vrijdag 30 maart 2018

Boomkruiper tussen het eerste lentegroen

Ondanks de grillige weersomstandigheden van de afgelopen tijd, zijn er toch al wat sprietjes groen te zien. De meidoorn is een van de eerste struiken die uitloopt en tussen de stekelige takken verschijnen de frisgroene blaadjes. Dicht bij de grond bloeien de eerste bloemen, zoals de gele sterretjes van het speenkruid en stinzenplanten zoals sneeuwklokjes en sterhyacintjes. Een troep koperwieken zat zachtjes te 'babbelen' in de bomen en een specht was driftig op zoek naar iets eetbaars in de schors van een boom. Een gaai had nog een eikel opgediept en liet hem zich goed smaken. Tussen dat alles was een onopvallend vogeltje ook bezig een maaltje te zoeken: een boomkruiper baande zich een weg omhoog langs de stam van een boom. Het beestje heeft een helderwit buikje maar is van boven goed gecamoufleerd met een bruin gemêleerd verenkleed, zodat zijn verschijning wegvalt tegen de schors van de boom. In deze tijd van het jaar verraadt hij zich door zijn roep die omschreven wordt als ’tie tru-ie trie trie’, ik denk dat hij zingt 'dit-is-mijn-boom', waarbij boom er tamelijk hoog uitkomt. Beluister de zang zelf via deze link en bedenk dan je eigen ezelsbruggetje (op de achtergrond van die opname hoor je overigens een vink). Al kruipend zoekt de vogel insectjes in de boomschors. Hiervoor heeft hij korte pootjes en lange nagels voor een goede grip. Hij heeft maar liefst 12 stijve staartveren als hulp bij het klimmen. Vaak zijn de punten wat gerafeld omdat ze slijten op de onregelmatige boomschors. Ook de boomklever loopt over de stam, maar die kan ook naar beneden lopen.
Foto: Andreas Eichler, CC BY-SA 4.0, Wikimedia
Dat lukt de boomkruiper niet, als hij boven is vliegt hij naar beneden, vaak naar een andere boom. Het vogeltje heeft het formaat van een winterkoninkje maar door zijn langgerekte staart en snavel lijkt hij groter. Toch kan hij zich in kleine gaatjes manoeuvreren. In de winter overnacht hij in schorsgaten waarbij hij zich letterlijk in de spleet perst zodat zo min mogelijk warmte verloren gaat. De nestkastjes voor boomkruipers hebben geen rond gat aan de voorzijde maar een spleet aan de zijkant. Een paar jaar geleden hadden boomkruipers een nestje gemaakt onder de houten rand van het dak aan de zijkant van het huis. We zagen ze over de bakstenen kruipen en in de smalle ruimte verdwijnen tussen het hout en de muur. Na een week of drie broeden kwamen de jonkies uit het ei. Ook zij kropen over de muur, waar ze nog een paar weken werden gevoerd door de ouders. Helaas had ik toen nog onvoldoende zoom op mijn camera om dit vast te kunnen leggen. Je kunt boomkruipers overal tegenkomen waar bomen staan, zelfs langs de Amsterdamse grachten. Deze standvogels zijn het hele jaar te zien. Het is wel een kwestie van goed opletten. Je ziet de boomkruiper in mijn filmpje vanaf 1 minuut 59.


E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te zien.


Eerste kievitsei 2018



Het eerste kievitsei is dit jaar gevonden op 14 maart in de Alblasserwaard (Zuid-Holland). Vorig jaar was dat 5 dagen eerder. Er broeden zo'n 200.000 paren kieviten in ons land.

Meer weten over vogeleieren? Op deze Duitstalige site kun je op de eitjes klikken om de bijbehorende vogel te achterhalen (met foto van de betreffende vogel), zoals je hieronder kunt zien.



Fijne paasdagen!


vrijdag 23 maart 2018

Drieteenstrandlopers: ren je rot!

Kleine vogeltjes kunnen je versteld doen staan over hun prestaties. In januari schreef ik over steenlopers, die duizenden kilometers vliegen van en naar hun broedgebied. Ook drieteenstrandlopers leggen enorme afstanden af. Door min of meer toevallige waarnemingen van een geringde vogel, bleek zo'n klein wit bolletje in vijf dagen 6000 km te hebben gevlogen. Op 11 augustus was hij gefotografeerd in Zuid-Noorwegen en op 16 augustus las een Ghanese bioloog dezelfde ringcode af op het strand van Ghana. Om Ghana zo snel te bereiken was het drieteentje de Sahara recht overgestoken. Maar qua afstand is dit nog maar een relatief klein stukje, vergeleken met de drieteenstrandloper die werd gezien in zowel Groenland als Namibië (in zuidelijk Afrika). Dat is een vlucht van 10.000 kilometer. Zulke afstanden kunnen ze alleen afleggen als ze voldoende vet hebben om onderweg te verbranden. Ze verdubbelen daarom hun gewicht voordat ze op reis gaan en wegen dan rond de 100 gram. Daarvoor moeten ze heel wat kleine hapjes verschalken die ze op de rand van land en water uit het zand proberen te pikken. Ze volgen daarbij het water van de aanrollende en wegtrekkende golven. Op Terschelling worden de beestjes heel toepasselijk 'schoemrakkers' (schuimrakkers) genoemd.
In hun noordelijke broedgebied zien de drieteentjes er wat
kleurrijker uit en past hun wetenschappelijke naam 'alba'
(wit) er niet zo goed bij.
Foto: dfaulder, wikimedia
Niet alle drieteentjes vliegen zo ver om te overwinteren, sommigen blijven aan onze kust hangen zodat wij die grappige beestjes van het najaar tot juni kunnen zien. Het is een afweging voor de vogel: gaan ze op een lange, vermoeiende tocht vol gevaren zoals stormen, naar oorden waar warm blijven weinig energie kost? Of blijven ze in koudere gebieden tijdens de arctische winter? Ze hoeven dan minder ver te reizen en lopen minder risico, maar ze moeten flink aan de bak om voldoende voedsel te verzamelen om warm te blijven. De vogeltjes in mijn filmpje hebben deze laatste optie gekozen. Ze leggen dan wel geen 10.000 km af naar hun winterkwartier maar intussen rennen ze zich rot op ons Noordzeestrand. Ze pikken met hun snaveltjes tot 2,5 centimeter diep in het zand op zoek naar kleine wormpjes, slakjes en garnaaltjes. Ze vinden het echter makkelijker om het water dit werk te laten doen en pikken in het schuim van de golven naar opgewoelde diertjes. Om zelf niet meegespoeld te worden moeten ze echter wel op tijd wegwezen. En rennen kost dan blijkbaar minder energie dan vliegen. Dus uiteindelijk leggen ze flink wat kilometers af, maar niet in de lucht.


E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.

Waarom heten ze drieteenstrandlopers? Omdat ze maar drie tenen hebben :). Dus de vraag is eigenlijk: waarom hebben ze maar drie tenen? Bij de meeste vogels wijzen drie tenen naar voren en eentje naar achteren. Vooral voor vogels die op takken zitten is die achterste teen van belang om zich goed vast te kunnen houden aan de tak. Bij vogels die grotendeels op de grond leven, is zo'n achterste teen maar lastig, dus bij deze soorten is de achterste teen in de loop der tijd veel kleiner geworden of helemaal verdwenen.

vrijdag 16 maart 2018

Intelligente kauwtjes


Qua kleur zijn het niet de meest aaibare vogels, de donkergrijs gekleurde kauwtjes met hun priemende lichte grijs/blauwe ogen. In de stad zijn ze in grote, luidruchtige groepen aanwezig en op de voedertafel werken ze snel grote hoeveelheden voedsel naar binnen. Maar nadere bestudering van het leven van deze vogels maakt dat ik inmiddels toch wat genuanceerder naar deze beestjes kijk. In vergelijking met andere dieren houden ze er een hoog ontwikkeld sociaal leven op na, ze hebben een groot leervermogen en een eigen taal.


Met zijn tweeën in de groep
Kauwen leven in groepen met een duidelijke 'pikorde'. De hoger geplaatste kauwen nemen de leiding en geven aan of er gevaar dreigt. Bij ernstige ruzies tussen lager geplaatste kauwtjes grijpen ze in, waarbij de zwakkere partij beschermd wordt. De sociale orde verandert niet snel en wordt door de groep geaccepteerd. Kauwtjes gaan een paarband aan voor het leven en zijn elkaar zeer trouw, ook bij ziekte en ouderdom. Ze leven in paren binnen de groep en beschermen elkaar. Het lijkt alsof ze eeuwig verliefd zijn, want elk jaar baltsen ze met elkaar om hun band te bevestigen, maar ook tussentijds zijn ze niet van elkaar weg te slaan en wordt er regelmatig aan de halsveren gekrauwd. Wanneer een vrouwtje een duo gaat vormen met een hoger geplaatst mannetje, neemt zij ook deze hogere rang aan. Bij het overlijden van haar partner, zal ze niet 'beneden haar stand trouwen' maar een mannetje met een gelijke of hogere rang zoeken.


Leren van ouderen
Jonge dieren hebben naast hun instinct het vermogen om te leren van ervaren kauwtjes. Als er een dier of mens verschijnt, zal het oudere mannetje binnen de groep inschatten of er sprake is van gevaar. De jonkies letten op de reactie van het oudere mannetje en prenten zich in: bij dit dier loop ik gevaar, of: ik kan rustig doorgaan waar ik mee bezig ben want dit is geen bedreiging. Neem daarom nooit een gevonden jonge kauw in huis, want deze mist dan een belangrijk deel van deze scholing. Omdat ze niet leren welke andere dieren een gevaar vormen, worden ze later sneller slachtoffer.
Kauwen broeden in holen, zoals boomholten en konijnenholen. In de stad gebruiken ze kerktorens, luchtkokers en schoorstenen. Maar de vogels zijn ongelooflijk flexibel, dus zijn er ook nesten gevonden in molens, klimop, ruïnes, onder bruggen, in eendenkorven, de Limburgse mergelgrotten en ook in nestkasten. Op Texel waren we eens op pad met de boswachter die tot onze verbazing zo'n klein kauwtje opdiepte uit een konijnenhol. Dat is natuurlijk alleen aan de boswachter voorbehouden ("don't try this at home :)"). Zo'n hol wordt van binnen gestoffeerd met lekker zachte materialen. Per jaar is er maar één legsel.


Praten met elkaar of tegen de vijand
Net als spreeuwen kunnen de kauwtjes heel goed geluiden imiteren, waarbij ze zelfs menselijke woorden kunnen nadoen. Ze verjagen meeuwen door het geluid van een vijand (bijv. een roofvogel) na te doen. Of laten het alarm van een roofvogel horen als er iets lekkers te eten valt, waardoor een vogel het eten voor zichzelf heeft. Volgens onderzoekers hebben de kauwen 41 basisgeluiden. Een geluid dat klinkt als 'kjouw, kjouw' heb je waarschijnlijk (onbewust) wel eens gehoord als een groep kauwtjes zich opmaakte voor vertrek: het betekent: wij vliegen weg/terug.


In onderstaand filmpje zie je een aantal kauwtjes in de boerderijtuinen van Koudekerk a/d Rijn, die in deze tijd een ware sneeuwklokjesboulevard vormen.


E-mailabonnees kunnen hier klikken om naar het filmpje te gaan. Ook lezers van dit blog die graag het filmpje in HD willen bekijken kunnen deze link gebruiken om rechtstreeks naar YouTube te gaan. Stel via het wieltje in op 1080HD.



zondag 11 maart 2018

De thermojasjes van de wilg

Net voor de afgelopen vorstperiode maakte ik dit zwart/witfilmpje waarin de eerste lentesignalen zichtbaar zijn. Het zijn subtiele veranderingen voor de opmerkzame kijker. De vogels zijn paartjes aan het vormen en zitten elkaar achterna: mannetjes proberen vrouwtjes te verleiden en rivalen te verjagen. De kokmeeuwen krijgen hun kenmerkende donkere kop; door het afslijten van de witte veerpunten komt de donkere kleur langzaam te voorschijn. Veel vogels zijn al in broedkleed, wat tot uiting komt in fellere kleuren zoals bij de fuut of extra (mooie) veren zoals bij de blauwe reiger. Voorzichtig komen de eerste wilgenkatjes te voorschijn, nog even gehuld in een dik thermojasje. De glanzende zilveren haren bedekken de bloemetjes om ze tegen de kou te beschermen. Als de knoppen opengaan liggen de katjes, veilig beschermd, tegen de takken aan. De haartjes worden langer en dikker en zijn gevuld met lucht. Daarom zien ze er wit uit, net als bijvoorbeeld de haren van de ijsbeer. Als de dagen warmer worden richten de katjes zich op en de meeldraden of stampers krijgen de ruimte om bijen aan te trekken.


Het zilverige haar verkleurt naar grijs als de bloempjes, wel zo'n honderd per katje, zich openen. Met verleidelijke nectar lokken de bloempjes hun bestuivers. Het zaad dat zich uiteindelijk vormt is echter maar korte tijd kiemkrachtig. De meeste wilgen vermeerderen zich doordat takken wortel schieten. Je kunt een afgesnoeide wilgentak dan ook zo in de grond steken om een nieuwe wilg te kweken. Er zijn wereldwijd honderden soorten wilgen, in Nederland is dat beperkt tot een stuk of 20 soorten (inclusief soorten uit andere werelddelen die de mens hier geïntroduceerd heeft, zoals de treurwilg en de kronkelwilg). De schietwilg is een van de soorten die inheems is. Aangezien die pas in april bloeit zijn de katjes niet wit behaard. Een thermojasje is dan door de hogere temperaturen niet meer nodig.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.



maandag 5 maart 2018

De winter sloeg nog even toe

Na maanden van kwakkelweer was ik al ingesteld op de naderende lente. Maar de winter sloeg de afgelopen week toch nog even hard toe. Het begon te vriezen en langzaam ontstond er ijs op het water. De watervogels kwamen noodgedwongen samen in de wakken. Daar zorgen ze met zijn allen dat het water zo lang mogelijk open blijft. Het water is namelijk verdeeld in twee lagen: een zwaardere laag van 4 graden en daarbovenop een lichtere laag van 0 graden. De eenden trappelen met hun pootjes het warmere water naar boven en houden zo een wak langer open. De harde wind helpt een handje mee, want die zorgt ook dat het warmere water naar boven komt. Ondanks de lage temperaturen duurde het op sommige wateren dus langer eer het water bevroor dan in een windstille periode. Aan het begin van de koude periode maakte ik dit filmpje over het dunne ijs in de polder.



Al snel daarna reisden we af naar Twente, waar de temperaturen nog lager waren dan in de rest van het land. Ook daar groeide het ijs snel en viel er een laagje sneeuw. Samen met de keiharde wind leverde dat gevoelstemperaturen op van -15 tot -20 graden. Maar het landschap zag er sprookjesachtig uit. In een schuurtje zagen we een steenuiltje dat zich op de vensterbank van het vervallen gebouwtje zat op te warmen in de zon. Het is een typische bewoner van kleinschalig agrarisch landschap, dat in Twente nog volop te vinden is.
In zo'n gevarieerd landschap met heggen, weitjes, houtwallen en knoestige bomen vindt de steenuil op korte afstand alles wat hij nodig heeft: muizen, kikkers, insecten, regenwormen en jonge vogeltjes. De vogels heeft het formaat van een merel - in het Engels heet-ie 'little owl' (kleine uil) - maar door zijn opgezette veren lijkt hij groter. Met 180 gram (mannetje) en 200 gram voor het vrouwtje zijn het echte lichtgewichten. Des te verrassender is het dat een steenuil ook wel eens een rat als prooi vangt. Ratten zijn net zo zwaar of zwaarder dan een steenuiltje. Daar zullen ze dus niet mee wegvliegen! De broedperiode begint half april en duurt ongeveer een maand. Daarvoor zoeken de uiltjes natuurlijk holtes in knotwilgen, een rustig hoekje in een gebouw of een steenuilenkast. Heb je interesse om het wel en wee van deze parmantige uiltjes met hun strenge blik een tijdje te volgen? De Vogelbescherming heeft in het kader van Beleef de lente webcams bij een steenuilennestkast opgehangen. Klik op deze link om naar de website te gaan.
In mijn filmpje van onze dagen in Twente duikt er al even eentje op en verder kun je genieten van de mooie landschappen, kramsvogels en een boomklever.

E-mailabonnees kunnen hier klikken om naar het blog te gaan en beide filmpjes te bekijken.