dinsdag 19 december 2017

Fijne feestdagen

Ik wens alle lezers van mijn blog fijne feestdagen. Ik vond het leuk om mijn 'natuurjaar' met jullie te delen, en hoop je terug te zien in het nieuwe jaar!




E-mailabonnees kunnen hier klikken om het filmpje te bekijken.

Goudhaantje: klein maar fijn

Foto: Marton Berntsen - Wikimedia
Natuurlijk moest ik er afgelopen week even op uit om de witte winterdagen op film vast te leggen. De mooiste sneeuwdekens lagen er in de nacht, tegen de ochtend was een deel al weg gedooid en in de middag sneeuwde het opnieuw. Nu ik dit schrijf is de wereld weer groen en grijs. Vogels moeten in de winter hard werken om op temperatuur te blijven en zijn wegens de korte dagen op zoek naar voedsel zo lang het licht is. Hoe lager het lichaamsgewicht, hoe groter de strijd om het bestaan. Kleine vogels hebben een snelle stofwisseling en weinig reserve. Continu eten is de enige oplossing. Het goudhaantje is de kleinste vogel in ons land: 8,5 centimeter lang en 5 gram zwaar. Dat betekent dat je vier goudhaantjes zou kunnen versturen met één kerstzegel :). De kleine verenbolletjes leven in naaldbomen en zijn bij de toppen te vinden. De nesten, komvormig en gemaakt van (korst)mos, haar en spinrag, hangen meestal aan de buitenste takken. Dat zo'n klein vogeltje tussen de 7 en 13 eieren per keer legt (elk 1 centimeter groot), vind ik dan weer een enorme prestatie. Maar dat is ook een indicatie dat niet alle kleintjes groot zullen worden. Niet alleen omdat ze veel voedsel moeten kunnen vinden, maar ook omdat kleine vogeltjes voor veel andere dieren een prooi zijn. Meestal merk ik de vogeltjes op door hun hoge gepiep. Zo ontdekte ik tijdens mijn winterwandeling een groepje in de taxusstruiken. Na een tijdje stil te hebben gestaan met de camera in de aanslag, doken de eerste vogeltjes aan mijn kant van de taxus op. De beestjes zijn razendsnel en zitten geen seconde stil. Toch is het gelukt om hun fourageergedrag te filmen, je ziet de goudhaantjes aan het einde van dit filmpje.




E-mailabonnees kunnen hier klikken om naar het filmpje te gaan.

dinsdag 12 december 2017

Een grote bonte specht op bezoek

Tijdens onze wandelingen in natuurgebieden komen we vaak grote bonte spechten tegen. In een golvende vlucht, waarbij ze af en toe de vleugels tegen het lichaam vouwen, verplaatsen ze zich van boom naar boom. Regelmatig horen we dan ook hun specifieke contactroep. Naaldbomen zijn favoriet en, eenmaal geland, zitten ze hoog in de boom en vaak verscholen tussen het groen. Bovendien gaan ze meestal aan de achterkant van de stam zitten, en draaien ze weg als we rond de stam lopen. Grote bonte spechten bekijken is dus meestal verrekijkerwerk. De vogel leeft van insecten(larven), in de winter aangevuld met plantaardig voedsel, meestal zaden van naaldbomen. Een week of wat geleden, kregen we een mannetje grote bonte specht echter van dichtbij te zien. De eikenhouten pergola in onze tuin heeft spleten waar zich blijkbaar voldoende insectjes bevinden om deze mooie vogel naar onze tuin te lokken. In feite dienden de palen van de pergola als een soort 'kunstboom'. Net als bij gewone bomen kroop de specht van beneden naar boven en kon je zijn tong in de spleten zien verdwijnen. Spechten hebben voor zulke acties een extreem lange tong, die rond de schedel ligt, verbonden met speciale botten en spieren. Kijk maar eens naar de scan van de spechtenkop in dit artikel. De punt van de tong is kleverig, waardoor de insecten er aan blijven plakken. De tong kan wel 13 centimeter buiten de snavel uitkomen. In mijn filmpje zie je de tong even uit de snavel flitsen, maar in dit geval is het maar een paar centimeter. Nadat de specht onze 'kunstbomen' had afgezocht, ontdekte hij (een mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd en vrouwtjes niet) een nieuwe voedselbron: de pindakaaspot. Let trouwens ook eens op de poten van de specht. Waar bij de meeste vogels drie tenen naar voren wijzen en één naar achter, is dat bij de specht twee om twee. In de biologie heeft dat zygodactyl, ofwel gepaarde tenen. De huid van de poten is behoorlijk dik, waarschijnlijk een bescherming tegen insectenbeten. Behalve de specht, kwamen er meer vogels af op onze voederplaatsen, je ziet in het filmpje verder ruziënde spreeuwen, pimpel- en koolmezen, een roodborst en een merel.


  

dinsdag 5 december 2017

Heeeel veeeeel vogels

Foto: Vkulikov, wikimedia
Jullie hebben nog één filmpje uit Spanje van mij te goed. Zoals je kon zien op de verspreidingskaartjes van de wolven en lynxen liggen hun leefgebieden een behoorlijk eindje uit elkaar. De flinke reis van de Picos naar de provincie Andalusië hebben we onderbroken om twee mooie vogelgebieden te bezoeken. Rond het kleine plaatsje Villafáfilla zijn uitgestrekte landbouwgebieden te vinden, waar grote trappen op zoek gaan naar restjes graan. De mannetjes zijn met een lichaamsgewicht tot 16 kilo de zwaarste vogels die nog kunnen vliegen. In de lagunes zagen we kraanvogels, maar omdat de meertjes door de al maanden aanhoudende droogte bijna geen water meer bevatten, waren ze te ver weg om te filmen. Op nog geen 5 minuten rijden van Alcázar de San Juan, een onooglijk oord met een hotel aan een winkelboulevard, is een prachtig wetland te vinden. De lagunes waren druk bevolkt met ooievaars (vast een deel van 'onze' ooievaars die er overwinteren), steltkluten (die we in Nederland maar mondjesmaat zien), wat kemphanen en andere kleine steltlopertjes. Naast de ooievaars, sprongen de vele flamingo's in het oog. De Europese flamingo is wittig roze, met wat donkerder roze op de vleugels. Het is echt een soort van de zuidelijke streken, hoewel ze bij ons in Zeeland ook wel eens gezien worden. Er kwam juist een grote groep aanvliegen toen we achter het kijkscherm stonden. Bekijk ze op je gemak in het filmpje.


Wat grote aantallen vogels betreft, kunnen we er in Nederland natuurlijk ook wat van. Gisteren was het eindelijk weer eens droog. We liepen een rondje rond de Reeuwijkse Plassen en zagen er duizenden eenden, ganzen en een troepje brilduikers op het water. De middag eindigde met een spectaculaire zonsondergang. Deze tweede film is dus gewoon gemaakt op Nederlandse bodem.




woensdag 29 november 2017

Geen wolf maar wel zijn prooi

Manuel Raúl Alonso Ríos - Wikimedia Commons
Vanuit de Sierra de la Culebra (zie mijn vorige blog) trokken we verder naar het noorden van Spanje om onze zoektocht naar wolven voort te zetten in het nationale park Picos de Europa. We zagen er prenten (pootafdrukken) en uitwerpselen van wolven. Twee wilde katten kruisten ons pad, waarover ik schreef in mijn blog van 7 november. We postten op een bergtop, met geweldig uitzicht over de bergen en dalen van de Picos, maar tevergeefs. De volgende ochtend had het gevroren. We keken uit over een berijpt dal terwijl de zon langzaam hoger klom. Berekoud, windstil en behalve het getingel van koeienbellen was er geen geluid. Een magisch ochtendmoment. Op een gegeven moment tekenden zich stipjes af op de rotsen. Geen wolven, maar wel een potentiële prooi: gemzen. Iets langer dan een meter, een kilo of 40-50 zwaar en lijkend op een geit. Maar zoals je op de tekening ziet zijn de hoorns van gemzen veel meer gekromd dan bij de geit. Gemzen leven op de rand van de boomgrens. 's Nachts en in de middag rusten ze graag in de bossen. In de ochtend dalen ze af om eten te zoeken, dat was het moment dat wij ze op de rotsen konden zien. Door speciale aanpassingen aan de poten kan een gems klauteren langs steile hellingen. Zachte hoeven en kleine tenen zorgen voor een goede grip. De veerkrachtige voetzolen werken als schokdempers. Soms klimmen ze behendig en kunnen 4 meter hoog en 7 meter ver springen. Andere keren gaat het er behoedzamer aan toe, zo lees ik in het boek Het Leven der Dieren van Brehm: “Hoogst voorzichtig is de Gems bij het overtrekken van met sneeuw bedekte gletschers, steeds vermijdt zij zorgvuldig de met sneeuw bedekte spleten, hoewel zij deze met de oogen niet kan waarnemen. Even behoedzaam en langzaam schrijdt zij langs rotshellingen voort. Eenige leden van den troep vestigen hun aandacht op de paden, de overige speuren onverpoosd naar andere gevaren. "Wij hebben gezien," verhaalt Tschudi, "hoe een troep Gemzen een gevaarlijke, zeer steile, met rolsteenen bedekte rotshelling overtrekken wilde, en het geduld en de schranderheid dezer dieren bewonderd. Eén hunner ging vooraan en klauterde voorzichtig naar boven; de overige wachtten tot het zijn doel volkomen bereikt had; eerst als er geen steen meer rolde, volgde het tweede, daarna het derde en zoo voort. Die, welke boven aangekomen waren, verstrooiden zich niet onmiddellijk over de weide, maar bleven op den uitkijk staan aan den rand van de helling, totdat de laatste kameraad zonder ongeval de reis volbracht had."

We zagen behoorlijk wat gemzen bij elkaar: die groepen bestaan uit vrouwtjes en nakomelingen. Mannetjes leven solitair, behalve in de paartijd, die duurt van half november tot begin december. Een oudere, ervaren geit heeft de leiding in de groep. Enkele dieren uit de groep stonden op de uitkijk om onmiddellijk alarm te slaan bij gevaar: ze maken dan een fluitend geluid en stampen met een poot op de grond. Nu stonden ze echter letterlijk doodstil, ik filmde minutenlang om wat beweging in beeld te krijgen, maar meestal stopte ik de film omdat er letterlijk niks gebeurde. Dat was voor ons ook een teken dat er geen wolven in de buurt waren, want dan waren de gemzen al lang weggeweest. Gemzen vertrouwen op hun reukvermogen en gehoor bij het detecteren van gevaar. In de zomer eten ze malse grassen en kruiden. Drinken doen ze door dauwdruppels van de planten te likken. 's Winters kunnen ze leven van (korst)mossen. Ze trekken dan wat hoger de bergen in, waar de sneeuw wat eerder door de wind wordt weggewaaid dan in het dal. Ze moeten vele gevaren trotseren: sneeuwlawines, rollend gesteente, lynxen, beren en wolven die uit zijn op een maaltijd. In de afgelopen eeuwen werd de gems ook flink bejaagd. Het vlees schijnt heel lekker te zijn en het leer dat van gemzenhuid werd gemaakt is super zacht en van topkwaliteit. Maar in het nationale park van de Picos mag gelukkig niet gejaagd worden. We zagen de gemzen op flinke afstand, dus verwacht geen close ups in het filmpje. Vergeet niet (bij alle filmpjes die ik plaats) de resolutie op 1080 (HD) te zetten voor de beste kwaliteit.


Email abonnees kunnen het filmpje bekijken via de link 'filmpje' of door te klikken op de titel van dit blog. 

Intussen in Nederland

De maand november zit er bijna op, wat was het nat! Afgelopen maandag spande de kroon met zijn heftige buien. Een filmpje van deze regendag voor een 'minder-dan-twee-minuten-zen-momentje' :)



zaterdag 25 november 2017

Speuren naar de Iberische wolf

Foto: Juan José González Vega
Verspreidingsgebied van de Iberische wolf
Hoewel het verspreidingsgebied van de Iberische wolf aanzienlijk groter is dan dat van de Iberische lynx (zie vorige blog), hadden we niet het geluk om dit dier tijdens onze Spaanse reis te spotten. De Iberische wolf is een kleinere ondersoort van de wolf, het meest kenmerkende verschil in uiterlijk zijn de witte 'bovenlippen', zoals op de foto van Wikimedia is te zien. Omdat deze soort vooral voorkomt in rotsachtige streken zijn de poten aan de onderkant breed, zodat het dier goede grip heeft. Veel mensen gaan naar Afrika om wild te spotten (wij ook:)). Je rijdt er rond in een jeep op de savanne en streept snel veel bijzondere dieren af van je wensenlijst. Van de zogenoemde big five zijn de olifant, de neushoorn, de buffel en de leeuw redelijk makkelijk te spotten. Voor een luipaard moet je wat langer speuren. Onder het motto, zoek toch in den vreemde niet wat het eigen continent u biedt, zijn we ons wat meer gaan interesseren voor de big five van Europa. Dit lijstje bestaat uit veelvraat, bruine beer, wolf, lynx en wisent. Deze dieren leven niet samen in één gebied, maar verspreid, verscholen en in kleine aantallen in verschillende Europese landen. Er eentje zien vergt aanzienlijk meer inspanning dan het Afrikaanse grote wild.
Voor het spotten van de Iberische wolf vertrokken wij in eerste instantie naar de Sierra de la Culebra, in het westelijke deel van Spanje, het grensgebied met Portugal. Kleine, soms deels verlaten, dorpjes, heidevelden en bergen vormen het decor van dit wolvengebied. Twee avonden en evenzoveel ochtenden stonden we op de uitkijk. In de avond zagen we de schaduw van de bergen over de vallei trekken. In de ochtendschemering bedekte een sprookjesachtige mistdeken de vallei. Helaas betekende dat voor ons geen zicht op eventuele wolven beneden ons. We hoorden enige tijd de kreten van een ree in nood en vermoedden een kill, maar het onttrok zich aan ons zicht. Tegen de tijd dat de zon kracht genoeg had om de mist op te lossen, was het te laat om nog wolven te zien. Door bejaging gedurende vele decennia is de wolf een nachtactief dier geworden. En 10-20 dieren per 1000 km2 maakt de trefkans er ook niet hoger op, hoewel deze kans in Spanje het grootst is binnen Europa. De dieren kunnen zich bovendien flink verplaatsen, 10-12 km per dag is heel gewoon, maar uitschieters tot 60 km komen ook voor. Iberische wolven leven in relatief kleine groepen, bestaande uit een mannetje en vrouwtje en hun nageslacht tot aan de puberteit. Ze leven van kleinere dieren zoals reeën, konijnen, vogels, egels en hagedissen. Ook eieren en bessen worden wel gegeten. Met een geschat aantal van 2000 dieren is de Iberische wolf gevoelig voor uitsterven. Op een soort wenspaal in een van de dorpjes kwam ik het briefje tegen dat je op de foto ziet.
Strekking van de tekst: "Voor een levende en beschermde wolf. Voor een wilde natuur." Ik sluit me daar helemaal bij aan. In het filmpje dus geen wolven, maar sfeervolle beelden van optrekkende mist, kleine dorpjes en herfst in Spanje. Wie weet komen we binnenkort nog eens een wolf tegen in Nederland. Op de Veluwe of zo :).


Emailabonnees kunnen het filmpje bekijken via de link 'filmpje' in dit blog of op de blogtitel klikken om naar mijn blog te gaan. 

woensdag 22 november 2017

Over Spaanse konijnen en een lynx


(c) Programa de Conservación Ex-situ del Lince Ibérico www.lynxexsitu.es

Zoals ik al vertelde in mijn vorige blog hebben we eind oktober een reis gemaakt naar Spanje. Het zien van wolven en lynxen was ons voornaamste doel. Wat de lynx betreft is dat, na enkele dagen turen door verrekijker en telescoop, gelukt. En dat was vooral te danken aan onze voortreffelijke gids die de lynx opmerkte in de uitgestrekte vallei. De Iberische lynx (ook wel Pardellynx genoemd) is een van de zeldzaamste katachtigen. Van 5000 lynxen in de jaren 60 is het aantal gedaald naar ongeveer 400 dieren. Deze soort kwam oorspronkelijk voor op het hele Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) en het zuiden van Frankrijk. Tegenwoordig zijn er nog maar enkele geïsoleerde gebieden in Spanje waar je deze mooie kat kunt aantreffen, zie het kaartje.
In het kustgebied Cota Doñana zijn er nog 176 dieren geteld en in het binnenland, de Sierra Morena bij Andùjar (het gebied waar wij waren), lopen er nog 76 wilde lynxen rond. De resterende 150 zijn nieuw uitgezette dieren in diverse gebieden. Een kleine 100 Iberische lynxen leven in gevangenschap in zogenaamde 'breeding centres'. De helft hiervan wordt gebruikt voor herintroducties op het schiereiland. Het feit dat deze dieren juist op het Iberisch schiereiland voorkomen heeft te maken met hun voornaamste prooi: hun voedsel bestaat voor 90% uit konijnen. Daarnaast eten ze ook wel eens een moeflonjong, hertenkalf of vogel. Maar konijnen vormen het stapelvoedsel. Ongeveer een miljoen jaar geleden leefden konijnen in heel Europa maar met de komst van de ijstijden moesten de konijnen zich terugtrekken naar warmere oorden, simpelweg omdat ze in de bevroren grond geen holen konden graven. Na de ijstijden waren de konijnen alleen nog te vinden op het Iberisch schiereiland (en een stukje Zuid-Frankrijk). Waarschijnlijk heeft Spanje zelfs zijn naam te danken aan deze konijnen. Toen in 1100 v. Chr. de Feniciërs het Iberisch schiereiland bereikten, troffen ze daar enorme aantallen konijnen aan. In hun ogen leken ze op de klipdas, een Afrikaans dier dat wel wat wegheeft van een konijn met korte oren (maar feitelijk familie is van de olifant). De onbekende konijnen kregen de naam safan, dat klipdas betekent. Het land waar al die konijnen rondliepen noemden de Feniciërs I-shephan-im, 'land van de klipdassen'. Toen de Romeinen eeuwen later arriveerden verbasterden zij deze naam tot Hispania, ofwel España, Spanje. De Romeinen hebben de konijnen vervolgens actief verspreid over hun rijk. Een konijn zal uit zichzelf niet ver reizen, ze blijven binnen een straal van 1 km van hun hol gedurende hun hele leven.
(c) Programa de Conservación Ex-situ del Lince Ibérico
Het lot van de Iberische lynx (die iets kleiner is dan de Europese lynx en wat meer vlekken op zijn vacht heeft) is nog steeds verbonden met dat van de konijnen. De enorme achteruitgang van de konijnenstand door ziektes zoals myxomatose (een pokkenvirus) leidde tot voedselgebrek voor de lynxen. Ook het leefgebied van de lynx, mediterraan bos en struiken in droog rotsachtig gebied, wordt steeds verder aangetast. Het was dus heel speciaal om dit zeldzame dier in het wild te kunnen zien. In mijn filmpje zie je een impressie van het leefgebied van de lynx, en natuurlijk ook de lynx zelf. Hij markeert zijn territorium met poep en neemt daarna een rustpauze, zodat wij hem door verrekijker en telescoop goed konden bekijken en ook gelegenheid hadden om het jonge mannetje te filmen.


E-mail-abonnees die het filmpje niet in het mailbericht zien, kunnen op de link 'filmpje' in de tekst klikken of op de titel van dit blog

dinsdag 7 november 2017

Wilde kat in beeld

Sommige huiskatten worden aan hun lot overgelaten en verwilderen dan. Dat maakt ze echter nog geen wilde katten, want dat is een aparte soort. De verschillen zijn op bijgaand plaatje van ARK Natuurontwikkeling te zien. Kenmerkend voor de wilde kat is de dikke geringde staart met een zwarte punt en de rugstreep die eindigt bij de stuit. Bovendien hebben wilde katten een vleeskleurig neusje. Overdag zoekt de wilde kat de beschutting van een bos op, waar voldoende plekjes om te schuilen en te rusten zijn onder struiken, in dassenburchten of holle bomen .
Foto: Luc Viatour
Jagen doet de wilde kat in ruige grasvlaktes en bosranden, waar hij veel muizen kan vinden, want dat is het belangrijkste voedsel. Daarnaast staan ook andere kleine dieren op het menu, zoals spitsmuizen, vogels, insecten, amfibieën en zelfs vissen. Hoewel de wilde kat al lang vòòr de huiskat in Nederland leefde, was de soort lange tijd verdwenen uit ons land. In 2002 werd de eerste wilde kat weer aangetroffen, helaas een verkeersslachtoffer. Sinds 2014 zijn in het zuidelijke puntje van Limburg meerdere waarnemingen gedaan en afgelopen zomer legde een wildcamera een kat met vijf kittens vast. De beelden daarvan kun je via deze link bekijken. De verwachting is dat de wilde kat zich vanuit Zuid-Limburg verder gaat verspreiden, onder andere naar het Belgisch/Nederlandse natuurgebied Kempen-Broek. Onlangs waren we een week in Spanje, met als doel wolven (niet gelukt) en lynxen (wel gelukt) te spotten. Een mooie bijvangst waren twee wilde katten die aan het jagen waren. In Nederland is het vrijwel onmogelijk wilde katten overdag te zien. Je kunt de Spaanse wilde katten (dezelfde soort Europese wilde kat die ook in Nederland voorkomt) in onderstaand filmpje bekijken. Vooral bij het tweede, dikkere, exemplaar zijn de typische kenmerken goed te zien. Over de rest van onze Spaanse reis kunt je nog meerdere filmpjes tegemoet zien.


Via deze link kun je lezen hoe je een gratis app kunt downloaden om roofdieren (zoals de wilde kat) en hun sporen te herkennen. 

vrijdag 27 oktober 2017

Sociaal fourageren en de goudplevier



Goudplevier in zomerkleed door Dagur Brynjólfsson from Hafnarfjordur, Iceland
J.C. Bloem schreef op 28 oktober 1945 het gedicht 'De Dapperstraat'. De eerste regels van dit gedicht heeft iedereen vast wel eens gehoord of gelezen:
Natuur is voor tevredenen of legen,
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Wat natuur betreft schaal ik mij maar onder de 'tevredenen'. Bloem hield meer van de stad, getuige de tekst:
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen
Afijn, zelfs in 1945 werd dus al betoogd dat we te weinig natuur hebben in dit land. In oppervlakte klopt dat zeker. Volgens het CBS bestaat 14% van Nederland uit bos en open natuurlijk terrein. Omdat we heel veel verschillende biotopen (leefgebieden) hebben zoals bos, hei, duin en moeras, zee, rivier, meer en ven, is de diversiteit in Nederland echter relatief groot gezien ons kleine landoppervlak. In de praktijk zijn er dus vele kleine natuurgebiedjes die vaak ingeklemd zitten tussen steden, wegen en agrarische gebieden. De Wilck, bij Hazerswoude in Zuid-Holland is zo'n gebiedje. Nauwelijks 120 ha groot en van alle kanten 'ingebouwd'. Toch is het een toevluchtsoord voor veel vogels, bijvoorbeeld overwinterende kleine zwanen, smienten, kieviten en goudplevieren. Om de dieren rust te gunnen, is het gebied beperkt toegankelijk. We struinden afgelopen maandag over het natuurpad en zagen massa's vogels op de wieken gaan; er was vast een slechtvalk in de lucht. De onrust was groot. Voor ons een gelukje, want hierdoor daalden de goudplevieren neer op een ander weiland, dat beter licht wierp op hun goudbeige winterkleed (ze missen dan de kenmerkende zwarte borst die ze in de zomer hebben, zie foto bij dit blog). Ongeveer 1200 van deze vogels waren er afgelopen week geteld. Ze hokten lekker bij elkaar, in een stukje gras vlak bij een woning. Als er veel voedsel beschikbaar is, is het wel zo handig om met een groep te eten. Er zijn meer ogen die kunnen letten op een aanvaller bijvoorbeeld. Soms helpen vogelsoorten elkaar ook op een andere manier. Knobbelzwanen zijn slordige eters. Een deel van de waterplanten die ze opduiken drijft weg, eenden en meerkoeten profiteren daarvan en eten de restjes. Omdat ze 'in de kost' zijn bij die zwanen noemen we dat 'commensaal fourageren'. Goudplevieren en bonte strandlopers hebben in hun broedgebied in het noorden van Europa ook een samenwerking. De bonte strandloper heeft zijn kop voortdurend naar de grond gericht, als een naaimachine pikt hij continue in de bodem om voedsel te zoeken. De goudplevier staat veel rechter op en pikt af en toe snel iets op om vervolgens weer rond te kijken. De goudplevier staat dus op de uitkijk voor de bonte strandloper, die om deze reden wel de plevierpage of plevierslaaf wordt genoemd. Als er gevaar dreigt, vliegen ze tegelijk op en zetten hun samenwerking elders voort. Goudplevieren maken op hun beurt gebruik van kieviten. Kieviten eten regenwormen en zijn te vinden op plekken waar die ruim voorhanden zijn. Goudplevieren gebruiken de kieviten als wegwijzer, zodat ze die plekjes zelf niet hoeven te zoeken. Die groepen trekken dan weer de aandacht van kokmeeuwen, die een hapje proberen te stelen. Zo vullen ze hun maag met nòg minder moeite. Dat verschijnsel wordt kleptoparasitisme genoemd. In het filmpje zie je behalve de goudplevieren ook een biddend valkje, een ooievaar, wulpen en duizenden andere vogels. De beelden zijn gemaakt in De Wilck en een paar omringende gebieden.



zaterdag 21 oktober 2017

De schoenveters van de honingzwam

Links schubbige bundelzwam, rechts honingzwam
Zwammen vermeerderen zich door te gaan 'bloeien' met paddenstoelen en zo hun sporen te verspreiden. Honingzwammen hebben echter nog een andere manier om zich te verspreiden, namelijk via rhizomorfen. Dit zijn bundels draden van de zwamvlok die met een zwart melaninelaagje zijn omhuld. Het pigment melanine beschermt ze tegen inwerking van zuren. Omdat die zwarte draden wel iets hebben van schoenveters, spreekt men in het Engels wel van een shoestring fungus (schoenveterzwam). Die rhizomorfen kunnen groeihormonen van beschadigde boomwortels op een afstand ontdekken en groeien er dan naar toe. Dat gaat met een snelheid van een meter per jaar. Ze dringen tussen de bast en het kernhout van de stam in het zogenaamde cambium. Dit is het levende weefsel van de boom waardoor het transport van water en voedingstoffen plaatsvindt. Hier breidt de zwam zich langzaam uit en doodt het levende weefsel. De boom redt het dan niet. Achter de schors van zo'n dode boom kun je het uitgebreide netwerk van rhizomorfen nog zien, zoals in het filmpje dat ik maakte op landgoed Huys te Warmont, dat bekend staat om de vele paddenstoelen die er te vinden zijn. Levende rhizomorfen lichten trouwens op in het donker. Tijdens de Eerste Wereldoorlog droegen soldaten stukjes hout met rhizomorfen op hun helm, zodat ze in het donker niet tegen elkaar liepen. Tenslotte helpen rhizomorfen om de zwamvlok zo groot mogelijk te maken. Een Sombere honingzwam die in de Amerikaanse staat Oregon groeit, is naar schatting 2400 jaar oud en heeft een ondergronds mycelium (zwamvlok) met een omvang van 890 hectare. Dat maakt deze schimmel het grootste levende wezen ter wereld.


dinsdag 17 oktober 2017

Populieren en abelen

Hoe en waarom de boombladeren in de herfst verkleuren heb ik vorig jaar al eens uitgelegd in mijn blogje 'kleur bekennen'. Dit jaar filmde ik de verkleurende bomen in Limburg, waar witte abelen en Canadese populieren mij inspireerden tot het thema zilver en goud. Abelen hebben we in twee soorten: de grauwe en de witte. De witte abeel is niet inheems maar komt uit Midden en Zuid-Europa. Hij is in Nederland echter veel aangeplant in openbaar groen en zaait zich makkelijk uit, waardoor je hem op veel plaatsen tegenkomt. De bladeren zijn groen van boven, de onderkant is wit en viltig en ook de jonge twijgen zijn wit behaard. Zo komt deze boom aan zijn naam. De haartjes op de bladeren beschermen de huidmondjes (waardoor de boom 'ademt') tegen verstopping door stof en rookdeeltjes. Deze boom doet het daarom ook prima in de stad en langs wegen. Het blad van de grauwe abeel is veel ronder dan dat van de witte abeel (die je in de film ziet). Mede hierdoor twijfelen deskundigen of het een aparte soort is, of dat het een kruising is tussen de witte abeel en de ratelpopulier. Die laatste heeft een vergelijkbare bladvorm, maar het blad is helder glanzend en niet behaard. De haartjes van de grauwe abeel zijn minder licht dan die van de witte abeel (eerder grijzig, vandaar de naam 'grauw'). Veel van de in ons land voorkomende populieren zijn een kruising tussen de zwarte populier en de Amerikaanse populier. Deze Euro-Amerikaanse variant wordt in de volksmond meestal Canadese populier genoemd. De bladeren hebben een ruitachtge hartvorm. De stevige stammen buigen niet snel in de wind, vandaar dat je populieren ook vaak langs wegen tegenkomt waar ze als windsingel fungeren. Je herkent ook vast het geritsel van de blaadjes van populieren en abelen. Dat komt omdat ze een afgeplatte en buigzame bladsteel hebben, waardoor ze makkelijk in de rondte zwiepen en tegen elkaar botsen. Om die reden worden ze wel eens 'vrouwentongen' genoemd: ze staan nooit stil :).



maandag 9 oktober 2017

De bruidsgift van de struiksprinkhaan

Sommige insecten en vogels bieden hun potentiële partner een bruidsgift aan. Zo brengen visdiefjes een glinsterend visje mee om het vrouwtje te verleiden. In sommige gevallen is het niet alleen een lekker hapje, maar heeft de aanstaande vader nog een doel: de kwaliteit of kwantiteit van het nageslacht beïnvloeden. Sabelsprinkhaanmannen brengen een zogenaamde spermatofoor (spermapakketje) over op het vrouwtje. Dat bestaat uit een ampul met sperma en de spermatofylax, een geleiachtige massa die rijk is aan eiwit. Als het mannetje dit pakket bij de legboor van het vrouwtje heeft afgezet, steekt ze haar kop tussen de poten en eet ze de spermatofylax op. Terwijl ze aan het eten is, vindt de bevruchting plaats. Wanneer het mannetje royaal is met zijn bruidsgift, zal het vrouwtje langer bezig zijn met eten en worden er meer eitjes bevrucht. Het opeten van de spermatofylax kan wel drie kwartier duren. Als die op is, eet het vrouwtje de, inmiddels lege, ampul op. Als ze niks anders te eten heeft, begint ze daar te snel aan en gaat kostbare sperma verloren. Maar het verhaal heeft nog een vervolg. Sabelsprinkhaanmannetjes zijn vrij berekenend bij het produceren van die bruidsgiften. Als er veel vrouwtjes zijn, maken de mannetjes een 'geschenk' dat net groot genoeg is om het sperma succesvol over te brengen. Zo kunnen ze veel vrouwtjes bevruchten in relatief korte tijd met minder energie. Zijn de vrouwtjes schaars, dan wordt alles op alles gezet om die vrouwtjes te bevruchten en kunnen de pakketjes wel twee keer zo groot zijn. Op de braam in onze voortuin zag ik een struiksprinkhaan, die ook tot de familie van de sabelsprinkhanen behoort. Het was een vrouwtje, te herkennen aan de sikkelvormige legboor (nog net te zien op onderstaande foto) en de piepkleine vleugels.  
 
 

Natte tijden

Bron: KNMI
In ons land valt gemiddeld zo'n 800 mm neerslag (vooral regen) en volgens het KNMI valt die min of meer gelijkmatig verspreid over het jaar. Wel is het zo dat het aan de kust in het voorjaar droger is door de invloed van het koele zeewater. In het najaar is het omgekeerde het geval. In de zomer komen er in het (warmere) binnenland meer buien tot ontwikkeling. In de zomer en het najaar valt ook meer neerslag (lichtblauwe balken) in kortere tijd (donkerblauwe balken). Afgelopen september en de eerste week van oktober is er veel meer regen gevallen dan normaal, zoals onderstaande grafiekjes van het KNMI laten zien. In september regende het bijna 25 uur langer dan gemiddeld en viel er 40 mm meer regen ten opzichte van andere jaren. In de eerste week van oktober kregen we 49 mm te verstouwen van de 83 mm die er normaal in deze maand valt. Al met al was het een nat en donker weekend. Ik heb toch een beetje gefilmd, vanuit een grote schuilhut die woonkamer heet. Tortelduifjes en koolmezen trokken zich weinig aan van de regen, ze poetsten hun veren en vlogen af en aan naar het voerderhuisje met zonnebloempitten. Bekijk het resultaat in onderstaand filmpje.
Bron: KNMI

Bron: KNMI




dinsdag 3 oktober 2017

Egel: dubbele verdediging en toch weerloos

1700-1880 - Print - Iconographia Zoologica,
Special Collections University of Amsterdam
Tijdens het filmen van herfstkleuren in een stadspark, stuitte ik op een jong egeltje. Het beestje was niet verschrikt of bang en ging rustig door met voedsel zoeken. Hij (of zij) verdween in de bosjes en daar kon ik hem met de camera behoorlijk dicht naderen, zoals je in het filmpje kunt zien. Egels hebben meer dan 6000 stekels (sommige bronnen spreken zelfs van 8000 stekels) en kunnen zich tot een stekelbol oprollen om aanvallers af te weren. Maar dat blijkt niet de enige verdediging te zijn. Een onderzoek heeft aangetoond dat egels paddengif gebruiken om hun stekelige aanval extra kracht bij te zetten. Egels bijten padden en kauwen op de met gif gevulde klieren uit de kop van padden. In hun bek ontstaat dan schuim, een mengsel van paddengif en egelspeeksel. Met hun tong smeren ze dat goedje over hun stekels. De egels kunnen de padden, ontdaan van het potentieel dodelijke gif, daarna gewoon opeten. Proeven op vrijwilligers hebben aangetoond dat een prik van een met gif ingesmeerde stekel aanzienlijk meer last oplevert (pijn en een branderig gevoel) dan aanraking met een 'gewone' stekel. De pijn hield wel een uur aan. En toen ze een week later het experiment herhaalden bleken de eerder ingesmeerde stekels nog steeds hetzelfde effect te hebben. Een langwerkende verdediging dus. Zo'n verdediging mag dan tegen biologische vijanden effect hebben, tegen autobanden werkt het helaas niet.
Twee dagen na het filmen van het kleine egeltje, lag er op straat bij het park een grotere egel die verkeersslachtoffer was geworden. Dat lot treft, volgens de zoogdiervereniging, jaarlijks tussen de 100.000 en 300.000 egels. Hopelijk gebeurt dat niet met 'mijn' kleine egeltje en kan hij deze maand flink opvetten om aan zijn winterslaap te beginnen. Meer informatie over de egel vind je op de site van de zoogdiervereniging. Zij vragen ook om alle egelwaarnemingen (dood of levend) door te geven. Waar je dat kunt doen, kun je ook op bovengenoemde site vinden.




Paddenstoel in de Champions League




Een paddenstoel is het vruchtlichaam van een schimmel, het deel dat paddenstoel wordt genoemd is het bovengrondse en meest zichtbare deel. Het geheel, de wortels en het bovengrondse deel, wordt zwam genoemd. Het vruchtlichaam (paddenstoel) is belangrijk voor de zwam omdat deze zorgt voor voortplanting met sporen, die meestal door de wind worden verspreid. Reuzenbovisten spelen wat dat betreft in de Champions League. Deze paddenstoelen bereiken makkelijk de omvang van een voetbal of meer – tot wel 80 centimeter doorsnede. De Latijnse naam verwijst naar het enorme formaat: Calvatia gigantea. In Canada werd vorig jaar een reuzenbovist gevonden van meer dan 20 kilo!

Omdat de sporen in de bal zitten is dit een zogenaamde buikzwam. Als de sporen rijp zijn is de witte bal verdroogd tot een bruin en licht geval, dat door de wind makkelijk ‘aan de rol’ gebracht wordt. Zo worden miljarden sporen verspreid uit het sponsachtige binnenste. Voor het zover is, heeft de baldadige jeugd er al vaak ‘een balletje mee getrapt’, want de bovisten zitten maar met enkele myceliumdraadjes aan de grond vast. Naast exemplaren waar toekomstige Messi’s mee geoefend hadden vonden ook nog wat complete(re) exemplaren, waar alleen de slakken een beetje van gegeten hadden. In jonge (witte vorm) is de paddenstoel in principe eetbaar, maar omdat deze makkelijk zware metalen opslaat in het vruchtlichaam is dat niet aan te raden. En de sporen zijn zo minuscuul dat ze zich makkelijk in de longen opstapelen. Dus ga niet voetballen met een bruin exemplaar....


zaterdag 30 september 2017

Steeds meer krakeenden

Foto van Wikimedia


Zo'n vijftien jaar geleden waren we ergens in Zuid-Holland op pad. In een slootje tussen de weilanden zagen we ver weg een paartje krakeenden. Wauw: eerste waarneming! De kleine en schuwe eendjes schoven gauw tussen de oeverbegroeiing. Het was te laat om de telescoop op te zetten. Jammer, want krakeendjes zien er misschien wat egaal bruinig uit, maar als je de details van het verenkleed bekijkt zie je dat ze een heel subtiel patroon hebben. De mannetjes hebben een zwart achterlijf met daarboven een witte 'spiegel' (vlek), die trouwens op bovenstaande foto verborgen is onder andere veren. Aan de vrouwtjes kun je goed zien dat ze nauw verwant zijn aan de wilde eend. De afgelopen jaren zag ik de krakeendjes steeds vaker. Ze rukten op naar het stedelijk gebied en werden minder schuw. Grappig genoeg schijnen ze voorkeur te hebben of krijgen voor water waar mensen 'iets' aan hebben veranderd, bijvoorbeeld als er een dam of talud is gebouwd. Mogelijk vinden ze daar algen en wieren op. Ze houden van langzaam stromend zoet water en een goed begroeide oever. Nu zijn ze al een paar jaar ingeburgerd langs de Kromme Aar, een veenriviertje dat aan deze eisen voldoet. Het aantal Nederlandse broedparen wordt geschat op 15.000-20.000. In de trektijd kunnen er meer dan 75.000 krakeendjes passeren. De grootste trefkans heb je in de West-Nederlandse polders. Maar ook bijvoorbeeld in het Haringvliet waar meer dan 10.000 krakeenden verblijven. Het hoeven echter niet altijd grote aantallen te zijn voor een mooie waarneming. Op een prachtige septemberochtend piepte de zon achter de nevel vandaan en belichtte een paartje krakeenden, die ook nog eens weerspiegelden in het water. Bekijk ze in dit filmpje.



dinsdag 26 september 2017

Pionierende libellen

Je zag ze de afgelopen weken regelmatig opduiken in mijn (tuin)filmpjes, en hopelijk zelf ook in de natuur: heidelibellen. Van de heidelibellen zijn er verschillende soorten: de bloedrode (te herkennen aan de volledig zwarte poten), de steenrode (te herkennen aan de hangsnor: een zwarte lijn die langs de neus omlaag loopt) en de bruinrode, die de hangsnor mist en waarbij de legschede op het achterlijf minder verticaal naar beneden loopt dan bij de steenrode. Beide laatstgenoemde soorten hebben gele strepen op de zwarte poten. Afijn, een heel gedoe om ze uit elkaar te houden, want dat 'rode' uit hun naam is bij jonge exemplaren en vrouwtjes niet van toepassing. Afgelopen weekend was het zonnig weer en tijdens een struinrondje door de Amsterdamse Waterleidingduinen kwam ik de bruinrode heidelibellen weer volop tegen. Ze waren bezig met het zorgen voor nageslacht. In tandem of paringswiel zoefden ze door de lucht. Om de bevruchte eitjes vervolgens af te zetten moet de legschede contact maken met water. Bij deze actie houdt het mannetje het vrouwtje stevig vast. Is het liefde? Bescherming? Het is waarschijnlijk vooral controle, om te voorkomen dat ze stiekem met een concurrent paart. Mannetjes hebben namelijk een speciale borstel waarmee ze eventuele sperma van hun voorganger uit het lijf van het vrouwtje verwijderen. Dus als het vrouwtje bezwijkt voor de verleiding van een ander mannetje is er voor de eerdere kandidaat weinig kans op nageslacht. De bruinrode heidelibel is de eerste die pas gegraven poelen koloniseert. Kleine ondiepe en later opdrogende poelen zijn heel belangrijk voor hun voortplanting. Dat is precies waar ik de bruinrode heidelibellen hun eitjes zag afzetten. Soms tussen wat plantjes en soms ook in het ondiepe open water. Het poeltje was populair, meerdere stelletjes vlogen er rond. Twaalf mannetjes per 100 meter is zo'n beetje het maximale aantal binnen een territorium. De eitjes overwinteren en als het water in de lente opwarmt komen ze binnen drie tot zes weken uit (afhankelijk van de temperatuur). Inmiddels hebben de muggen hun eitjes ook in dergelijke poeltjes gelegd en de daaruit gekomen larven dienen als voedsel voor de libellen. Vanaf juli zijn de meeste volwassen exemplaren dan te bewonderen, die maximaal vier maanden rondvliegen.
Het afzetten van de eitjes gebeurt in een razend tempo en ze zijn er maximaal een kwartier mee bezig. Ik probeerde het in slow motion te filmen. Toen ik het statief installeerde vlogen ze een eindje verderop maar langzaam kwamen ze weer naar me toe. Ze waren net op een mooie afstand toen een vader met twee zoontjes passeerde. 'Mogen we in het water springen?, vroeg de grootste van de twee. Oei, daar ging mijn geduldig opgebouwde 'setting'. "Nee", zei de vader resoluut, ik heb geen reservekleren bij me...' Pffff, gered. De jongen probeerde nog met een stok in het water te roeren, maar de vader trok hem weg: '....en bovendien staat die mevrouw te fotograferen'. Vele pogingen verder had ik enkele bruikbare opnamen, die je kunt zien in dit filmpje samen met andere waarnemingen langs het Noordoosterkanaal.



vrijdag 22 september 2017

Spreeuwen aan het lijntje

Spreeuwen hebben bij mij een streepje voor: een prachtig verenpak, een tikje brutaal en afwisselende zang. Ik kan er niet genoeg van krijgen. Dat hoeft ook niet,want soms verschijnen ze bij duizenden in dansende wolken. In de herfst is het aantal spreeuwen in ons land het grootst. Allereerst zijn er natuurlijk alle jonge spreeuwen bij gekomen, het resultaat van vele spreeuwennestjes. Deze spreeuwen zijn nu in de overgang van het grijsbruine verenkleed naar het gestippelde zwarte pak. De koppen zijn nog egaal gekleurd uit hun jeugdtenue. Ook stromen spreeuwen uit andere landen toe. Vogels die gebroed hebben in de Alpen (waar nu weinig meer te eten valt) weten dat er in Nederland in deze tijd veel fruit te vinden is. Ze komen graag naar deze gedekte tafel. Ook spreeuwen die gebroed hebben in het noorden en oosten van Europa: Scandinavië, Rusland, de Baltische Staten en Polen stromen toe. Geschat wordt dat er rond deze tijd zo'n twee miljoen spreeuwen in ons land vertoeven (in de jaren zeventig waren dat er trouwens nog zo'n 10 miljoen). Een deel trekt verder naar Engeland. Daar overwinteren ook veel spreeuwen die de zomer in Nederland hebben doorgebracht. Feitelijk schuiven alle spreeuwen een stukje op voor de winter. Grappig genoeg is het dan wel 'soort zoekt soort', want de Limburgse en Brabantse spreeuwen verkiezen de Britse zuidkust. De spreeuwen van onze Waddeneilanden trekken naar de Engelse Midlands en Noorse spreeuwen zitten 's winters in Schotland. Tijdens een wandeling in het Zaans Rietveld, een plas/drasgebied aan de rand van Alphen aan den Rijn zagen we duizenden spreeuwen die een plekje zochten op de bovenleidingen van de trein. Elke 10 minuten kwam er een trein langs en moesten de spreeuwen plaats maken. Telkens keerden ze terug en begon het gevecht om een plaatsje op de bovenste draad opnieuw. Zelfs de aanwezigheid van een torenvalkje kon hun niet deren; ze waren immers met zovelen...We liepen er in het staartje van een fikse regenbui, in het filmpje kun je daarom niet alleen genieten van het spreeuwenschouwspel, maar ook van de prachtige wolkenluchten.




Enkele jaren geleden brachten spreeuwen de nacht door in de rietvelden bij Leimuiden. Daar filmde ik toen vlak voor de nacht viel. Groepjes spreeuwen komen uit alle richtingen om hier samen te zwermen en te slapen; de zogenaamde slaaptrek. De grootste zwermen zijn waargenomen boven Rome waar 5 miljoen spreeuwen samenkwamen. Bij een meer in Tunesië werden ooit zelfs tegen de 10 miljoen spreeuwen per avond gezien. 's Avonds zag het er zwart van de spreeuwen en overdag wit van de spreeuwenpoep :).

donderdag 14 september 2017

Kleur en Zwart Wit



Kleur heeft in de natuur een speciale functie: partners herkennen elkaar aan kleur en mannetjes laten met stralende kleuren zien dat zij fit genoeg zijn om voor prima nageslacht te zorgen. Sommige dieren gebruiken (schut)kleur om niet op te vallen of om zich anders voor te doen dan ze zijn: ze bootsen de kleuren en vormen na van gevaarlijke of giftige dieren in de hoop dat ze door roofdieren dan overgeslagen worden. Planten gebruiken kleur om bestuivers te lokken. De manier waarop mensen en dieren kleuren en vormen zien is echter niet hetzelfde. Van sommige dieren, bijvoorbeeld een aantal zoogdieren, wordt aangenomen dat ze alleen zwart/wit en grijstinten zien. Vogels kunnen kleuren goed onderscheiden (vooral het rood van de bessen die ze graag eten), maar zien vormen weer totaal anders dan wij. Hun hersenen werken op een andere manier. Philip Howse van de Southampton University heeft dit soort zaken zijn leven lang bestudeerd. Het lijkt erop dat vogels veel schematischer en fragmentarischer naar de wereld kijken dan mensen. Zij zien kenmerkende details maar hebben moeite met het totaalplaatje. Dat verklaart waarom vogels door eenvoudige details of kleurvlekken kunnen worden misleid. Wanneer we de kleine vos niet als totaalvlinder bekijken maar als losse fragmenten, dan kun je zien dat ze vogels in de war kunnen brengen met delen van hun lichaam: die lijken op andere dieren waar de vogel niet zo happig op is. Bekijk onderstaande foto maar eens.




In het kader van dit thema deze keer twee filmpjes: een met uitbundige kleuren, gefilmd in mijn tuin. En eentje in zwart wit, gefilmd bij de Kromme Aar in Alphen aan den Rijn. (Email-abonnees kunnen op de links klikken om de filmpjes te zien).



vrijdag 8 september 2017

Elanden in aantocht?

Jaren geleden brachten we een vakantie door in Zweden. Het was in de eerste helft van september en we merkten dat het toeristenseizoen in Zweden dan behoorlijk voorbij is. We hadden het hotel bijna voor ons zelf. Musea waren gesloten, in één werd er nog vergaderd en waren ze bereid voor ons het licht aan te doen zodat we nog een rondje langs de tentoongestelde zaken konden maken. De muggen hielden zich koest (wat tijdens het wandelen wel een positief punt was), en dat gold ook voor andere dieren. De man van de elandsafari keek bedenkelijk toen we bij hem een excursie wilden boeken. We zijn de hele avond in zijn rangerover op pad geweest. We zagen elandprenten en uitwerpselen, een (zeldzame) Auerhaan, maar geen eland. Als troost kregen we na afloop...... een elandsalami mee!
Dichter bij een eland zijn we die vakantie niet gekomen, hoewel de verkeersborden onderweg waarschuwden voor dit overstekend wild. In mijn Noorwegenfilm kon je zien dat we ze daar wel gespot hebben. Het zijn de grootste nog levende hertachtigen. De mannetjes kunnen een lengte bereiken van bijna drie meter en een schofthoogte van meer dan twee meter. Vrouwtjes zijn wat kleiner en bereiken een schofthoogte van maximaal 1 meter 70. De mannetjes hebben een schoffelvormig gewei. Die zijn we in de schemering tegengekomen, toen het te donker was om te fotograferen of filmen, maar je kunt het zien op het verkeersbord. Dat gewei kan uitgroeien tot een imposante spanwijdte van 2 meter. Een eland eet scheuten, twijgen en schors van bomen. In de zomer kruiden en bladeren (zoals op de foto en in de film te zien is) en ook waterplanten. Zijn eetgedrag is reden om te onderzoeken of de eland in Nederland weer geïntroduceerd kan worden.
Verspreiding van de eland
User:Jrockley - Updated May 2013

Elanden komen nu voor in een noordelijke range van Alaska naar Scandinavië en Siberië. Maar tot in de elfde eeuw liep de eland nog door de Nederlandse moerassen. Dat blijkt niet alleen uit historische vondsten maar bijvoorbeeld ook uit een Drentse jachtvergunning uit 1025. In de Nederlandse Biesbosch zou de eland als grote grazer ingezet kunnen worden. In natte moerassen (die vroeger de helft van Nederland innamen) is het de enige grote planteneter die daar zijn voedsel zoekt. De eland houdt met zijn selectieve eetgedrag de moerassen open en voorkomt dat de bossen te veel oprukken. Hij eet de zachte boomsoorten zoals wilg, berk en populier en ontziet hardhout waardoor er meer variatie in de begroeiing ontstaat. Zo helpen ze bosranden te creëren met rijke vegetatie, waar vogels, kleinere zoogdieren en insecten van profiteren. Meer informatie over dit onderzoek naar een mogelijke introductie van de eland kun je vinden in het rapport van Ark Natuurontwikkeling. Op dit moment kun je elanden in Nederland zien in Natuurpark Lelystad. Maar wie weet, kom je hun sporen in de toekomst op meer plaatsen tegen.



De Groene Jonker ontwaakt

De Groene Jonker is een plas- en moerasgebied bij Nieuwkoop: nieuwe natuur met een natuurlijk waterpeil waar ooit agrarisch land was. In deze tijd van het jaar vinden ganzen er rust en veiligheid gedurende de nacht. In de komende maanden zullen veel trekvogels het gebied bezoeken om even bij te tanken. Ik had me al een tijdje voorgenomen om dit gebied eens te bezoeken als er kans was op een mooie septemberochtendnevel. Afgelopen weekend zag ik op de weerapp dat de omstandigheden zondagochtend goed zouden zijn: een heldere koude nacht zou gevolgd worden door een heldere ochtend. Vorig jaar heb ik in dit blogje al eens uitgelegd hoe die nevel ontstaat. Het vroege opstaan loonde, zoals je in de film kunt zien!


Email-abonnees die het filmpje niet in het emailbericht zien, kunnen op de link 'filmpje' in de tekst klikken of op de titel van dit blog


zaterdag 2 september 2017

Drieteenmeeuwen: krijsen op een richel

De drieteenmeeuw met zijn zwarte pootjes zullen we in Nederland niet snel spotten tussen de kokmeeuwen, stormmeeuwen en zilvermeeuwen. De reden is eenvoudig: ze verblijven het grootste deel van het jaar op de noordelijke oceanen en komen niet aan land. En broeden doen ze op steile rotskliffen, ook niet echt voorhanden in Nederland :). In de trektijd kunnen we de drieteenmeeuwen wel zien als ze langs de kust ons land passeren. Sinds 1972 bestaat er een Club van Zeetrekwaarnemers, die vanaf een duin urenlang over zee turen, vaak bij stormachtig weer. Zo'n 10 jaar geleden kregen ze daarbij enorme aantallen drieteenmeeuwen in het vizier. Ze zagen ruim 150.000 exemplaren langs vliegen, gemiddeld bijna honderd per uur, terwijl dat in de jaren daarvoor nog geen 25 drieteenmeeuwen per uur was. Een enkele vogel waagde zich in het binnenland, waardoor er ook waarnemingen waren in Zuid-Holland en bij het IJsselmeer. De komende tijd kun je dus op pad gaan als je deze vogels wilt zien, de grootste aantallen worden in de maand november gespot. Zoals gezegd broeden ze op steile rotswanden, aan de kusten in het noorden van Europa. In Noorwegen hebben ze nieuwe mogelijkheden ontdekt en vinden ze ook broedplaatsen op smalle richels van huizen. In mijn Noorwegenfilm zie je ze op verschillende momenten opduiken. Behalve aan hun donkere pootjes herken je ze aan hun lawaai: je hoort vrijwel continue het krijsende 'kittie wa-aake' waar ze hun Engelse naam Kittiwake aan te danken hebben. We logeerden in het plaatsje Andenes waar de drieteenmeeuwen dag en nacht luid en duidelijk aanwezig waren. Toen ik weer thuis was vond ik het gewoon stil! Ze broeden in groepen en bouwen - als enige meeuwensoort - op  rotsrichels nestjes van zeewier, mossen, planten, veren, zeepokken en modder. Dat doen man en vrouw samen. Uit de twee eieren komen witte kuikens, opvallend genoeg hebben ze geen schutkleur zoals bijvoorbeeld de zilvermeeuwenkuikens die lichtbruin gespikkeld zijn en daardoor minder opvallen in het nest.
Maar zilvermeeuwen zijn grondbroeders en de drieteenmeeuwen vertrouwen op hun moeilijk bereikbare nestplek voor de veiligheid van hun jongen. Die weten trouwens instinctief dat ze zich koest moeten houden om niet naar beneden te storten van de klif. Hun ontlasting mikken ze, achteruit staand, over de rand van het nest, waardoor de rotsen eronder behoorlijk wit kleuren. Jonge drieteentjes zijn te herkennen aan de zwarte ring rond hun nek. Op de foto bij het huis zie je er eentje aan de linkerkant, naast de onfortuinlijke dode vogel die in het touw verstrikt lijkt te zijn geraakt. Drieteenmeeuwen voeden zich met vis en ongewervelden die ze uit zee oppikken. Ze jagen in groepen, op het water drijvend pikken ze hun prooien op en soms maken ze een ondiepe duik.
Foto: Andy de Bruin
 

Dicht bij huis: kruisspinnen

Ook dicht bij huis is er in deze tijd weer van alles te zien. De warme dagen aan het begin van deze week lokten veel insecten naar de bloemen in onze tuin. Allerlei soorten zweefvliegen verzamelden nectar en stuifmeel, in een rap tempo nu het nog kan. Enkele mannetjes waren geïnteresseerd in de vrouwtjes op de Japanse anemoon en bleven er boven vliegen terwijl de vrouwtjes aten. Zodra het vrouwtje bereid is om te paren, zijn ze meteen ter plekke! Heidelibellen jagen vanuit een vast punt en vliegen op als er wat interessants te vangen is. Al 'kauwend' keren ze naar hun plekje terug. Soms lijken ze te lachen naar de camera met hun witte kaken :). Opvallend gedragen de kruisspinnen zich in deze tijd van het jaar. Ze waren er al de hele tijd, maar nu worden ze zichtbaarder. Veel in het voorjaar uitgekomen spinnen zijn al ten prooi gevallen aan de vogels en andere dieren op zoek naar een eiwitrijk hapje. Maar de overlevers hebben nu een behoorlijk formaat en ze spannen hun webben op zichtbare plaatsen. Bij voorkeur dwars over een pad waar je elke dag over heen moet.
Met een beetje spijt voor hun werk maak ik het meestal aan één draad los en drapeer het een beetje over de struiken. Nu las ik trouwens dat ze sowieso elke dag een nieuw web moeten spinnen omdat het slijt door wind en het geworstel van prooien. De prooi van de laatste spin in het filmpje beweegt nog een beetje terwijl deze al helemaal ingesponnen is. De kruisspinnen maken hun wielweb in een minuut of twintig en dat is eigenlijk razendsnel. Ik ga kijken of ik dat proces kan filmen. Als dat lukt dan zie je dat zeker terug in een blog.


Voor (nieuwe) e-mailabonnees: als het filmpje niet te zien is in het bericht, kun je op de titel van het blog, de tekst 'natuurnotities' of op de link 'filmpje' klikken in dit bericht. Je gaat dan naar mijn blog of rechtstreeks naar mijn YouTubekanaal.