vrij gebruikelijk bij bevers. Al met al was het een onderhoudend en soms ook vermakelijk schouwspel om de bevers bezig te zien. Het was duidelijk dat ze in het water het meest op hun plaats zijn. Ze zwemmen dan met neus, ogen en oren boven de waterlijn. Zo kunnen ze alle zintuigen blijven gebruiken. Omdat de bast van de wilgentakken waar ze makkelijk bij konden al opgegeten was, moesten ze nu capriolen uithalen om bij de hogere takken te komen. Dan konden ze niet altijd hun evenwicht bewaren......

In het eerste deel van de film zie je op de planten langs de oever weidebeekjuffers en bosbeekjuffers.
E-mailabonnees kunnen hier klikken om de film van deze week te zien.


zaterdag 27 juli 2019

Nieuw leven

De eerste stapjes
Het is al weer een tijdje geleden dat ik een bijzonder tafereel kon aanschouwen; een Gallowaykalfje werd geboren in Park Zegersloot en ik was er bij. Ik stond kersenbloesem te filmen toen een wandelende mevrouw mij vroeg of ik ook dieren filmde. Ik dacht eerst dat ze haar hond bedoelde, maar al snel werd duidelijk dat het om een barende Gallowaykoe ging, die de kudde had verlaten en tussen het dorre gras een kalfje ter wereld bracht. Ik snelde er naar toe en zag de koe persen. Eén van de groenbeheerders van het gebied was toevallig ook in de buurt en keek mee. Ik vroeg of ik dichter bij mocht komen, en dat was goed. Nog steeds van een veilige afstand kon ik het moment meemaken dat het kalfje het levenslicht zag. Zo'n kalfje weegt dan een kilo of 25. Moeder moest even bijkomen van de bevalling, maar snel daarna begon ze het jong schoon te likken. Het pas geboren stiertje probeerde op de wankele pootjes te staan, maar dat viel niet mee. Vele malen startte ik mijn camera om de eerste stapjes vast te leggen en bijna even vaak kon ik hem onverrichterzake weer uitzetten. Na meer dan een uur kon het kalfje staan, moeder loeide goedkeurend. De pasgeborene ging op zoek gaan naar melk bij zijn moeder. Ik besloot het stel verder met rust te laten. Een paar dagen later ben ik nog eens terug gegaan: moeder en zoon maakten het goed en graasden vredig met de kudde. Ook vader was in de buurt met zijn indrukwekkende 900 kilo. Over een aantal jaar zal dit stiertje er ook zo imposant uit zien. Door zijn lange, golvende zwarte vacht kan hij 's winters buiten blijven en strenge vorst doorstaan. Als hij gespeend is, zal hij zich gaan voeden met grove takken van bramen, bomen en struiken. Op die manier houdt hij het landschap open en gevarieerd. Galloways hebben een gemoedelijk karakter maar het zijn geen huisdieren. Het is belangrijk dat de dieren zelfredzaam blijven, dus haal ze niet aan en voer ze niet. Bekijk ze van een afstand, of in mijn filmpje van deze week :).

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.


zaterdag 20 juli 2019

Huiszwaluwen bouwen hun nesten

Zwaluwen verzamelen modder voor hun nest
2018 was het jaar van de huiszwaluw en toen schreef ik al eens een blog over de moddernesten van deze sierlijke vogels. De jongen piepten met hun kopjes toen al uit het nest en zaten geduldig te wachten tot ze eten kregen. Dit jaar zag ik de vogels eind mei in de weer met modder om de nesten te bouwen, dat was een mooi gezicht. Het was een drukte van belang en het prrrt prrrrt van de huiszwaluwen was overal te horen. In het filmpje zie je verschillende stadia van het nest, iets dat je op de nestfotokaart van Sovon nog eens op je gemak kunt lezen. Je kunt de kaart bekijken via deze link. Huiszwaluwen zijn zwart/wit, de witte stuit en korte gevorkte staart zijn belangrijke herkenningspunten. Boerenzwaluwen hebben een veel langere staart en een rood keeltje (de 'boerenzakdoek' zoals men wel zegt). Oeverzwaluwen zijn bruin en nestelen niet in gemetselde moddernesten, zij graven een nestgang in steile wanden langs water. De huiszwaluwen broedden oorspronkelijk op rotswanden. Onze huizen zijn een vervanging daarvoor. Voor het metselen van hun nesten hebben de vogels graag een witte ondergrond: dat weerkaatst het zonlicht en houdt de nesten koel. De witte kleur schijnt ook insectenwerend te zijn.
Deze zwaluw moet nog even doorwerken
De huiszwaluwen komen in april naar ons land, vanuit zuidelijk Afrika. Ze zijn de Sahara overgestoken met hun lijfjes die minder dan 20 gram wegen - er hoeft maar één postzegel op :). Per zomer brengen ze twee nestjes groot van ieder 4-5 eieren. Die eieren wegen nog geen 2 gram per stuk (gemiddeld 1,7 gram!). Omdat de eieren in een vrijwel afgesloten nest liggen, hoeven ze geen schutkleur te hebben; ze zijn helderwit. Na twee weken broeden komen de jonge vogels uit het ei. Ze blijven dan nog 3-4 weken in het nest, afhankelijk van het weer.
Bekijk de drukte bij het maken van de nestjes in het filmpje van deze week (e-mailabonnees kunnen hier klikken om het te zien).


zaterdag 13 juli 2019

Grauwe ganzen en witte ganzen

Boerenganzen stammen af van de grauwe gans
Als je ze naast elkaar ziet, kun je bijna niet geloven dat ze een gemeenschappelijke voorouder hebben: de spierwitte boerengans en de voornamelijk bruin gekleurde grauwe gans. De enige overeenkomst zijn de oranje snavel en poten. Beide soorten heten in wetenschappelijke termen 'Anser anser', maar bij de witte gans staat er nog 'domesticus' achter. In Egypte is er archeologisch bewijs gevonden dan zo'n 4000 jaar geleden grauwe ganzen gedomesticeerd werden. Dat wil zeggen dat ze door mensen tam zijn gemaakt om als vee te houden.
Grauwe gans
Door selectie zijn er twee soorten ontstaan: de witte gans, die vooral voor het vlees gehouden werd en een bruine variant die veel eieren leverde. Behalve voor eieren en vlees werden de ganzen gefokt voor het dons en voor de bewaking, want ganzen gakken luidruchtig als een vreemdeling op het erf komt. Tegenwoordig worden niet veel ganzen meer gehouden op boerenerven, veel voormalige boerenganzen leven nu in het vrije veld. Daar kruisen ze regelmatig met de grauwe gans, wat allerlei kleurvariaties oplevert. Af en toe paren ze met andere ganzensoorten zoals de  Canadese gans, Indische gans of de brandgans.
Kruising tussen de boerengans en grauwe gans
Foto: W. Bulach wikimedia
Geschat wordt dat er zo'n 12.000 boerenganzen in Nederland zijn. Ze zijn meestal plaatstrouw, op een plek waar ze kunnen grazen en waar water in de buurt is. Ganzen hebben een partner voor het leven, ze tonen tekenen van rouw na het verlies van hun maatje. Het zijn echte groepsdieren en ze zullen elkaar herkennen ook als een gans is weggeweest en na enige tijd weer terugkomt. Ik zag een groep boerenganzen en grauwe ganzen bij de Boschmolenplas in het Limburgse plaatsje Heel. Ik filmde ze bij het ochtendgloren, maar tijdens de zonsondergang was de groep nog fotogenieker. Geniet er van in het filmpje van deze week (e-mailabonnees, klik hier).


zaterdag 6 juli 2019

Honderden hazenpootjes en geen dier te bekennen


Hazenpootjes groeien in grote groepen op matig voedselrijke zandgrond
Een uur na zonsopgang werd het al behoorlijk warm. Muggen dansten sloom in het gouden ochtendlicht en damp steeg op uit het ven. In het bloemrijke hooiland ernaast kleurden de grassen al geel. Na de langste dag kun je in zo'n biotoop een opvallende klaversoort tegenkomen: het hazenpootje. Dit plantje houdt van zure, kalkarme zandgrond en staat vaak op plaatsen waar de grond op een of andere manier omgewoeld wordt, bijvoorbeeld door betreding van vee, of in bewerkte bermen en akkers. Als je het hazenpootje in de duinen tegenkomt zijn dit vaak oude duinen waar de kalk al in de loop van de jaren is uitgespoeld. Dat het hazenpootje zich kan handhaven op de relatief voedselarme zandgronden komt doordat het plantje, net als andere klaversoorten, haar eigen voedsel produceert. Aan de tot 50 cm lange wortels bevinden zich kleine wortelknolletjes met bacteriën die stikstof binden en zo de plant van nitraat voorzien. Om die reden kun je hazenpootjes zaaien als groenbemester in je moestuin, het maakt je grond voedselrijker voor je groenten. De bloemetjes van het hazenpootje zijn vrij nietig en bijna niet als zodanig herkenbaar. De bloemhoofdjes zien er eerder uit als een wilgenkatje.
De bloemetjes van het
hazenpootje zijn klein
Het zijn dus bepaald geen 'uithangborden' voor de bestuivers. De gewone viltbij, donkere zijdebij en de klaverdikpoot zijn bijensoorten die het hazenpootje bestuiven. Maar de plant kan ook door zelfbestuiving zaad vormen. Uiteindelijk groeien er peulen met zaad, die als ze droog zijn door de wind worden weggeblazen.
De rupsen van het icarusblauwtje eten o.a. hazenpootjes
De rupsen van het Icarusblauwtje leven van klaversoorten zoals het hazenpootje. De rups die je in de film van deze week ziet is trouwens niet van het Icarusblauwtje. Het is de rups van de Sint Jacobsvlinder, die zich te goed doet aan het giftige Jacobskruiskruid. Het gif van deze plant slaat hij op in zijn lijf en wordt daarmee zelf ook giftig. De geel/zwarte signaalkleuren op zijn lijf waarschuwen vogels dat dit geen 'lekker hapje' is. De rupsen van het icarusblauwtje zijn niet giftig en dus meer gebaat bij een schutkleur. Ze zijn dan ook effen groen.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje van deze week te bekijken.


Dit is mijn driehonderdste blog! In de linkerkolom kun je oude blogs lezen door in de alfabetische lijst (labels) te zoeken naar de plant of het dier van je keuze. E-mailabonnees kunnen hier klikken om naar de homepage van mijn blog te gaan.